15 mei 1948-nu – Waar ‘nooit weer’ ‘nog steeds’ betekent

Sinds de Israëlische onafhankelijkheid werden vrijwel alle Joden in de Arabische wereld het slachtoffer van een van de grootste etnische zuiveringen in de geschiedenis. Maar denk niet dat die pas op 15 mei 1948 begon.
Vluchtelingen-uit-Jemen

Pogroms in de Arabische wereld waren er altijd al, zelfs nog eerder dan in Europa. Van het veelal tolerant genoemde Al-Andalus, het islamitische rijk in Spanje en Marokko in de elfde eeuw (Cordoba 1013, Fes 1066, Granada 1099), via Tsefat en Hebron in het Heilige Land zelf (1517) tot de Allahdad, een bloedbad in Iran in 1839. Jodenvervolgingen vonden in de moslimwereld plaats lang voordat Nathan Birnbaum in 1890 de term zionisme voor het eerst gebruikte. Wie beweert dat de staat Israël verantwoordelijk is voor het antisemitisme in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, doet aan verwerpelijk en gevaarlijk historisch revisionisme. 

Bij de farhud werden op 1 en 2 juni 1941 in Bagdad meer dan 180 Joden vermoord, duizend verwond en negenhonderd huizen verwoest, om nog maar te zwijgen van plunderingen en verkrachtingen. Ook deze pogrom had niets met zionisme te maken. Hetzelfde kan gezegd worden van de geweldsgolf die begin november 1945 de kehillot trof in wat tegenwoordig Libië heet. Al probeerden verdedigers van het geweld de schuld te leggen bij de Joodse strijd voor onafhankelijkheid in het Britse mandaatgebied Palestina en zelfs bij het 28e jubileum van de Balfourverklaring. 

Ook het beruchtste bloedbad van Arabieren in Palestina kan niet met goed fatsoen met het zionisme in verband gebracht worden. Op 24 augustus 1929 werden na valse geruchten dat de Joden in Jeruzalem de Tempelberg wilden overnemen, in Hebron bijna zeventig Joodse bewoners – mannen, vrouwen en kinderen – vermoord door het opgehitste gepeupel. Kortom, de voedingsbodem voor de verdrijving van de Joden uit de islamitische wereld, een van de meest effectieve etnische zuiveringen uit de geschiedenis, was al lang voor het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 vruchtbaar, bemest en rijp om ontgonnen te worden. 

Exodus zonder naam

Net als de veel bekendere nakba, de vlucht van zo’n 700 duizend Arabieren uit Israël in 1948, vertrokken de Joden van Marokko tot Pakistan om verschillende redenen. Sommigen vluchtten voor geweld en de dreiging daarvan, anderen werden het land uitgezet en weer anderen vertrokken in de hoop op een beter leven in Israël, Europa of Noord-Amerika. Het aantal Joden dat sinds 1948 de islamitische wereld verliet, loopt op tot bijna een miljoen. Dat is niet alleen meer dan de gevluchte Palestijnen, het is een proces dat al tachtig jaar voortduurt. Bovendien lieten al die Joden onroerend goed en andere bezittingen achter die in waarde die van de gevluchte Arabieren ver overtreffen. Anders dan Israël, dat een grote, groeiende, levendige en welvarende Arabische bevolking kent, zijn er geen Joodse gemeenschappen meer in praktisch alle Arabische landen: Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Libanon, Syrië, Irak, Jemen  … Alleen Marokko heeft nog een kleine en voortdurende slinkende gemeenschap, gekrompen van 200 duizend tot tweeduizend zielen.

Helaas, Israël heeft deze ‘exodus zonder naam’ nooit zo uitgemolken als de Arabieren dat deden en nog steeds doen met de Palestijnen. Er zijn geen vluchtelingenorganisaties die zich met dit fenomeen bezighouden. Geen erfelijke VN-vluchtelingenstatus, geen roep om terugkeer, niet eens het begin van een vraag om compensatie. Niets. En dat terwijl in de geschiedenis geen enkel voorbeeld te vinden is van een volk dat door zoveel landen tegelijk werd vervolgd en verjaagd. De verdrijving van de Joodse bevolking uit de Arabische wereld benadert de honderd procent, wat het qua effectiviteit op een lijn plaatst met de genocides op de Amerikaanse indianen of de Australische Aboriginals.

Niet één

In een eerdere aflevering van deze serie kon u al lezen dat de Israëlische regering in 1948 de mogelijkheid van terugkeer van de Arabische bevolking naar door de IDF veroverde gebieden afhankelijk maakte van hoe de Joodse gemeenschappen in de landen waarmee het in oorlog was, werden behandeld. Hoewel enig opportunisme niet vreemd was aan dit argument, is het zeker niet onbegrijpelijk. Waarom zouden de Israëli’s een volk dat hen had aangevallen laten terugkeren naar hun gebied, terwijl de zelfverklaarde broeders van diezelfde vluchtelingen de oorlog tegen het Joodse volk voortzetten – in Israël en in hun eigen landen?

In Israël groeide de Arabische bevolking vanaf 1948 met een factor 16, de Joodse bevolking in de Arabische wereld kromp met meer dan 99 procent

Feit is dat de Arabische legers die Israël binnenvielen het voorbeeld gaven aan hun geloofsgenoten. Letterlijk alle Joden die in de weinige plaatsen woonden die de Egyptische, Jordaanse, Syrische, Iraakse, Libanese en Palestijnse eenheden veroverden, werden uit hun huizen verjaagd. Dat geldt voor kibboetsen in Zuid-Israël, voor het Etsion-blok waar een verschrikkelijk bloedbad onder de Joodse verdedigers werd aangericht, en voor de Joodse wijk van de Oude Stad van Jeruzalem. Geen Jood bleef achter aan de andere kant van de bestandslijn van 1949. Niet één.  

Dekolonisatie

De Joodse gemeenschappen in Noord-Afrika hadden het geluk dat zij nog enigszins beschermd werden door de koloniale overheersers. Hun vlucht begon vaak pas met de dekolonisatie, zoals die van Tunesië in 1956 of Algerije in 1962. Deze twee landen zijn kraakheldere voorbeelden van de zwakte van het door Arabische apologeten gebruikte argument dat de Joden niet werden verdreven, maar vrijwillig naar Israël vertrokken. Historicus Choi Sung-eun schrijft bijvoorbeeld dat in de jaren 1954 en 1955 slechts 580 Algerijnse Joden naar Israël emigreerden en dat was ook nog eens onder druk van de burgeroorlog in dat land. Maar na de onafhankelijkheid van Algerije op 3 juli 1962 ontvluchtten binnen enkele maanden vrijwel alle 130 duizend Joden hun geboorteland. Niet uit liefde voor het zionisme dus, maar uit angst wat er met hen zou gebeuren nu de Fransen vertrokken waren. En terecht, zou de geschiedenis leren.

Iraakse Joden worden per vliegtuig geëvacueerd en naar Israël gebracht, 1951. Foto: Teddy Brauner/GPO

In sommige gevallen konden de koloniale machten hun Joodse bevolking niet beschermen. Een voorbeeld daarvan is Oujda, een stad in het uiterste noordoosten van Marokko. Daar werden in juni 1948 47 Joodse burgers vermoord. Tussen juni en september van dat jaar kwamen 70 Joodse burgers om door bomaanslagen in Caïro. Het jaar daarvoor, kort nadat de Verenigde Naties het verdelingsplan voor Palestina hadden aangenomen, staken moslims in Aleppo tien synagogen en vijf Joodse scholen in brand. Ten minste 75 Joodse burgers werden vermoord. In de Jemenitische stad Aden slachtten gewapende bendes tussen 2 en 4 december 1947 82 Joden af. Een paar dagen eerder vond zelfs in het oliestaatje Bahrein, waar slechts een handvol Joden leefde, een pogrom plaats, waarbij een oude vrouw omkwam. 

150 miljard

En dat was nog maar het begin. In 1951 werden alle 150 duizend Joden uit Irak verdreven. Na de Suezcrisis van 1956 volgde Egypte het Iraakse voorbeeld. Vrijwel alle 25 duizend daar nog overgebleven Joden werden gedwongen het land te verlaten, maar niet voordat de regering hen van hun bezittingen had beroofd, hen had gegijzeld om aan hun vermogens te komen en hen dwong verklaringen te ondertekenen dat hun vertrek vrijwillig was. Ook Syrië, Libanon en Jemen werden in de jaren vijftig en zestig gezuiverd. Zoals gezegd, voor de slachtoffers geen van generatie op generatie durende steun van de VN, geen recht op terugkeer, geen compensatie of schadeloosstelling. In 2019 schatte de Israëlische regering de waarde van de achtergelaten vermogens van in de jaren veertig en vijftig uit de Arabische wereld verdreven Joden op 150 miljard dollar, omgerekend naar dat moment.

Diezelfde regering heeft 29 november, de dag waarop in 1947 de VN resolutie 181 aannam, bestempeld als de officiële herdenking van deze in de wereldgeschiedenis unieke en tot op de dag van vandaag durende etnische zuivering. Maar hoewel deze naamloze ramp in ieder opzicht groter was dan de nakba, interesseert buiten Israël niemand zich ervoor. In Israël groeide de Arabische bevolking vanaf 1948 met een factor 16, van iets meer dan 150 duizend tot ruim 2,5 miljoen. Tegelijkertijd kromp de Joodse bevolking in de Arabische wereld met meer dan 99 procent. ‘Nooit weer’? Voor de Jodenhaters in de islamitische wereld en hun nuttige idioten in het westen betekenen die woorden: ‘nog steeds’.

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Stichting Maror

2 reacties

  1. Dank voor deze artikelen. Informatie en geschiedenis die in de reguliere Nederlandse media niet terug te vinden is

Meer Gerelateerde Berichten

Interview

Tussen angst en hoop