De weg van de Moldavische hoofdstad Chisinau (Kisjinev) naar de Oekraiense grens is deels onverhard. We proberen de gaten in deze hoofdweg in het armste land van Europa zoveel mogelijk te ontwijken. Aangekomen bij de grens, waar de Dnjestr stroomt, controleert een Moldavische douanier kort de documenten van ons groepje vrijwilligers. Wij willen naar Oekraïne om daar hulp te bieden aan vluchtelingen. Aan de overkant van de brug doen de Oekraïense grenswachters langer over de controle.
Het grensstadje oogt totaal anders dan dat aan Moldavische kant, waar je het idee had in het Wilde Westen terecht te zijn gekomen. Het plaatsje is schoner, meer geordend; aan de rechterkant van de weg bevindt zich zelfs een kleine synagoge. Op het centrale plein, dat gedomineerd wordt door een grote supermarkt, staan twee monumenten: een voor de inwoners die in de Shoa Joden hebben gered, het andere voor de vermoorde Joodse inwoners. Iemand heeft kortgeleden nog bij dat gedenkteken tulpen neergelegd.

Vanaf hier is het over een uitstekende weg nog zo’n twee uur rijden naar onze eindbestemming. Het is een prachtige route over glooiende heuvels met lieflijke vergezichten en fruitbomen in bloesem, alles badend in het gouden avondlicht. Aan niets is te zien dat in dit land een bloedige oorlog woedt, maar schijn bedriegt. Hoewel het tot nu toe in dit westelijke deel van Oekraïne nog redelijk rustig is gebleven, werd een paar weken geleden in een plaats waar we langs rijden, Zjmerynka, een spoorlijn gebombardeerd met vijf doden tot gevolg.
Een uur later rijden we een stad in. Ook hier lijkt het dagelijks leven zoveel mogelijk door te gaan. De tram rijdt, er is verkeer op de weg. Als we in het hotel aankomen, volgt de instructie dat, mocht vannacht de sirene klinken, er op de deur zal worden geklopt. Of we dan naar de schuilkelder gaan, wordt aan ons overgelaten. Deze nacht blijft het stil. Het enige waaraan je merkt dat het een andere tijd is dan andere, is dat er geen warm water is.

Voedselpakketten
De volgende ochtend, de laatste dag van april. 27 vluchtelingen zitten in de eetzaal van een grote kerk nabij een zendmast die het Russische leger vorige week nog heeft geprobeerd uit te schakelen. Het doel werd gemist. De mensen komen uit alle delen van het land: Zaporizja, Nikolajiv, Kiev, Odessa, Dnipro, Berdiansk en Marioepol. Allen hebben de weg naar deze plek kunnen vinden met hulp van lokale rabbijnen of familie, en van Christenen voor Israël, de organisatie die al jarenlang in het land actief is.

Spin in het web is het echtpaar Carlier: de Belgische Koen en zijn Oekraïense vrouw Ira. Ze wonen in de provincie Vinnytsja en wie contact met hen heeft kunnen leggen, is door hen geholpen. Koen regelt de logistiek, zijn vrouw vertaalt, want vrijwel geen van de vluchtelingen spreekt Engels. Met engelengeduld beantwoordt Ira alle vragen van de onzekere, nerveuze groep.
Al maanden voor het begin van de oorlog trof de organisatie voorbereidingen, mocht er daadwerkelijk oorlog uitbreken. In november besloot Koen het zekere voor het onzekere te nemen en extra voedselpakketten uit te delen aan de Joodse gemeenschappen die bij de organisatie bekend waren. “Alleen gebruiken in uiterste nood,” was zijn devies. Die pakketten bevatten onder meer rijst, bloem en pasta. Hoe belangrijk die vooruitziende blik is geweest, blijkt uit het verhaal van de 86-jarige Vladimir, een van de vluchtelingen. In een garage onder de eetzaal laat Koen Carlier zijn extra ingeslagen voorraad zien. Het voedsel is er, maar de grootste uitdaging is hoe die bij hongerende Oekraïners te krijgen in de gebieden waar gevochten wordt.

Tegengehouden
Dit zijn allemaal vluchtelingen die zeggen recht te hebben op verblijf in Israël via de Wet op de Terugkeer, of via bijzondere uitnodiging van daar wonende echtgenoten of kinderen. Toch maakt niet iedereen er gebruik van. Zo heeft een echtpaar dat in het hotel verbleef eerder die ochtend besloten het land niet te verlaten maar naar Lviv te reizen. De anderen willen de grens over, via Moldavië naar Israël: veel alleenstaande vrouwen, een oude vader en zijn dochter, een moeder en dochter en een gezin met een kindje van drie.
Zeven leden van deze groep zijn nog nooit in Israël geweest en enkelen hebben nooit eerder gevlogen. Twee mannen hebben een rolstoel nodig, een vrouw is zeer slecht ter been. De sfeer in de zaal is gespannen. Sommigen vrezen niet mee te mogen in de bus, die klaarstaat voor vertrek naar Moldavië. Niet zonder reden. Zo zijn daar Roman en zijn niet-Joodse, tweede vrouw Catharina met hun zoontje Bogdan. Roman verblijft een groot deel van het jaar in Israël en heeft twee paspoorten: een Israëlisch en een Oekraïens.

In Oekraïne mag momenteel geen enkele man tussen de 18 en 60 jaar het land verlaten, maar er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld als je kunt bewijzen dat je drie kinderen onder de 18 jaar hebt of een kind met een beperking. Roman, een veertiger, heeft drie kinderen; de jongste, Bogdan, draagt hij op zijn arm. Hij zou dus in principe het land mogen verlaten. Maar de geboorteaktes waarmee hij kan bewijzen dat hij twee kinderen in Israël heeft wonen, zijn opgesteld in Ivriet. Zolang die documenten niet zijn vertaald en notarieel vastgelegd, mag Roman Oekraïne niet uit. Het gezin mag de bus niet in, want zij zullen beslist worden tegengehouden bij de grens.

Badpak
In de eetzaal zit Victoria, die ik herken van de reportage die het NIW in 2019 over Marioepol publiceerde. Zij was aanwezig bij een lunchbijeenkomst met rabbijn Mendel Cohen, de rabbijn van de kehila in Marioepol. Zij heeft de hel die in haar stad is uitgebroken, kunnen ontvluchten. Mendel Cohen heeft ervoor gezorgd dat ze op deze relatief veilige plek terecht is gekomen. Haar verhaal is dramatisch, ze heeft grote verschrikkingen doorstaan (zie kader). Ze is niet de enige. Ook Vladimir (87) en zijn dochter Elena (59) komen uit Marioepol.
Iedere passagier in de bus heeft een eigen verhaal. Zoals Anna, die zeer slecht ter been is. Ze moest door twee CvI-vrijwilligers uit Urk, Mike en Jaap, de bus in gehesen worden en zit voorin naast twee andere vrouwen van middelbare leeftijd. Ze komt uit Berdiansk, een stad aan de Zwarte Zee ten westen van Marioepol. Haar stad is inmiddels door de Russen bezet, vertelt Anna als we naar de grens rijden. Zij woonde er alleen, terwijl duidelijk is dat zij thuiszorg nodig heeft. Die was er na het uitbreken van de oorlog niet meer. Haar oudste dochter heeft ze in Berdiansk achter moeten laten: “Ze is alcoholist, ze wilde niet weg. Ik heb genoeg onder haar geleden en besefte dat ik haar niet kan redden. Mijn zoon woont in Netanya, is getrouwd en ik heb daar een kleinkind. Daar ga ik heen,” zegt ze. De vrouw die naast haar zit, roept uit: “O wat heerlijk, Netanya. Dan kun je lekker naar het strand.” “Ja, jammer dat ik mijn badpak ben vergeten,” grapt Anna onderkoeld, tot hilariteit van haar medepassagiers.

De jongste passagier is Tanya. Ze is 25, komt uit Dnipro en vlucht samen met haar moeder Inna, die tot voor kort bij een meteorologisch instituut werkte. “Mijn moeder woont in Israël, in Karmiël,” zegt Inna. “Daar gaan we heen. Ze is 84 en geeft nog altijd rondleidingen in een museum over Russische geschiedenis. Wij waren al eerder van plan op alia te gaan, maar corona gooide roet in het eten. En net toen we onze voorbereidingen weer wilden oppakken, brak de oorlog uit. We hoopten dat die snel zou eindigen, maar we weten nu allemaal dat dat anders loopt. Mijn man is 57 en moet dus blijven. We hebben lang gediscussieerd, omdat hij niet mee mocht. Uiteindelijk hebben we besloten dat het voor Tanya het beste was als zij en ik gingen. Mijn man hebben we moeten achterlaten.”
Tanya is klaar voor dit nieuwe hoofdstuk in haar leven: “Het eerste wat ik wil, is Ivriet leren en daarna wil ik naar de kunstacademie. Ik heb al mijn kunstenaarsmaterialen moeten achterlaten. Alleen daarvoor zou ik nog een keer terug naar Oekraïne willen.”
Wat vinden ze van Zelenski? Inna: “Het is goed dat hij gebleven is en het land niet in de steek heeft gelaten, maar hij had het nooit zover mogen laten komen. Hij had al eerder met Poetin om de tafel moeten gaan zitten. En wat ik verder van de situatie vind? Simpel: zowel Oekraïne als Rusland is verloren.”
Zo’n drie kwartier voor de Moldavische grens is een plaspauze ingelast. Gelukkig heeft Koen voor voldoende diesel voor de bus gezorgd. Als we verder rijden naar de grens, zien we een kilometerslange file voor een benzinestation, een van de weinige in het land die nog euro loodvrij 95 verkopen. Andere soorten zijn helemaal niet meer verkrijgbaar. Dat blijkt uit de borden met de prijzen voor de verschillende brandstoffen: daarvan wordt het bedrag per liter aangegeven met 0,00 grivna. Oftewel: niet te koop.

Chaos
Inna blijkt niet de enige die kritiek heeft. Bij de Oekraïens-Moldavische grens die ik de dag daarvoor in omgekeerde richting overstak, is de sfeer ronduit agressief. Een aantal Moldaviërs dat zeer pro-Poetin is, spreekt de groep aan. “Weten jullie wel wie wie heeft aangevallen?” roept een Moldavische man. Hoewel de Moldavische regering pro-Europa is, denken veel inwoners van het land daar anders over. Het helpt niet dat veel kranten Russisch zijn, waarin met geen woord gerept wordt over de ‘speciale militaire operatie’. Daarnaast stemmen veel Moldaviërs dagelijks af op Russische televisiezenders.
Dat is echter niet de enige reden voor de grimmige sfeer. Veel Moldaviërs doen in het Oekraïense grensplaatsje hun wekelijkse boodschappen. Zij willen met hun tasjes verse groenten, boter, kaas en eieren, gewoon snel naar huis. Maar de leden van onze groep staan allemaal op een lijst die als geheel moet worden afgewerkt. De lokale bevolking zal even moeten wachten en dat valt slecht. Langzaam zwelt de rij aan. Degenen die dagelijks deze grens oversteken, worden ongeduldig. Het is ellenbogenwerk om voordringers tegen te houden. Een man spuwt een fluim op de grond van deze smalle grensovergang voor voetgangers, en hoest en proest in de gezichten van toch al kwetsbare leden van de groep. Niemand draagt een mondkapje.

Daarnaast torsen sommigen van onze groep een grote koffer mee, terwijl zij slecht ter been zijn. Ze kunnen de zware bagage gewoon niet aan. Koen en Ira helpen waar ze kunnen. Ze worden bijgestaan door Mike en Jaap, die deze route al eerder hebben afgelegd. De douanebeambten kennen hen, wat de doorgang enigszins vergemakkelijkt. Toch heerst er chaos. De vluchtelingen zijn bang dat ze de grens niet overkomen, er zal maar iets niet in orde zijn met hun papieren. En waar de een niet meer dan een handtasje heeft om mee de brug over te steken, moet een bejaarde vrouw een loodzware tas de grens over zeulen, terwijl ze voor haar man in de rolstoel moet zorgen.
Alles verloren
Toch gaat de stroom gestaag door. Ook Anna, geboren in 1947. Zij zou eigenlijk als eerste recht hebben op een van de twee rolstoelen. Maar die weigert ze pertinent. Ze heeft tijdens de plaspauze voor de grens de bus, die ze alleen inkwam dankzij de hulp van Mike en Jaap, niet willen verlaten. Nu wil ze toch echt lopend de grens over. Voetje voor voetje schuifelt ze over de brug waaronder de Dnjestr stroomt, de rivier die al zoveel onnoemelijk leed heeft gezien. Stromend door de regio Transnistrië zag zij Joden vluchten voor de pogroms en later voor de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Joden die het aan Roemeense kant van de rivier niet veel beter hadden en ook daar crepeerden. De Dnjestr, de rivier waarin Oekraïners in de oorlog een gat in het ijs maakten om er vervolgens meer dan honderd Joodse kinderen uit een weeshuis in te verdrinken. Zij die nog even bovenkwamen, werden met een stok opnieuw ondergeduwd. De Dnjestr, de rivier waar aan de oevers massagraven liggen van in de Shoa vermoorde Joden, waarvan in het westen vrijwel niemand weet heeft. Die Dnjestr vormt voor deze vluchtelingen nu het symbool van de weg naar de vrijheid.

Uiteindelijk komt iedereen het water over. Velen huilend, in het besef dat ze hun hele leven en in de meeste gevallen dierbaren hebben moeten achterlaten. Anderen zijn opgelucht dat ze heelhuids op Moldavische bodem staan. In een clubgebouw wordt voor eten en drinken gezorgd. Daar wordt Victoria getroost door drie vrouwen uit de bus. Haar mascara is doorgelopen. “Alles, alles is kapot. Er is in Oekraïne niets meer voor mij, terwijl ik daar tot twee maanden geleden zo’n goed leven had.”
Er blijken meer vluchtelingen in het stadje aanwezig. Sommigen totaal ontheemd. Onder hen een modieus geklede, goed verzorgde vrouw. Ze spreekt bestuurders van auto’s aan die de grens overkomen, en daarna loopt ze op mij af. Ze vraagt in gebroken Engels waar ik vandaan kom. Amsterdam, antwoord ik. Mag ze met me mee? Ik zie de wanhoop in haar gezicht, maar ik moet ontkennend antwoorden. Ze draait zich om en loopt op een andere auto af. Bestemming onbekend.
Voor onze groep staat een andere bus klaar die de groep naar de hoofdstad Kisjinev zal brengen. Mike en Jaap hebben gezorgd voor telefoonkaarten, zodat de vluchtelingen ook in Moldavië contact kunnen houden met het thuisfront – waar dat ook is, in Israël of Oekraïne. Die communicatielijn is voor iedereen essentieel. Het is hun hengel naar iets van controle. De bus vertrekt uit dit wildweststadje. Volgende week: de tweede etappe. Kan iedereen mee in het vliegtuig?
Het verhaal van Vladimir
Vladimir is geboren in 1935. Hij is slecht ter been. Hij vlucht met zijn dochter Elena (59). Zij laat een dochter, schoonzoon en kleinkind achter.

Vladimir: “Toen we de eerste explosies hoorden, konden we het niet geloven. Wij dachten nog: één, twee bommen, daarna zal het wel rustiger worden. Net als in 2015, toen de Russen onze stad probeerden in te nemen. Maar rustig werd het niet. Het was slechts een voorbode.” Elena: “Op 3 maart begonnen de bombardementen. Van het appartementengebouw waar ik woonde, is niets meer over. Van het gebouw waarin mijn vader woonde, staan alleen de muren nog overeind.”
Vladimir: “Ik woonde vlak bij de oude synagoge, die gerestaureerd zou worden. Nu is er niets meer om te restaureren. Op 4 maart was er geen water meer, de dag erna geen elektriciteit. Op 6 maart geen gas. Het vroor dat het kraakte.”
Elena: “Mijn gebouw was redelijk recent. Mijn vader woonde in een appartementencomplex uit de stalinistische tijd, steviger. We besloten met mijn dochter en kleindochter en een aantal anderen in zijn kelder te schuilen.” Vladimir: “Van onze rabbijn Mendel Cohen hadden we al eerder een noodrantsoen van Christenen voor Israël gekregen. Hij zei dat we het zo lang mogelijk moesten bewaren. Dat hebben we gedaan. Het pakket heeft ons leven gered, anders waren we omgekomen van de honger. Verder was er chronisch watertekort. We behielpen ons met gesmolten sneeuw, en het was moeilijk hout te vinden om buiten vuur te stoken, zodat we konden koken.”
Doodsangsten
Elena: “In onze schuilkelder waren drie zwangere vrouwen. Hoe het nu met ze gaat, weet ik niet. Op 19 maart zagen we een mogelijkheid om te vluchten. De ‘filtering’ (checken op anti-Russische sentimenten, red.) zoals de Russen dat noemen, vond toen nog niet plaats. Er was een mogelijkheid de schuilkelder te verlaten en uit de stad te vluchten.”
“We zijn met z’n vieren in Berdiansk terechtgekomen. Daar zijn we met een paar anderen opgevangen door een vrouw met twee kinderen. Ze had een tweekamerflatje, maar iedereen was welkom. De situatie werd uiteindelijk onhoudbaar, met z’n dertienen in twee kamertjes. We hebben een ander adres gevonden. Maar de eigenaar wilde daar 50 dollar per nacht voor hebben. Dat konden we ons gewoon niet veroorloven. Toch hebben mijn dochter en kleindochter besloten op een ander adres in Berdiansk te blijven. Mijn schoonzoon is lasser op de grote vaart en verblijft nu in Afrika. Ze willen daar op zijn terugkeer wachten. Maar er is niets meer om naar terug te keren,” vertelt ze.
Vladimir begint te huilen: “Ik sta doodsangsten uit voor mijn dochter en kleindochter.” Elena huilt nu ook.
Vladimir is Holocaustoverlevende. Zijn moeder en hij kwamen de oorlog door omdat zijn vader eiste dat vrouw en zoon naar de Oeral zouden vluchten. Daar werden ze beroofd en besloten ze door te reizen naar Kirgizië, waar ze het einde van de oorlog afwachtten. Vladimir: “Bij terugkomst in Marioepol bleken al mijn dertig familieleden te zijn vermoord. Ze liggen in een massagraf even buiten de stad dat ik nog ieder jaar bezoek. In de Tweede Wereldoorlog hebben branden in Marioepol gewoed, maar er viel nog iets te herbouwen. Nu is er niets meer. De hele stad is met de grond gelijkgemaakt. Totaal vernietigd.”
Elena: “Ja, we lieten mijn dochter en kleinkind achter, maar wij konden de oorlog niet meer aan. We hadden alles, hebben ons leven lang hard gewerkt. Nu hebben we niets meer. Omdat mijn vaders familie in de Shoa is uitgemoord, hebben we geen familie in Israël, maar wel vrienden in het noorden. Dat wordt onze eerste bestemming.”
Vladimir gaat in een rolstoel de grens met Moldavië over. Zijn koffer op zijn schoot. Zijn dochter draagt een andere koffer. Vladimir: “Ik heb een zwaar gevoel vanbinnen. Ik dacht dat ik geen tranen meer had, maar ze komen steeds weer.”
Het verhaal van Victoria
Victoria was een regelmatige bezoekster van de synagoge van rabbijn Mendel Cohen in Marioepol. Cohen vloog kort voor de oorlog naar Israël voor een medische ingreep. Van daaruit probeert hij zijn kehilaleden zo goed mogelijk te helpen.

Victoria vertelt: “Toen in de stad een nieuwe Joodse gemeenschap werd gesticht, waren mijn moeder en ik een van de eerste leden. We waren er vaak tijdens jom tov of kaddisj. Ik heb er zelfs nog even aan gedacht op Hebreeuwse les te gaan, maar dat heb ik niet doorgezet. Nu heb ik daar spijt van.”
“Ik ben alleenstaand, mijn vader is jong gestorven en ik woonde met mijn moeder samen. Zij wilde graag op alia, maar ik had het echt goed in Marioepol, ik wilde niet weg. Ik was directrice van een technisch bedrijf. Toen mijn moeder een paar jaar geleden ziek werd, werd er goed voor haar gezorgd door een Joodse thuiszorginstantie.”
Kort voordat de oorlog begon, verzwakte Victoria’s moeder. Ze werd bedlegerig. En zodra de oorlog begon, viel de thuiszorg weg. Victoria: “Twee neven van me vluchtten al op 11 maart uit de stad naar Lviv. Daar had ik geen weet van, omdat het mobiele telefoonverkeer platlag. Ik had mijn moeder sowieso niet achter kunnen laten. Al een week daarvoor begonnen in onze wijk de bommen te vallen. Het glas werd uit onze ramen geblazen. Het vroor. De bombardementen werden heviger, we lagen te schudden in ons bed en het meubilair vloog door de kamer. Ik heb met wat buren mijn moeder naar beneden gesjouwd, naar een flat waarin nog ramen zaten.”
“We leden honger. Mijn moeder had geen medicamenten meer, waardoor ze overal op haar lijf open wonden kreeg. Die plakten vast aan haar vest dat ze tegen de kou moest dragen. De wol moest ik dan uit de wonden trekken en dat veroorzaakte verschrikkelijke pijn. Het enige waarmee ik die nog iets kon verlichten, was door een paar slaappillen, zodat ze een beetje groggy werd. Ook uit dit appartement werden tijdens een bombardement de ramen geblazen. Het was verschrikkelijk koud. Op 28 maart gaf mijn moeder ineens een luide gil en daarna stierf ze. We konden de straat eigenlijk niet op, het was te gevaarlijk, maar toch moest ik mijn moeder begraven. Ik heb toen mijn mooiste deken gepakt, haar daarin gewikkeld en met andere achtergebleven bewoners te ruste gelegd in een bloemperk in een park.”
Leeggeroofd
Nog altijd was er geen contact met de buitenwereld. Ineens verschenen er Oekraïense soldaten die vertelden dat de flat waarin Victoria school, nu in de frontlinie lag. Victoria: “Een van hen riep: ‘Jullie moeten nu, nú weg, want dit gebouw wordt platgebombardeerd.’ Ik ben toen met alleen mijn handtas waarin wat documenten zaten, het gebouw uitgerend, naar het huis van een vriendin van me. Zij bleek ook de stad te zijn ontvlucht, haar man was achtergebleven. Hij was verbaasd te zien dat ik nog leefde. Bij hem heb ik een paar dagen kunnen schuilen. We deelden iedere dag een aardappel. Toen de Russen kwamen, hebben ze alles uit het hele flatgebouw geroofd. Ze hebben iedere deur van ieder appartement opengebroken of opengeblazen en alles wat van waarde was, geroofd. ‘Schoonvegen,’ noemden ze dat.”
Op een dag was het plots helemaal stil in de wijk waar Victoria school. Ze keerde terug naar het gebouw waarin haar appartement zich bevond: “Op de plek van mijn flat gaapte een groot gat. Er was niets meer van over. Alles wat ik nog had, waren de kleren die ik aanhad en mijn handtas.”
Victoria besloot uit Marioepol te vertrekken. Ze zag een auto rijden met een Russisch kenteken. De bestuurder kwam mensen ophalen die hij naar Moskou wilde brengen. “Ik besefte dat ik nog familie in Moskou had. Mocht ik met hem mee? Ja, in ieder geval een eindje. Zo kwam ik in de al jaren door de Russen bezette Donbasregio terecht, in een dorpje dat bleek te zijn ingericht voor ‘filtering’. Soldaten controleren er of de bezoeker Oekraiense sympathieën heeft.”
Onder schot
Victoria moest haar paspoort en telefoon inleveren. Ze besloot het toestel van haar overleden moeder te geven. Daarop zou niet al te veel te zien zijn. “Maar ze bleken al mijn gegevens in de computer te hebben: mijn huisadres, mijn leeftijd, mijn werk, enzovoorts. Ik zag dat anderen hun paspoort en telefoon terugkregen. Ik niet. Ik moest met een grote soldaat naar een andere tent lopen. Met zijn ene hand hield hij me onder schot, met zijn andere bekeek hij op zijn telefoon mijn Facebookpagina. En ja, daarop had ik aan het begin van de oorlog een foto geplaatst met de nationale vlag en de tekst: Oekraïne boven alles. ‘Ik heb je te pakken, Ukrob (Russisch scheldwoord voor Oekraïners, red.). Ben je misschien directrice van een rakettenfabriek?’ schreeuwde hij. Hij dreigde me in een ondergrondse cel te laten wegrotten. Ik kreeg een aantekening dat ik tien jaar niet in Rusland zou mogen komen en niet door Donetsk mocht reizen. ‘Ga maar lopen naar Lviv!’ beet hij me toe en hij schopte mij naar de uitgang van de tent.”
Gered
“Het was nacht, ik was alleen, had geen flauw idee welke kant ik op moest. Wel had ik weer internet. Ik heb toen zo snel mogelijk contact opgenomen met rabbijn Mendel. Ik vertelde hem waar ik was. Vervolgens belde een man: het kan even duren, zei hij, maar we komen je halen. Anderhalve dag later kwam een vrouw aangereden. Zij heeft me door alle 23 Russische checkpoints geloodst en me uiteindelijk naar een hotel gebracht. Dat bleek een verzamelplek voor mensen van mijn gemeenschap. Toen ik ze zag, stroomden de tranen over mijn wangen. Ik ben nog nooit zo blij geweest.” “Ik wil aan alle ontberingen eigenlijk niet meer terugdenken, alles zo snel mogelijk vergeten. Maar ik wil wel dat de wereld weet wat in Marioepol gebeurd is.”
Eenmaal op de brug over de grens begint Victoria te huilen. Ze wordt getroost door andere vluchtelingen. Ik vraag haar naar haar tranen. “Ik had nooit willen vertrekken,” huilt Victoria. “Ik had een goed leven. Nu ben ik niet veel meer dan een dakloze. Op die brug voelde ik pijn, bitterheid en heel veel verdriet. Ik heb geen enkel idee wat de toekomst me brengt. Ik tast in het duister. Ik heb een nicht die in 2014 op alia naar Israel is gegaan. Ze woont in Akko. Daar begin ik maar eens. En ik zal meteen Mendel Cohen bellen als ik in Israël aankom. Hopelijk weet hij raad.”
Foto’s: Esther Voet en CVI
Op zoek naar nog meer actualiteit? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.