De Joodse gemeenschap in Limburg, de familie Moszkowicz voorop, is woedend op de Maastrichtse stadshistoricus Paul Bronzwaer, die betwijfelt dat Max Moszkowicz sr. in concentratiekampen heeft gezeten en hem een Holocaust-exploitant noemt. Biograaf Marcel Haenen wijst erop dat deze opvattingen gemeengoed zijn in Zuid-Limburg.
De ingehouden woede explodeerde bij de broers. Max begon. Op de vraag wat hem in de biografie over zijn vader, Max Moszkowicz sr., het meest had aangegrepen, antwoordde hij: “Iets heel schokkends, dat er mensen in Maastricht rondlopen die twijfelen aan het kampverleden van mijn vader.” Het ging daarbij vooral om ‘nota bene de stadshistoricus van Maastricht’, zei Max. Broer Bram spoorde hem aan: “Je moet zijn naam even noemen!” “Mijnheer Bronzwaer bedoel je?,” vroeg Max. “Mijnheer Bronzwaer!” herhaalde Bram tot drie keer toe, “die naam moet je onthouden.” En later: “Dat soort tuig bestaat, Matthijs.”
De Matthijs in kwestie was Van Nieuwkerk, de broers zaten op 2 oktober in de uitzending van De wereld draait door met NRC-journalist Marcel Haenen, auteur van de biografie De bokser. Het leven van Max Moszkowicz. Een dag later, bij het eerbetoon aan Max sr. naar aanleiding van de presentatie van het boek, bleek de woede nog niet bekoeld. Vooral niet bij Bram, die dreigend zei: “Twee van mijn drie kinderen boksen en ook mijn neef David jr. bokst. Alleen al daarom moet mijnheer Bronzwaer blij zijn dat hij hier vandaag niet is gekomen.” Bram Moszkowicz maakte duidelijk dat het niet meer goed zou komen tussen de familie en de Maastrichtse stadshistoricus: “Het is een antisemiet. (…) Als hij zijn excuses zou maken, zou ik ze niet aanvaarden.”
Een grievender beschuldiging aan het adres van een Holocaustoverlevende is nauwelijks voor te stellen
Jaloezie en plat antisemitisme
De passage uit Haenens boek die het meeste stof deed opwaaien is te vinden in hoofdstuk 10, getiteld ‘Jood in Maastricht’. Op pagina 296 interviewt Haenen Bronzwaer, die zegt: “U mag rustig weten, ik verdenk pa ervan dat hij een soort Holocaust-exploitant is. Hij probeert er munt uit te slaan. Zo van kijk eens wat ik heb meegemaakt. Medelijden opwekken. Een martelaarsrol spelen.” Bronzwaer noemt de familie Moszkowicz ‘onbetrouwbaar’ en Max sr. ‘een geldwolf’, ‘een sjacheraar en een opportunist’. Maar de historicus gaat nog een stap verder wanneer hij suggereert dat Moszkowicz, die vier nazikampen overleefde, helemaal nooit een concentratiekamp van binnen heeft gezien of er kortere tijd in heeft doorgebracht dan hij heeft doen geloven. Bronzwaer vertelt in Haenens boek dat tijdens een lezing een dierenarts hem heeft gezegd dat Moszkowicz zelf de concentratiekamptatoeage op zijn arm aanbracht.
Een grievender beschuldiging aan het adres van een overlevende van de Holocaust, wiens ouders, zusje en kleine broertje door de nazi’s zijn vermoord, is nauwelijks voor te stellen. Gevraagd door het NIW, rekent Marcel Haenen razendsnel af met deze geruchten die blijkbaar nog steeds in Limburg de ronde doen. In zijn boek schrijft Haenen al dat ‘de deportatie van de familie Moszkowicz onomstotelijk vaststaat’; nu voegt hij daar nog aan toe dat Paul Bronzwaer als historicus met twijfels over Moszkowicz’ geschiedenis dit met groot gemak had kunnen controleren. “Er zijn lijsten van wie op welk transport zat, dat is allemaal bekend. Dat kun je helemaal niet verzinnen. Moszkowicz had zelfs een specifieke functie op het transport, hij werd aangesteld als sanitäter (verpleger). Dat had Bronzwaer ook kunnen uitzoeken.” Haenen kan drie redenen bedenken waarom Maastrichtenaren twijfelden aan Max Moszkowicz’ Holocaustverleden: het feit dat Max sr. zo snel na de oorlog vanuit het kamp terugkeerde naar Limburg (dit maakte Max’ grote fysieke en psychische kracht mogelijk, maar ‘dat kon volgens velen helemaal niet’), jaloezie om zijn grote maatschappelijke en economische succes, en plat antisemitisme.
Mesjogge
Bronzwaer ontkent uiteraard fel dat er van dit laatste in zijn geval sprake kan zijn en wijst erop dat hij een van de drijvende krachten was achter de plaatsing van een plaquette ter nagedachtenis aan de 300 Joden die op 25 augustus 1942 uit Maastricht werden gedeporteerd. In een interview met de Limburgse radiozender L1 verdedigt de stadshistoricus zich door te beweren dat Haenen hem verkeerd en buiten de context heeft geciteerd. Bronzwaer zou alleen hebben verteld over geruchten die over Moszkowicz de ronde doen en Haenen zou dit zo hebben opgeschreven ‘dat het lijkt dat het uit mijn mond komt’. Maar geconfronteerd met Haenens opnamen van het interview, blijkt die bewering van Bronzwaer gelogen: de tekst in het boek komt een-op-een overeen met de woorden van de historicus.
Niet alleen dat, Bronzwaer kreeg ook de gelegenheid van Haenen de tekst te corrigeren, maar liet dit na. “Het was ook niet zo dat ik hem vroeg naar de geruchten,” vertelt de NRC-journalist, “hij begon er zelf over.” Benoit Wesly, voorzitter van de Joodse Gemeente Limburg, bevestigt dat Bronzwaer ondanks dat hij ‘goed bekend staat in Maastricht’ allesbehalve koosjer heeft gehandeld in deze zaak. “Hij heeft mij jaren geleden al verteld dat hij wist dat Moszkowicz nooit in een concentratiekamp was geweest,” vertelt Wesly. “Ik vroeg Bronzwaer: ‘hoe komt hij dan aan die cijfers op zijn arm?’ ‘Die heeft hij er zelf opgezet.’ Ik zeg: je bent helemaal mesjogge.” Benoit Wesly was op 3 oktober aanwezig bij de presentatie van De bokser en eiste van Bronzwaer excuses aan de familie Moszkowicz.
De leugens over Moszkowicz sr. lijken doorgedrongen tot de fine fleur van het Limburgse land
‘Wir haben es nicht gewusst’
In het interview met L1 op 6 oktober laat de stadshistoricus weten dat hij die telefonisch aan Wesly heeft gemaakt en dat daarmee wat hem betreft de kous af is. Zo niet voor Wesly: “Ik dacht bij mijzelf: lul dat je bent. Hij had het van horen zeggen, hij had het niet zo bedoeld en hij had het niet zo gezegd. Het leek allemaal net iets te veel op wir haben es nicht gewusst, daar zijn wij Joden natuurlijk overgevoelig voor.” Van excuses is volgens Wesly geen sprake geweest, ‘die moet hij sowieso niet aan mij maken’. Ook in een interview met De Limburger presenteert Paul Bronzwaer zich als slachtoffer in de affaire en is ‘des duivels’ dat Bram en Max Moszkowicz hem als antisemiet hebben afgeschilderd. Wesly kiest onomwonden partij: “Bronzwaer moet op zijn knieën van Maastricht naar Lanaken (waar Max Moszkowicz woont) kruipen, daar zijn excuses aanbieden en zeggen: ik schaam me, ik had dit niet moeten zeggen, het is helemaal fout.” En Waar Wesly aanvankelijk niet meeging in de beschuldiging van de zonen Moszkowicz dat Bronzwaer een antisemiet is, zegt hij nu: “Ik vond dat een brug te ver, maar ik heb mij vergist. Nu zeg ik: ‘Paul, het spijt me, jij bemoeit je met de struikelsteentjes, maar je bent voor mij goed gestruikeld. Wij gaan die boeken van jou eens grondig doorlichten.’ Deze man is historicus, wat is de waarde van zijn publicaties? Hij kan hier niet mee wegkomen.
Vijf sterren
Marcel Haenen wijst er nadrukkelijk op dat weliswaar de affaire-Bronzwaer nu alle aandacht opeist, maar dat de stadshistoricus zeker niet de enige Maastrichtenaar is die twijfelde of twijfelt aan Moszkowicz’ Holocaustverleden. Dat begon al vroeg, toen Moszkowicz in de jaren zestig furore begon te maken als advocaat werd hij door zijn collega’s meer dan eens antisemitisch bejegend. Gérard Houthakkers herinnert zich in een interview met Marcel Haenen dat advocaat Bernard Schattenberg uit Geleen toen hij Moszkowicz zag, opmerkte: “Ik heb het idee dat zij er eentje vergeten hebben in de oorlog.” Haenen liep tijdens het onderzoek voor De bokser regelmatig aan tegen Maastrichtenaren die tegen hem zeiden: “Je gaat toch niet echt opschrijven dat Moszkowicz in Auschwitz gezeten heeft?” Blijkbaar schaamt men zich er in het Limburgse niet eens voor deze complottheorie in het openbaar te spuien.
Het kan nog erger, de leugens over Max Moszkowicz lijken doorgedrongen tot de fine fleur van het Limburgse land. En worden daar geaccepteerd en zelfs gewaardeerd. Haenen: “Ik zat vorig jaar op het Vrijthof bij de première van De advocaat, het toneelstuk van Ilja Leonard Pfeijff er, een keurige intellectueel. Dat gaat over een undercoverjournalist die ‘het geheim van de familie Moszkowicz’ wil onthullen. Aan het einde van het stuk blijkt dat geheim te zijn dat Moszkowicz helemaal niet in Auschwitz is geweest. Daar stonden de burgemeester en alle fatsoenlijke Limburgers hard voor te klappen, het toneelstuk kreeg vijf sterren! Dat vind ik veel erger dan zo’n een beetje seniele oude conrector van een middelbare school” (een functie die Bronzwaer jaren heeft bekleed, BS).