Nieuw leven in het oude getto

Van de Joodse gemeenschap in Venetië, ooit vijfduizend man sterk, is nog geen tiende over. Toch maakt het getto, een oase van rust in de toeristenmetropool, geen doodse indruk. Het Gheto Novo heeft te veel verleden om geen toekomst te kunnen hebben.
Kanaal tussen het Ghetto Novo en het Ghetto Novissimo

FOTO’S: BART SCHUT EN ESTHER VOET

Het plein in Venetië is stil en leeg. Hier niet de Disneylandtaferelen waarover bezoekers van ‘de koningin van de Adriatische Zee’ zich beklagen. Dertig miljoen toeristen bezoeken de op meer dan honderd eilandjes gebouwde stad jaarlijks, reden voor het bestuur dagjesmensen een kaartje voor toegang tot de stad te laten kopen. Maar wie om twee uur ’s middags in de verzengende hitte – only mad dogs and Englishmen go out in the midday sun, schreef Kipling – over het Campo di Gheto Novo slentert, is praktisch alleen.

Twee oude vrouwen verroeren zich niet op hun bankje onder de plataan. Een jonge orthodoxe Jood rookt een sigaretje voor de gevel van het Chabadinformatiecentrum, twee honden zitten elkaar en een bal achterna – dat is het wel zo’n beetje. In deze voor Venetië unieke, lome middagrust is het moeilijk voorstelbaar dat dit ooit een van de drukste, dichtstbevolkte wijken was van de toch al drukke, dichtbevolkte stad. Op het eilandje van amper een hectare, midden in de wijk Cannareggio, concentreerden doge Leonardo Loredan en de Venetiaanse senaat op 29 maart 1516 ‘hun’ Joden, een kleine duizend in getal.

Het was een tegelijkertijd inclusieve en uitsluitende geste. Inclusief omdat voor die datum Joden helemaal niet in Venetië mochten wonen. Maar aan het begin van de zestiende eeuw speelden zij zo’n belangrijke rol in het economische leven van de stad , dat het ondoenlijk was hen erbuiten te laten. Zij hadden onder meer het monopolie op geld uitlenen, dat voor christenen verboden was. Maar uiteraard was er geen sprake van volledige rechten voor de Joodse bevolking. Zij werden geïsoleerd op een minuscuul eilandje tussen de Rio della Misercordia en de Rio del Gheto. Die laatste term zou Joodse wijken in heel Europa hun naam geven en later – mede dankzij Elvis Presley – arme arbeiderswijken over de hele wereld.

Duitse g

Daarmee is niet gezegd dat het getto van Venetië ook het oudste zou zijn, al wordt dat nog steeds in geschiedenisboeken beweerd. De Judengasse in Frankfurt was meer dan een halve eeuw ouder, maar ook die verbleekt bij Fes el-Jdid (‘het nieuwe Fes’) in Marokko. Wanneer de Joden gedwongen werden daar in hun mellah te blijven, is niet precies bekend, maar vermoed wordt dat het niet lang na de pogrom van 1276 is geweest. Hoe dan ook, de Italiaanse term ghetto werd voor alle wijken overgenomen waar Joden verplicht werden te wonen. Met uiteraard als triest dieptepunt de door de nazi’s ingestelde getto’s in Warschau, Lodz en Theresienstadt.

Over de herkomst van het woord doen verschillende theorieën de ronde. Het zou afgeleid zijn van get, de Joodse echtscheiding, of van borghetto, ‘stadje’. Maar de meest geaccepteerde verklaring is dat op het eilandje voor de komst van de Joden bronzen kanonnen werden gegoten in een gèto, een gieterij. Dat woord werd overigens met een zachte g uitgesproken: ‘dzjetto’. Die klank werd door Asjkenazische immigranten verbasterd tot een harde Duitse g, waarna de Italianen zo pragmatisch waren er een h aan toe te voegen.

Het oudste deel van het getto is dus ‘het nieuwe’

Voor de reiziger die Joods Venetië bezoekt, kan deze etymologische geschiedenis tot verwarring leiden. Net zoals in Parijs de Pont Neuf de oudste brug is, heet het centrale plein van de Joodse wijk Campo di Gheto Novo. Het oudste deel van het getto is dus het nieuwe. Wie vanaf de luchthaven aankomt in Venetië en vanaf de aanlegplek in het Canale di Cannareggio op weg gaat naar het Gheto Novo, loopt door een straatje dat Calle Gheto Vechio heet, de ‘steeg van het oude getto’. Blijkbaar lagen daar oudere gieterijen, maar als onderdeel van het Joodse getto is het nieuwer.

Chamsa’s en jads

Om het allemaal nog wat verwarrender te maken, ligt ten oosten van het oorspronkelijke getto ook nog het Gheto Novissimo, het nieuwste dus. Dit werd in 1633 aan de Joodse wijk toegevoegd om ruimte te creëren voor de Joden die voor de inquisitie uit het Iberisch Schiereiland waren gevlucht. Het ‘nieuwste’ getto nam drie huizenblokken in beslag aan de overkant van de Rio del Gheto. Net als de gehele Joodse wijk werd het ’s nachts afgesloten van de rest van Venetië. Die isolatie was de reden dat het stadsbestuur het eilandje in 1516 had uitgekozen. De drie bruggen die het tegenwoordig met de stad verbinden, waren er toen twee en door ze op te halen, konden de Joden van zonsonder- tot zonsopgang geen kant op.

Wie nu door de Calle Gheto Vechio loopt, komt direct de sporen van eeuwenlange Joodse aanwezigheid tegen. Links zit Antichità al Ghetto, een winkeltje waar zilveren menora’s, prentjes van de maagd Maria en Russisch-orthodoxe iconen met elkaar om de aandacht van de bezoeker strijden. Vergeet de snuisterijen, de in China gemaakte carnavalsmaskers, waaiers en vingerhoedjes – hier vindt u chamsa’s, jads en schitterend verluchte Hebreeuwse boeken. In Venetië zelf gedrukt, een metier waar Joden lange tijd praktisch een monopolie in hadden. Toegegeven, alleen de toerist met goedgevulde beurs kan hier terecht.

Voorbij een koosjere bakker met ‘Joodse zoetigheden’, komt de bezoeker uit op de Campiello de le Scuole, het ‘pleintje van de sjoels’, waar de Spaanse en de Levantijnse synagogen aan liggen. Beide zijn opgetrokken in de eerste helft van de zestiende eeuw en dus flink ouder dan de Amsterdamse Snoge, maar hier in het Venetiaanse getto behoren zij tot de jonkies. Vanaf het pleintje is een van de drie bruggen die het eiland met de stad verbinden al te zien. Dat was in de zestiende eeuw niet de elegante loopbrug die de Ponte del Gheto Vechio vandaag de dag is. Aan de gevel tegenover het eiland zijn nog de gaten te zien waar ooit de ophaalbrug aan vastzat. Aan de overkant ligt het Gheto Novo, het epicentrum van Joods Venetië, met zijn drie oeroude synagogen: de Grote Duitse, in 1528 – slechts twaalf jaar na de instelling van het getto – gebouwd, de Canton (1532) en de Italiaanse (1575).

Aantrekking en afstoting

De eerste Joodse sporen in La Serenissima, de eeuwenoude bijnaam van de Venetiaanse republiek, zijn een half millennium ouder dan het getto. In documenten uit de tiende eeuw werd het kapiteins uitdrukkelijk verboden Joden op hun schepen toe te laten. In 1252 werd het Joden verboden in de stad zelf te wonen, dus vestigden zij zich op Spinalonga, het langwerpige eiland dat tegenover het Dogenpaleis aan het San Marcoplein ligt. Niet verwonderlijk dus dat het eiland tegenwoordig als Giudecca door het leven gaat.

Zo begon de dans tussen aantrekking en afstoting, tussen privileges en ballingschap

Aan het begin van de veertiende eeuw begon het spel tussen autoriteiten en Joden dat we uit bijna elk Europees land kennen, de dans tussen aantrekking en afstoting, tussen privileges en ballingschap. Dat laatste gebeurde in 1394, toen de senaat de Joodse gemeenschap verbande om lokale handelaars economisch te beschermen. De Joden mochten nog slechts in onregelmatige perioden van maximaal twee weken in de stad werken.

Daarbij werden zij net als elders in Europa gedwongen een geel teken op hun kleding en later een gele hoed te dragen. In de vijftiende eeuw deed het bloedsprookje de ronde in Venetië en de volkswoede maakte zijn eerste dodelijke slachtoffers. Toch trokken steeds meer Joden naar de stad, vanaf 1492 vanuit Spanje en het door de katholieke Spaanse koningen beheerste zuiden van Italië, maar ook Asjkenaziem uit Duitsland. Het stadsbestuur erkende de waarde van de Joodse (geld)handelaren. Daarom besloot de stad in 1516 hun verblijf permanent te legaliseren. We vinden nog bewijs van hun bestaan bij de Banco Rosso in het getto, ooit was er ook een Banco Verde.

Hoewel, permanent? Elke paar jaar moesten de Joden voor de doge en de senaat verschijnen om over de verlenging van hun verblijf te onderhandelen. Dat ging uiteraard om geld en de tarieven werden zelden verlaagd, eerder verdubbeld. Alleen als Venetië in conflict was met het Ottomaanse Rijk mochten de Joden op enige coulance rekenen, want dan had het stadsbestuur hun hulp nodig. De Venetiaanse Joden hadden uitstekende relaties met de talloze Joodse gemeenschappen op de eilanden van de oostelijke Middellandse Zee, waar de machtsstrijd met de Turken vaak werd uitgevochten.

Ook aan het hof in Istanboel hadden hun geloofsgenoten veel invloed, zoals de Joodse Josef Nasi (1524-1579), adviseur van sultan Suleiman de Grote. Nasi’s tante Gracia, een van de rijkste vrouwen van Europa, leefde halverwege de zestiende eeuw zelfs een tijdje in Venetië. Als christelijke bekeerlinge die toch haar leven lang haar Joodse geloof bleef belijden, deed zij dat natuurlijk niet in het getto. Doña Gracia Mendes Nasi bewoonde een palazzo aan het Canal Grande.

Gelukkig lagen Venetianen en Ottomanen vaak met elkaar in de clinch

In 1574 schokte de Turkse sultan Venetië met zijn benoeming van een Joodse ambassadeur in de stad: Solomon van Udine.

Schatten aan juwelen

Gelukkig lagen Venetianen en Ottomanen regelmatig met elkaar in de clinch, waardoor de Joodse gemeenschap in het getto groeide en bloeide. En uit zijn voegen barstte. Ja, het getto werd mondjesmaat uitgebreid, maar de ruimte bleef bijzonder beperkt en het eiland was nu eenmaal aan zijn waterige limieten gebonden. Dan maar de lucht in, luidde het devies. De gebouwen om het Campo di Gheto Novo zijn opvallend hoog voor Venetiaanse begrippen, zij het met lage verdiepingen, zeven of acht op elkaar. Ze geven niet de indruk voor de eeuwen gebouwd te zijn. Datzelfde geldt voor het bruggetje bij de oostelijke ingang van het getto, de Ponte de Gheto Novo. De houten brug, te betreden door een donker tunneltje, geeft de beste indruk van hoe het er ooit was – je verwacht er ieder moment Shakespeares Shylock tegen het lijf te lopen.

Een van de oude ingangen naar het getto

Het contrast is groot met de brug over de Rio della Misercordia aan de noordzijde van het eiland. Die bestond nog niet in gettotijden, maar biedt wel een van de mooiste uitzichten over het eiland – plus de kans verder van de toeristenstroom te dwalen.

De zeventiende eeuw was een bloeiperiode, hoewel de pest ook de Joodsgemeenschap hard raakte, zij het later dan de rest van de bevolking. De Venetiaanse kille groeide naar vijfduizend zielen op een totaal van meer dan 150 duizend stadsbewoners.

Nog steeds ging het getto ’s nachts op slot

Maar nog steeds werd de gele kleding gedragen en nog steeds ging het getto ’s nachts op slot. Artsen waren daarvan vrijgesteld en mochten een zwarte hoed dragen. Logisch, zij waren tot ver buiten de stadsgrenzen beroemd en behandelden de koningin van Frankrijk en zelfs de paus in Rome. Het getto leverde meer beroemdheden af, zoals Leon da Modena, rabbijn en schrijver, en Sara Coppia Sulam, de dichteres die een salon hield waar de adel van Venetië graag verscheen.

Emancipatie

Er werd goed geld verdiend in het getto, maar de Joden die hiervan profiteerden, hadden weinig mogelijkheden dit te tonen. Zij bleven opgesloten in hun kleine, lage appartementen op het overvolle eilandje. Die appartementen moeten buitengewoon rijk gemeubileerd geweest zijn en de vrouwen moeten schatten aan juwelen bezeten hebben. Het enige wat de Joodse bankiers en handelaren verder met hun geld konden doen, was het investeren … en zo nog rijker worden. De situatie veranderde volledig in 1797, toen Napoleons troepen Venetië innamen en de poorten van het getto afbraken. De emancipatie was een feit.

Wat deden de rijke gettobewoners? Zij zetten hun geld om in palazzo’s

Dus wat deden de welvarende gettobewoners? Zij zetten hun geld om in palazzo’s. Tussen de Rialtobrug en de Ponte delle Guglie, bij de ingang van het getto, kon je over de daken van het ene naar het andere Joodse grachtenhuis lopen. Een situatie die volgens sommigen tot aan de dag van vandaag voortduurt. In het midden van de negentiende eeuw, net voor de eenwording van Italië, heette Venetië de Republiek van San Marco. De stadsstaat had een Joodse minister van Financiën, Isaac Pesaro Maurogonato, en zelfs een premier wiens familie zich nog geen eeuw eerder tot het christendom had bekeerd. De in Venetië geboren Luigi Luzzatti, premier van Italië van 1910 tot 1911, was een van de eerste Joodse regeringsleiders ter wereld.

Heldendaad

Er zijn geen eind-goed-al-goedverhalen in Joods Europa, ook niet in Venetië. Vrijheid en welvaart bleken geen bescherming te bieden tegen het oprukkende fascisme. Al leek dat aanvankelijk wel zo: meer dan tweehonderd Joden liepen mee met Mussolini’s ‘mars op Rome’ in 1922. Deze Joodse leden van de Nationale Fascistische Partij waren diep geschokt toen de Duce in 1938 zijn rassenwetten van kracht verklaarde, die hij van de Neurenberger Wetten had overgenomen. Toen de Italianen in het zuiden zich in september 1943 overgaven aan de geallieerden, bezetten hun voormalige Duitse bondgenoten de noordelijke helft van het land, inclusief Venetië.

In het getto hangt een plaquette ter herinnering aan een nu overbekende naam. Maar Adolfo Ottolenghi was geen gevierde kok, hij was van 1919 tot aan zijn dood de opperrabbijn van Venetië. Ottolenghi had waarschijnlijk kunnen vluchten. Zijn vrouw Regina deed het en overleefde de oorlog. Maar toen de nazi’s op 17 juli 1944 twintig bewoners van het Joodse bejaardentehuis arresteerden, besloot de opperrabbijn hun lot te delen. Ergens na 2 september van dat jaar werd Adolfo Ottolenghi in Auschwitz vermoord, de precieze datum is niet bekend. Meer dan tweehonderd Venetiaanse Joden werden gedeporteerd naar de kampen, slechts acht van hen keerden terug.

Adolfo Ottolenghi en zijn vrouw Regina Tedeschi

Ottolenghi’s heldendaad was niet de enige tijdens de Shoa in Venetië. De voorzitter van de Joodse gemeenschap in de stad, Giuseppe Jona, bezat een lijst met leden van zijn kille. Hij besloot op 16 september 1943 zelfmoord te plegen om te voorkomen dat deze in de handen van de Duitsers zou vallen.

Illusie

Zo daalde het aantal Joden in de stad direct na de oorlog tot onder de duizend. Daarmee was de afbraak niet voorbij. Vandaag de dag wonen er minder dan vijfhonderd Joden in Venetië, van wie slechts enkele tientallen in het getto. Dit is begrijpelijk in het licht van de bevolkingsontwikkeling in de stad. Het totale aantal inwoners van de oude stad bedraagt nog nauwelijks 50 duizend: dat zijn er minder dan duizend jaar geleden. Venetianen verzuchten weleens dat niet klimaatverandering, maar demografie het einde van hun stad zal betekenen.

Joden maken amper één procent uit van de bevolking, hoewel steeds meer van hen een pied-à-terre in de stad zoeken. Begraven wordt er nog altijd op het langgerekte eiland in de lagune, het Lido, bekend van het filmfestival. Aan de noordelijke kant van het eiland vinden we de oude begraafplaats, met eeuwenoude zerken. Hedendaagse Joodse inwoners krijgen een plek op de nieuw geopende begraafplaats.

De bezoeker van het getto krijgt niet de indruk dat de Joodse gemeenschap er nog maar amper leeft. Dat komt uiteraard door de vele toeristen uit Israël en de VS. Ook de restaurants en souvenirwinkels met een Joods karakter dragen bij aan de illusie van een levende kille. Zeker nu de synagogen en het museum aan de Campo di Gheto Novo worden gerenoveerd, als onderdeel van een ambitieus plan het toerisme en Joodse leven op het eiland nieuw leven in te blazen.

Geen geboren en getogen Venetianen, maar Chabadniks uit Brooklyn

In restaurant Gam Gam zitten orthodoxe Joden te eten en ervoor hangen jonge chassidiem rond. Geen geboren en getogen Venetianen, maar Chabadniks uit Brooklyn. Voor het decor maakt het niet uit: zolang er maar Joden in het getto zijn, liefst zichtbare.

Deze Venetiëspecial werd mede mogelijk gemaakt door Maror en verscheen eerder in het NIW39 van 8 juli 2022

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Venetië

Een onafhankelijke vrouw in het getto