Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Achtergrond

Vrouwen met een missie

Het is een bijzonder duo: Eva Weyl (85), overlevende van Westerbork, en Anke Winter (54), kleindochter van de beruchte kampcommandant Alfred Gemmeker. Samen bezoeken ze in Duitsland scholen om aan jongeren hun boodschap uit te dragen: voel je niet schuldig, maar leer van het verleden.

Corrie Verkerk 05 mei 2021, 12:30
Vrouwen met een missie

Een paar jaar na de oorlog, in 1950, ging Eva Weyl voor het eerst op vakantie bij haar grootvader in Duitsland. Ze was vijftien en ontmoette er Fritz, een jongen uit de buurt op wie ze stapelverliefd werd. “Tot mijn opa zich bij me riep en zei: ‘Met die Fritz mag je niet meer omgaan’.” Zijn ouders bleken felle nazi’s te zijn geweest. Maar Eva was niet van plan haar gekoesterde vriendschap op te geven. ‘Daar kan Fritz toch niets aan doen?’, reageerde ze. Een ‘klein’ verhaal dat, in een notendop, exact weergeeft hoe ze altijd in het leven is blijven staan: “Je mag de kinderen en latere generaties nooit de schuld van de (groot)ouders laten dragen.”

Het meisje van toen is inmiddels 85. Een vrouw met een missie. Op middelbare en, soms, lagere scholen geeft ze lezingen waarin ze haar verhaal deelt met een jongere generatie. Over hoe ze als meisje van zes – pop in de hand – samen met haar ouders in 1942 in kamp Westerbork belandde. Alle bezittingen moesten ze inleveren, maar haar moeder had de familiediamanten in de stoffen knopen van haar jas genaaid. “Op zo’n ingenieuze wijze dat de Duitsers die nooit zouden vinden.” Als door een wonder overleefden de Weyls; voor de treinen die lotgenoten naar de vernietigingskampen zouden afvoeren, bleven zij gespaard.

‘Gemmeker woonde buiten het kamp, maar als de treinen vertrokken, was hij er altijd bij’

Bij een van die lezingen meldde zich een jongen wiens overgrootvader ook in Westerbork was geweest. “O, een joodse jongen, dacht ik meteen.” Niet dus. De overgrootvader bleek niemand minder dan de beruchte commandant van het kamp, Albert Gemmeker. De man die in Westerbork een ‘schijnwereld’ op hield, waarin de bewoners naar sjoel konden, waar gewerkt werd, genoeg te eten was en de kinderen gewoon naar school gingen. Die een doodziek kindje met spoed per auto naar een Gronings ziekenhuis liet vervoeren zodat haar leven gered kon worden. Om haar, na herstel, alsnog met de hele familie op transport te stellen. Op weg naar een wisse dood.

Nee, Eva kan zich de commandant niet echt herinneren. “Hij woonde en werkte buiten het kamp. Maar als de treinen vertrokken, was hij er altijd bij.” Zelf heeft Gemmeker later altijd ontkend geweten te hebben dat het eindstation van die transporten de dood was. “Hij is er, na de oorlog, nog genadig afgekomen. Zeker doordat hij is berecht in het noorden van het land, in Assen. Was dat bijvoorbeeld in het westen gebeurd, waar de Jodenvervolging nog diepere sporen had achtergelaten, dan had het weleens heel anders met hem kunnen aflopen.”

En nu zat daar die jongen, het achterkleinkind van de commandant die ook Eva’s familie de dood in had kunnen jagen. “Via hem kwam ik in contact met de familie. Gemmeker had drie dochters, van wie er een nog in leven bleek. Ik voelde gewoon dat ik die vrouw moest spreken, mijn verhaal met haar moest delen.”

Een groot geheim
“Ik bleek de eerste Jodin te zijn met wie ze durfde praten. Ze was bang dat iemand haar iets aan zou doen. De schaamte over haar vader droeg ze als een groot geheim met zich mee. Een goed contact met hem had haar familie niet. Zijn vrouw was van hem gescheiden, nadat ze erachter was gekomen dat hij in zijn villa bij Westerbork samenleefde met zijn maîtresse.” Veel later, na de oorlog, zou het feit dat een van zijn kleinkinderen de Joodse naam Ruth kreeg, ook niet bijdragen aan een betere verstandhouding. Langzaam ontstond een vriendschap tussen Eva en ‘de dochter van’. “Ik probeerde haar ervan te overtuigen dat we beiden slachtoffers waren. Dat haar geen blaam trof. Door onze gesprekken, onze vriendschap, heeft ze dat uiteindelijk leren begrijpen. Voor haar was het een opschoningsproces. Ze heeft ook mijn lezingen bezocht en we zijn altijd contact blijven houden. Deze zomer heb ik haar nog opgezocht.”

Eva en Anke na een lezing bij de scholengemeenschap Hünxe (D), 2019 Foto: Hesamtschule Hünxe

In de openbaarheid treden over het verleden van haar vader, nee, dat was voor Eva’s nieuwe vriendin een brug te ver. Wel bracht ze Eva in contact met haar dochter Anke. “Ook tussen ons klikte het en zo’n twee jaar terug ben ik samen met Anke op Duitse scholen lezingen gaan geven. Daar stonden we dan: het kind uit Westerbork met de kleindochter van de commandant. Ik vond dat zelf fascinerend. Iets nieuws. Voor Anke is het een moeilijk proces geweest. Eerst wilde, durfde ze niet. Maar langzaamaan werd ze als spreker losser, minder verkrampt. Ze heeft me weleens verteld dat ze door onze samenwerking een nieuwe vrijheid in haar gevoel heeft gekregen.”

Met de samenwerking voegen ze, gelooft Eva, een nieuwe dimensie toe aan hun verleden. Met als hoofdthema: verdraagzaamheid. “We moeten beiden ons verleden accepteren.” Met hun verhalen hopen ze jongeren te bereiken en hen ervan te overtuigen dat zoiets gruwelijks nooit meer mag gebeuren. “Verhalen die altijd verteld moeten blijven worden. Nooit meer oorlog.”

Al eerder deed Eva een poging in Nederland lezingen te geven met een dochter van een Nederlandse NSB’er uit Eindhoven. “Ook voor deze vrouw was het verleden een lijdensweg geweest. Maar we hadden toch te weinig raakvlakken. Uiteindelijk heb ik haar weten te koppelen aan een stadsgenoot wiens familie in de oorlog door een andere NSB’er was verraden.”

‘Daar stonden we dan: het kind uit Westerbork met de kleindochter van de commandant’

Met één pennenstreek
Gemmekers kleindochter Anke, zelf werkzaam in het onderwijs, hoorde pas op haar veertiende over het oorlogsverleden van haar grootvader. Ze beschrijft hem als ‘een afstandelijke, berekenende, emotieloze man’. Een Schreibtischmörder, die aan zijn bureau over leven en dood beschikte. Een man die, tot ver na de oorlog, nog altijd een nieuw proces vreesde en over zijn schouder bleef kijken. Anke: “Mijn grootvader heeft in Westerbork een Märchenwelt gecreëerd. Wat hij deed was de schone schijn ophouden. Niet uit menslievendheid, maar uit pure berekening.” En nee, ze gelooft er niets van dat hij, zoals hij altijd bleef beweren, een onwetende pion was in de vernietigingsmachine van de nazi’s. “Toen Eva me vroeg met haar samen te werken, moest ik daar wel een nachtje over slapen. Ze wist me te overtuigen. Ik groeide op met een taboe, maar Eva zei: ‘Jou valt niks te verwijten’. Samen proberen we nu bruggen te bouwen tussen de families van slachtoffers en daders. Op scholen vertel ik over mijzelf en de levensloop van mijn grootvader. Dat heeft mijzelf ook geholpen. Ik zie het als een helingsproces.” In haar lessen roept ze jongeren op met hun familieleden te praten, het zwijgen uit schaamte te doorbreken. Zeker in tijden waarin het rechts-extremisme in Duitsland steeds vastere voet krijgt.

Zelf zocht Anke de confrontatie met haar grootvaders geschiedenis op door diens villa, buiten de hekken van kamp Westerbork, te bezoeken. Vechtend tegen de tranen wandelde ze door het huis. “Ik stelde me voor hoe hij hier vanuit zijn raam, in luxe, uitkeek op de mensen van wie het lot in zijn handen lag.” Onder zijn bewind verdwenen, met één pennenstreek van zijn hand, 80 duizend Joden, Sinti en Roma naar de vernietigingskampen.

Anke en Eva zijn nog altijd een team, hoe verschillend hun achtergronden ook zijn. Eva: “Ik ben zo’n dertien jaar terug voor het eerst gaan opschrijven wat me allemaal is overkomen. Soms bekroop mij het gevoel: heb ik dat allemaal echt meegemaakt? Het was zo’n andere, verwarrende tijd voor een kind. Als klein meisje had je niks in te brengen, je hield je vast aan je ouders. Als ik in de barakken van Westerbork angstig was, nam mijn moeder me in haar armen en zei: ‘Maak je geen zorgen. Over een poosje gaan we weer naar huis.’ Terug naar Arnhem waar we vandaan kwamen. En als je moeder dat zegt, geloof je dat. Ik was nog zo jong, ging in het kamp gewoon naar school. Je zag er geen doden of mensen die gefolterd werden.”

Ring
“Jullie,” vertelt Eva haar jonge gehoor dikwijls, “zijn niet verantwoordelijk voor de geschiedenis. Maar wel verantwoordelijk voor wat daar nu mee gebeurt.” Onlangs sprak ze nog voor een groep leerlingen van een basisschool. Een oudere, grijzende, dame voor een klas jongeren die, vanwege corona, via Zoom haar verhaal konden volgen. “Je moet bedenken dat we indertijd geen mobieltjes hadden of computers. Je wist niet wat er gebeurde, waar je heen ging. Dat vertelden je ouders je niet. Nu zou je zeggen: ‘Haha, ik zoek het wel even op’.”

‘Na een poosje durven de scholieren toch te vragen: “Wat vond u nou van Hitler?”’

De kinderen hangen aan haar lippen. Na afloop mogen ze vragen stellen. “Die verschillen per groep. Soms vragen ze: ‘Waar geloofden de Joden dan in? En waarom waren de Duitsers zo boos op jullie?’” Deze keer is haar publiek wat schuchterder. Maar na een poosje durven ze toch te vragen: “Wat vond u nou van Hitler?” En: “Heeft u weleens een geweer vastgehouden?” “Nou, dat kon natuurlijk niet als je opgesloten zat in het kamp.”

Tot slot van haar betoog laat Eva de ring aan haar vinger zien, bezet met kleine diamanten. “Dezelfde die mijn moeder toen in de knopen van mijn jas had genaaid. Pas op mijn zestigste heeft ze me dat verhaal verteld, en droeg ze de ring over aan mij.” Als stille getuige.

Mélinde Kassens maakte vorig jaar de documentaire Albert Gemmeker, commandant van kamp Westerbork, waarin Eva Weyl en Anke Winter te zien zijn.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *