Maar waarover mijn eerste commentaar – en wie weet mijn laatste – te schrijven? Men zegt dat alles wat je schrijft onbewust over jezelf gaat, dus doe ik het gewoon bewust. U moet weten dat ik sinds dik een jaar vader ben. Dik een jaar alweer al die cliché’s over hoe snel het gaat met kinderen blijken eerder onder- dan overdreven. Hoe dan ook, het vaderschap verandert je. Ik stuur nu de hele dag filmpjes naar mijn vrouw van albinoschildpadbaby’s (snik), dove kinderen die voor het eerst hun moeders stem horen (traan) en pasgeboren tweelingen die naar elkaars hand zoeken (met tuiten). Ik zou eerder mijn twee duimen afhakken dan dit soort emozooi naar mijn manvrienden sturen, maar mijn vrouw is minstens zo babyverslaafd als ik, dus die begrijpt dat. Het is wel lastig hoor, bij elke Pampersreclame een brok in je keel krijgen of je tranen moeten wegslikken als je voor het achtuurjournaal nog even te zien krijgt hoe belangrijk Nutrilon dreumesvoeding is. Zelfs bij puppies… afijn, u begrijpt.
Maar ook serieuze, levens- en doodzaken krijgen een andere betekenis. Vorige week zag ik op de Twitteraccount van het Auschwitz Museum een foto voorbijkomen die mij naar de keel greep. Beata Donner, geboren op 21 augustus 1941 in Nagykanisza, Hongarije. Beata is een jaar of anderhalf, heeft linten in heur haar en houdt een pop stevig in elke hand. Haar blik doet mij onmiddellijk aan mijn kleine Lars denken: trots op haar poppen, een beetje guitig, vol leven, vol verwondering, vol zin in de enorme levensreis die zij voor de boeg heeft.
Alleen… die reis eindigde op 21 mei 1944. In Birkenau. Beata werd vermoord toen zij nog geen drie jaar oud was. U en ik weten waarom, maar zullen we ooit echt begrijpen waarom? De kans is aanwezig dat Beata’s moordenaars zelf vaders van peuters waren. Dat is een besef dat ik voor ik vader werd niet had, maar het maakt het allemaal nog onbegrijpelijker. Het enige dat ik op dat moment kon doen, was de trap afstormen en Larsje fijnknijpen in mijn armen. Beata was nu 78 jaar geweest en heeft dat voorrecht nooit gekend. ■
Bart Schut, adjunct-hoofdredacteur
Twitter: @bpschut