Opperrabbijn Jacobs: ‘Ik ben altijd een laatbloeier geweest’

Deze maand viert opperrabbijn Binyomin Jacobs zijn vijftigjarig jubileum. Inmiddels ver over de pensioengerechtigde leeftijd, hij is 76, leunt hij nog allerminst achterover.
Opperrabbijn Binyomin Jacobs in zijn studeerkamer
Opperrabbijn Binyomin Jacobs in zijn studeerkamer

Nog voordat de eerste vraag is gesteld, heeft Binyomin Jacobs een bemoedigend woord voor zijn jongere collega’s: “Ik wil jongere rabbijnen laten weten: de eerste vijftig jaar zijn het lastigst. Daarna wordt het gemakkelijker.” De grap is tekenend voor de rabbijn die al decennialang het gezicht van religieus-Joods Nederland is. Geboren in Amsterdam in een behoudend milieu, werden zijn ouders na de oorlog religieuzer. De jonge Binyomin volgde hun voorbeeld. Wat zou het mooi zijn als zoon Binyomin in de voetsporen zou kunnen treden van de opa van zijn oma, die opperrabbijn van Overijssel en Noord-Brabant was geweest. “Ik had een heel goede band met mijn oma. Zij bensjte me altijd, wat grote indruk op me maakte. Op haar beurt had zij weer een heel goede band met haar opa Frenkel, die opperrabbijn was.” 

Na de middelbare school volgde eerst de École Rabbinique de Paris, daarna een jaar in Brooklyn bij de Lubavitsher Rebbe, en vervolgens een kolel, een jesjieve voor getrouwde mannen, in Israël onder opperrabbijn Unterman. Inmiddels was hij getrouwd met zijn Blouma. “Die kolel lag in een afgelegen gebied,” herinnert Jacobs zich. “Daarom werden studenten aangemoedigd naast hun studie pastoraal werk te doen. Daar heb ik veel van geleerd.” Na drie jaar stond de jonge rabbijn voor de keuze: hij kon sjocheet worden in Israël of directeur van een meisjes-seminarium in Frankrijk. Of lag zijn toekomst misschien in Nederland, zoals zijn vader en de geliefde rabbijn Vorst graag wilden? “Ies Vorst was mijn mentor, mijn leermeester. We overlegden alles, ook heel ingewikkelde zaken. Hij wilde graag dat ik naar Nederland kwam.” De rebbe bood uitkomst: het werd Nederland. 

Te sjwarts

“Er kwam een plek vrij in Amersfoort,” vertelt Jacobs, “maar menigeen dacht dat ik het daar niet langer dan een halfjaar zou volhouden. Ik zou voor die kille te religieus zijn, te sjwarts.” Het liep anders. De functie van rabbijn in Amersfoort ging gepaard met een betrekking bij het Sinaïcentrum dat daar gevestigd was: “De psychiatrie was toen nog een opberginstituut en een liefdadigheidsinstelling. Het ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een modern behandelcentrum en ik heb me er altijd helemaal op mijn plek gevoeld. Mensen met ernstige problemen helpen heeft mij veel kracht gegeven. Als rabbijn krijg je veel applaus, maar dat stille werk achter de schermen is voor mij belangrijker. Ik ben er tot mijn pensioen blijven werken, ook na de verhuizing van het centrum naar Amstelveen.”  

Bij de nationale herdenking op de Dam in Amsterdam, 4 mei 2025

Proefperiode

Opperrabbijn Berlinger zwaaide vanuit Utrecht de scepter over religieus-Joods Nederland. In eerste instantie had Berlinger niet zo veel op met die Chabadrabbijn. Wel zag hij hoe Jacobs iedere zondag eropuit trok om Joodse les te geven: in Leeuwarden, de Achterhoek, Overijssel. “Berlingers instelling was: de rabbijn moet niet op zijn rabbinale zetel blijven zitten, maar naar de mensen toe gaan. Daarin vonden we elkaar.” En dus vroeg de opperrabbijn Jacobs zijn assistent te worden. “Berlinger overleed na een ziekbed in 1985. De voorzitter van het opperrabbinaat Utrecht, Meijer Groen, benoemde mij tot waarnemend opperrabbijn. Mijn proeftijd duurde 23 jaar. Daarna werd het woordje ‘waarnemend’ geschrapt. Ik werd geïnstalleerd en bleef precies hetzelfde doen als altijd, maar merkte wel dat die titel belangrijk was, zowel voor de buitenwereld als intern.” 

‘Als rabbijn krijg je veel applaus, maar het stille werk achter de schermen is voor mij belangrijker’

Al die jaren had Jacobs een en ander te stellen met zogeheten ‘killekolder’, maar er waren grotere uitdagingen. “Die zijn er nog steeds. Zo is er de problematiek rond gioer, de toetreding tot het jodendom. Het is verdraaid lastig in te schatten wie oprecht is en wie niet. Ik weet nog dat ik Meijer Groen vroeg: ‘Als uw zoon een niet-Joodse vriendin zou hebben, en die is niet oprecht, wat doe ik dan?’ Die vraag kon ik rustig stellen, want hij had alleen maar dochters, maar ik vervolgde: ‘Neem ik dan alleen een positieve beslissing omdat ik u graag te vriend wil houden?’ Want aan één ding heb ik altijd een hekel gehad: chantage. Ik ben niet chantabel.” 

Onafhankelijk

“Het was Joop Sanders die vervolgens een juridische constructie heeft opgesteld. Mocht een bestuur mij alleen willen ontslaan omdat mijn baard te lang is, of mijn toespraak te kort, dan zou het NIK verplicht zijn mij tot mijn pensioen door te betalen. Maar ik heb nooit gezeur gehad met besturen. De scheiding tussen bestuurlijk gezag en de halacha is altijd duidelijk geweest.” Toch staat Joods Nederland er bekend om dat er nogal wat kwesties leven. Jacobs: “Ja, maar ik zit niet in Amsterdam, hè? Ik heb met het gedoe in Mokum nooit zoveel te maken gehad. Ik zat in de mediene.”

Binyomin Jacobs ontsteekt de Chanoeka op het Marktplein in vestingstad Bourtange, december 2024

Lang voor zijn pensioengerechtigde leeftijd was het al duidelijk dat Jacobs niet zou stoppen met werken. Rabbijn ben je voor het leven, vindt hij. Hij wilde na zijn pensionering geen salaris meer, hij had immers een pensioen. Een onkostenvergoeding bleef, maar hij wilde per se in functie blijven. “Rabbijn mag geen business zijn en ik ben nu onafhankelijker. Ik heb nu ook mijn vleugels in Europa kunnen uitspreiden. Ik ben altijd al een laatbloeier geweest. Zo ben ik medeoprichter van het Rabbinical Center of Europe, een soort vakvereniging voor rabbijnen die lokale collega’s in een gecompliceerde zaak kunnen bijstaan.”

Medeleven

Daarbij is rebbetsen Blouma onmisbaar: “Nu we geen kinderen meer thuis hebben, reist Blouma vaak met me mee. Ze is enorm belangrijk. Blouma is heel intelligent, heeft een enorme kennis en is mijn wandelend geheugen. Of we nu in Nederland zijn, in Oekraïne of elders in Europa, we reizen bijna altijd samen. Maar als we eenmaal ergens zijn, zien we elkaar bijna niet. We hebben ieder onze eigen taak en functie.”

‘Mijn proeftijd duurde 23 jaar, daarna werd het woordje ‘waarnemend’ geschrapt’

De echtelieden vormen een hecht verbonden stel, maar hebben naast de zegeningen van veel kinderen, kleinkinderen, en achterkleinkinderen (“om te weten hoeveel het er precies zijn, moet ik echt even in de computer kijken”) groot verdriet gekend. Drie van hun kinderen overleden. Jacobs zegt daarover: “Ik geloof niet dat dat verlies ons leven heeft veranderd. Behalve dan dat we voor mensen in dramatische situaties nog meer empathie hebben gekregen. Ook in onze voorgeslachten was er leed, maar verdriet hoort bij het leven. Door mijn werk in het Sinaïcentrum weet ik ook het niet altijd rozengeur en maneschijn is. Onze overleden kinderen hebben een plek in onze familie, sommige kleinkinderen en achterkleinkinderen zijn naar ze vernoemd. Maar Blouma en ik hebben er altijd voor gewaakt dat ons leven niet helemaal ging draaien om het overleden kind. Dat zie je vaak wel gebeuren, waardoor het leven van de andere kinderen wordt getekend. Die worden dan ongewild de dupe. We hebben ons best gedaan dat in ons gezin niet te laten gebeuren.”

Eenheid

Hoe ziet de toekomst eruit? “Blouma en ik willen mensen tot steun blijven, louter en alleen om waar mogelijk te helpen. Waarbij we ze natuurlijk wel sterken en inspireren in hun jodendom. Ik wil doorgaan met dagboeken schrijven, omdat ik merk dat mensen zich daardoor gesterkt weten, maar tegelijkertijd moet ik ervoor waken niet achter mijn computer te blijven zitten. Een rabbijn hoort eropuit te trekken.” Met het oog op de polarisatie en het opkomende antisemitisme, heeft de opperrabbijn een essentiële raad: “We mogen in onze gemeenschap van mening verschillen, maar zeker nu is het van belang dat we een hechte eenheid uitstralen. Het feit dat we niet één zijn, is vaak ons grootste struikelblok.”

Eén reactie

  1. Mee eens: Een rabbijn hoort eropuit te trekken.”
    Ja net als Moshe en Jehosua deden aan de spits ( 2-3 miljoen mannen, vrouwen en Kinderen *SJEMOT/EXODUS 12 ) van het Volk, veertig jaar lang.

    * Ze gingen van de stad Rameses naar de stad Sukkot. Ze waren met 600.000 mannen, de vrouwen en kinderen niet meegeteld.”

    Met het oog op de polarisatie en het opkomende antisemitisme, heeft de opperrabbijn een essentiële raad:

    “We mogen in onze gemeenschap van mening verschillen, maar zeker nu is het van belang dat we een hechte eenheid uitstralen.
    Het feit dat we niet één zijn, is vaak ons grootste struikelblok.”

    Ja, is Altijd een struikelblok. Maar…Ezra en Nehemia pakten de draad weer op. HOE? Met de TORAH en gingen opnieuw de wonderlijke woorden van Moshe uit het Boek o.a. Devariem/Deuteronomium 7 hardop voordragen/declameren.

    Het volk luisterde toe en hing urenlang aan hun lippen ook al was het koud en regende het pijpenstelen. Het volk was toen één!

    Ezra 10:9…Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den twintigsten in de maand; en al het volk zat op de straat voor Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de Plasregens.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Interview

Opperrabbijn Jacobs: ‘Ik ben altijd een laatbloeier geweest’