Het is sjabbatavond. De jonge Gustav Mahler zit met zijn vader Bernhard in sjoel. Het jongetje hoort de melodieën van de bekende gebeden en springt plotseling op. “Hou op, hou op!” roept hij door de synagoge. “Dit klinkt verschríkkelijk!” waarop hij uit volle borst zijn favoriete liedje inzet, de Knapzakpolka.
De melodieën uit zijn jeugd zal Mahler zijn leven lang met zich meedragen. Vele ervan verwerkt hij in zijn liederen en tien symfonieën. Die tiende zal hij niet afmaken omdat hij voortijdig, op zijn vijftigste, overlijdt. Leonard Bernstein betwijfelt in een van zijn lezingen in de serie The unanswered question op Harvard University of Mahler dat laatste werk wel zou hebben afgemaakt. Bernstein zag het vierde deel van de Negende symfonie als Mahlers afscheid en loslating van het leven, een voltooiing. Een leven dat werd bepaald door een ambivalente jeugd.
Bijzonder talent
Gustav is het tweede van veertien kinderen van Bernhard Mahler en Marie Frank. Hij wordt op 7 juli 1860 geboren in Kaliste, een klein plaatsje te midden van uitgestrekte bossen en velden in Bohemen, tegenwoordig in de Tsjechische republiek. Gustav is nog maar een paar maanden oud als het gezin verhuist naar het levendige garnizoensstadje Jihlava, dat in die tijd nog Iglau heet. Het plaatsje ligt op de weg van Wenen naar Praag en omdat Pruisen en het Oostenrijks-Hongaarse rijk voortdurend met elkaar overhoop liggen, zijn er veel soldaten gelegerd. Vader Bernhard is kastelein, zijn café bevindt zich op een steenworp afstand van het grote plein waar de soldaten op marsmuziek exerceren. In de straten om het plein laten rondtrekkende volksmuzikanten hun deuntjes, veelal in driekwartsmaat, horen. Er zijn liedjes waarmee de oogst wordt gevierd, er is altijd wel iets van klezmer te vinden en dan zijn er de muzikanten die in zijn vaders lokaal muziek maken om de avond luister bij te zetten.
De jonge Gustav zuigt al die melodieën op. Hij heeft een kleine accordeon, loopt daar op een dag mee achter een troep soldaten aan en speelt feilloos hun mars mee. Daarnaast ontdekt Gustav bij zijn grootouders een piano op zolder, waardoor het jochie volledig gebiologeerd raakt. Biograaf Henry Louis de la Grange vertelt in de BBC-documentaire Great composers dat Bernhard het unieke talent van zijn zoon zag, dat niet mocht worden onderdrukt. Bijzonder voor een man die avond in, avond uit dronken gasten de deur moest uitwerken. Gustav wordt ondergebracht bij de koorleider van de kerk in het stadje, zodat hij zijn eerste schreden op zijn muzikale pad kan zetten. Al op zijn zesde zet hij zijn eerste muzieknoten op papier.
Kindersterfte
Dit klinkt als een gelukkige jeugd, maar dat is het bepaald niet. Zo vertelt biograaf Edward Seckerson hoe vaak de dood waart door het huis van de Mahlers boven het café. Acht van Gustavs broertjes en zusjes sterven jong. Als tiener verliest hij jaarlijks een broer, vier in totaal. Ook zijn lievelingsbroer Ernst sterft na een ziekbed van maanden. Iedere avond heeft Gustav aan zijn bed gezeten, Ernst verhaaltjes vertellend. Terwijl in het café vrolijke volksdeuntjes te horen zijn, worden via de achterdeur de kisten van zijn broers en zussen weggedragen naar de begraafplaats.
Bovendien hebben zijn ouders een ongelukkig huwelijk. Bernhard mag dan wel het talent van zijn zoon erkennen, tegenover zijn vrouw is hij gewelddadig. Tijdens een heftige confrontatie tussen zijn ouders vlucht Gustav het huis uit. Op straat vindt hij een man met een straatorgeltje die Du lieber Augustin speelt. Wij kennen die melodie als Daar wordt aan de deur geklopt. Terwijl thuis de hel losbreekt, wordt op vijftig meter afstand een vrolijk deuntje gespeeld. Het groteske, macabere van die ervaring zal Mahler later verwerken in een van zijn symfonieën, de tegenstelling tussen onheil en het carnavaleske. Het is terug te horen in zijn dodenmars in de Derde symfonie en in zijn Eerste symfonie, waarin hij Vader Jacob verwerkt – maar dan in mineur, waardoor het dreigend wordt. Er zijn meer deuntjes terug te vinden in zijn muziek, zoals de eerste noten van een lied dat later in Anatevka beroemd zou worden onder de titel Als ik toch eens rijk was.
‘De emotionele impact van Mahler beroert mij tot tranen en tegelijkertijd word ik er blij van. Ik heb het nodig Mahler te horen’ – Frank Gehry
Soelaas bieden niet alleen de melodieën die door het stadje dwarrelen, maar ook de natuur. Buiten de poorten van Jihlava is alles groen, omdat het stadje grenst aan een enorm ravijn. Daar spoort Bernhard Gustav regelmatig op als hij weer eens zoek is. Hij treft hem dan aan in trance, luisterend naar de dieren en de vogels, de geluiden die opkomen uit de stilte. Zijn liefde voor de natuur is de redding van de jonge Mahler en is alom terug te horen in zijn composities. Beluister ‘Naturlaut’ in Symfonie nr.1 en herken het lied van de koekoek.
Al jong, omgeven door de dood, gaat Mahler op zoek naar de zin van het leven, het grote waarom. Aan het Joodse geloof heeft hij weinig houvast. Het gezin bezoekt nu en dan de sjoel, maar thuis wordt de religie slechts oppervlakkig beleefd. Enige duiding, laat staan diepere wijsheid krijgt Gustav niet mee. Zijn vader is een vrijdenker die weinig op heeft met het mysterie van het leven en de vragen die zijn zoon stelt. Mahler zal zijn leven lang zoekende blijven en misschien pas aan het einde een antwoord vinden.
Carrière
Bernhard Mahler weet dat zijn zoon voor een ander leven is weggelegd dan dat van kastelein. Hij stuurt Gustav naar het conservatorium, waar de jongen op zijn vijftiende zijn eerste pianokwartet schrijft en bewondering opvat voor Richard Wagner. Hij wint diverse prijzen als pianist, maar weet dan al dat zijn grote passie componeren is. Op zijn achttiende creëert hij Das klagende Lied, waarin zijn originaliteit al geheel is terug te horen, inclusief de verwerking van de volksmuziek en jachthoorns uit zijn jeugd. Wil hij zijn ambitie als componist verder ontwikkelen, dan zal hij een loopbaan als dirigent moeten nastreven. Of, zoals hij het zegt: “Ik dirigeer om te leven, maar ik leef om te componeren.”

Als dirigent komt hij terecht in kleine provinciestadjes, waar hij zelfs de stoelen van de toehoorders en de vloer voor een concert schoonveegt. Daarna volgen Kassel en Leipzig, waar hij in 1887 zijn Eerste symfonie componeert. Hij is dan 27 jaar oud en enige tijd later vindt de première plaats in Boedapest, waar hij inmiddels is neergestreken. De eerste noten lijken op te komen uit een mist, het niets. Het is een hoogst origineel werk. En het wordt op alle fronten een ramp. Het orkest haat het, de critici sabelen het neer en het publiek vraagt zich af waar ze in vredesnaam naar hebben geluisterd. De bezoekers begrijpen er niets van, omdat Mahler muzikale wetmatigheden die tot dan toe gangbaar zijn, overboord gooit. Als hij de dag na de première door de straten van Boedapest loopt, mijden zijn muziek- en andere vrienden hem als de pest.
Als dirigent heeft hij meer succes. Zijn ster rijst vliegensvlug, hoewel al in Boedapest blijkt dat hij over geringe sociale vaardigheden beschikt. Hij is volledig gefocust op de muziek, minder op de mens die die muziek moet maken. Hij staat bekend als ongelooflijk perfectionistisch. Zijn repetities duren uren en de manier waarop hij zijn ongenoegen over tekortschietende zangers en musici te berde brengt, is vaak zo beledigend dat twee zangers hem uitdagen voor een duel. Ook komt hij te boek te staan als een enorme rokkenjager. Geen vrouw, zeker geen sopraan, is voor hem veilig.
Andere jas
Mahler verlaat Boedapest en accepteert een betrekking als muzikaal directeur bij de opera in Hamburg. Zijn zomers brengt hij door in Steinbach, een plekje aan de Attersee bij Salzburg, waar hij een hutje aan het water bouwt om te kunnen componeren. Hier, midden in de natuur, met uitzicht over het meer, voltooit hij zijn Tweede symfonie (Auferstehung)en de Derde. Steeds is daar die vraag: waartoe dient het leven, is het misschien een grote grap?
Die existentiële vraag wordt een paar jaar later versterkt als in 1895 zijn broer Otto zelfmoord pleegt. Gustav heeft altijd tegen hem opgekeken en vond hem een grotere musicus dan hij zelf was. In Hamburg wordt Gustavs uitvoering van Beethovens Negende symfonie slecht ontvangen, maar hij heeft zijn blik al op verdere einders gericht. Het is een droom die hij al jaren koestert: hij wil directeur worden van de Weense staatsopera, in de muziekwereld de absolute top. Er staat slechts één ding in de weg: in Wenen zullen ze hem als Jood nooit accepteren.
Mahler is agnost. Hij ziet God als schepper van het universum, maar heeft niets met dogmatiek en neemt een pragmatische beslissing. In 1897, hij is dan 37 jaar oud, laat hij zich in de barokke Karlskirche in Wenen katholiek dopen. Als hij de kerk verlaat, loopt hij tegen zijn goede vriend Louis Karpat op en vertelt hem: “Zo, ik heb even een andere jas aangetrokken.” Met andere woorden: vanbinnen ben ik niet veranderd.
Superster
In Wenen waait in die tijd een nieuwe wind, een nieuwe stroming: de jugendstil of art nouveau die lokaal bekend staat als secession, met als speerpunt de liefde voor de natuur. Mahler voelt zich als een vis in het water bij deze beweging, die bekendstaat om de organische lijnen, zowel in de beeldende kunst als in de muziek. Bij het orkest is men minder tevreden over hem. Voldoet een musicus niet aan Mahlers eisen, dan wordt die zonder pardon ontslagen. De dirigent weet precies wat hij wil, maar uit dat als een dictator. Iedereen is bang voor hem, hij wordt gehaat.
Toch zijn de resultaten ontegenzeggelijk fantastisch. Hij laat zijn goede vriend Gustav Klimt – een van de oprichters van de Secession, waarnaar de kunststroming is genoemd – de decors voor de opera’s ontwerpen. Hij neemt de Joodse componist Arnold Schönberg onder zijn hoede, die hij zijn leven lang zal blijven ondersteunen hoewel hij zijn latere werk niet meer begrijpt. Wel hoopt hij dat de jonge componist zal zorgen voor zijn muzikale erfenis na zijn dood. Schönberg, die niet onder de indruk is van de Derde symfonie, zal later zijn mening bijstellen. Als hij het werk beter heeft leren kennen, spreekt hij van een geniale compositie. Hoewel iedereen Mahlers dramatische reputatie als orkestleider dan al kent, zal Schönberg de dirigent bestempelen als ‘een heilige’.

Componeren blijft Mahlers passie. Hij verlaat het hutje aan de Attersee en koopt een huis in Karin-thië, aan de Wörthersee, met een klein huisje in het bos achter het huis, waar hij zijn Vierde symfonie componeert. Hij wil daar beslist niet gestoord worden en duldt enkele afleiding. Het gaat zover dat het dienstmeisje ’s morgens via een paadje achterom zijn ontbijt moet komen brengen, opdat hij door haar bewegingen niet wordt afgeleid. Mensen omschrijven de componist als vervuld van zichzelf, megalomaan, maar ook als een kundig zakenman. Hij bestuurt als muzikaal directeur van de Wiener Oper ook de administratie en financiën. En dat doet hij uitstekend, wat hem – ondanks zijn onhebbelijkheden – algeheel respect oplevert. Hij is de meest gewaardeerde persoon van Wenen, op de keizer na dan. Zelfs koetsiers en de eerste taxichauffeurs van de stad weten wie hij is: een superster.
Grote liefde
In 1901, op het toppunt van zijn roem, ontmoet hij in 1901 op 41-jarige leeftijd zijn grote liefde: Alma Schindler. Alma is componiste en pianiste en een van de meest begeerde schoonheden van Wenen. Dat niet alleen: ze heeft een magnifieke uitstraling en is zeer intelligent. Als ze achttien jaar oud is, is zij al de minnares van kunstenaar Gustav Klimt, en hij is beslist niet de enige die haar adoreert. Iedere man die er in Wenen maar een beetje toe doet, valt als een blok voor haar. Ook Gustav Mahler, een man die diep in zijn hart nog steeds een gewone jongen uit de provincie is. Bovendien is hij twee koppen kleiner dan zij. Maar Alma kijkt niet naar mannen zoals de gemiddelde vrouw dat doet. Ze heeft een zwak voor genialiteit. Daarnaast is Gustav wereldberoemd, en dat maakt hem zeer aantrekkelijk. Ze trouwen in de Karlskirche en de hele avant-garde van Wenen is aanwezig. Hoewel hij van Alma eist dat ze als componiste een stapje terug doet – ‘In dit huis is ruimte voor slechts één componist’ – assisteert zij hem wel degelijk bij zijn Vijfde symfonie, waar hij definitief afscheid lijkt te nemen van het verleden en de volksdeuntjes. Velen denken dat het later wereldberoemd geworden adagietto een liefdesbetoon aan Alma is. Experts zien er ook wel een lofzang in van de componist op het leven zelf.
‘Ik was vijftien toen ik zijn muziek voor het eerst hoorde, en het sloeg in als de bliksem. Als je je als vijftienjarige afvraagt waar je plaats is in de wereld, opent zijn muziek een heel nieuw universum’ – Yo Yo Ma
Dit is de gelukkigste periode van zijn leven, maar zijn muziek wordt donkerder. Ook het adagietto heeft elementen van duisternis en wanhoop. Een vooruitziende blik? In ieder geval is zijn Vijfde symfonie een duidelijke breuk met de vier voorgaande. Mahler geeft meer en meer uitdrukking aan het drama en het menselijk lijden. Ook omdat hij, ondanks al zijn succes, met grote angsten leeft. Dit geluk, deze schoonheid, dit kan toch niet blijven? En zullen ze hem als Jood wel blijven accepteren? Is dit geluk houdbaar?
Ineenstorting
Nee, het houdt geen stand. Alma klaagt dat hij in de zomermaanden te vaak weg is, wanneer hij zich afzondert om te componeren in een hutje in de natuur en het gezinsleven aan haar overlaat. Niet dat hij geen goede vader is, hij is dol op zijn kinderen en toont dat ook – tenminste, als hij er is. Een gezellig avondje uit zit er ook niet in, want dan verdiept Gustav zich in stapels boeken. Hij leest Plato en Goethe. Alma, temperamentvol en met een sterke persoonlijkheid, verschrompelt onder zijn gebrek aan aandacht. Haar eigen talent wordt niet erkend. Haar echtgenoot is zo diep verzonken in zijn eigen wereld, dat hij haar niet ziet staan.

Dat begint zijn tol te eisen. Bovendien zet Gustav, zeer tegen de wil van zijn bijgelovige eega in, de Kindertotenlieder van de dichter Friedrich Rückert op muziek. Hij is daar al voor zijn huwelijk aan begonnen. Rückerts confrontatie met de dood rakelt het gevoel op dat hij had bij de dood van zijn eigen broertjes en zusjes. Hij herkent de expressie van Rückerts pijn. Alma smeekt haar man ermee te stoppen, maar Mahler kan het niet. Waarschijnlijk omdat hij de liederencyclus beschouwt als een eerbetoon aan zijn broertjes en zusjes. Het opgekropte verdriet kan hij na vele jaren hiermee een stem geven.
En dan gebeurt het onoverkomelijke. De oudste dochter van Alma en Gustav, Maria, sterft op vijfjarige leeftijd in 1907 aan rodehond of difterie. Mahler raakt de weg kwijt. Hij zondert zich af, gaat wandelen in de bergen en laat Alma in haar eentje de begrafenis regelen. Zij blijft achter met haar rouw. Mahler voelt zich, bijgelovig als hij is, schuldig omdat hij toch de Kindertotenlieder heeft voltooid. Heeft hij het onheil wellicht over zichzelf afgeroepen? Hoe het ook zij, Gustav is voor Alma onbereikbaar in hun beider verdriet. De kloof met zijn vrouw wordt zo groot dat die, ondanks pogingen van beide kanten, niet meer te overbruggen is.
Vorbei
Binnen een paar weken stort heel het gelukkige kaartenhuis in elkaar. Mahler noemt deze periode ‘de drie mokerslagen van het lot’. Een paar weken na Maria’s dood wordt bij hem een hartafwijking geconstateerd. Hij mag niet meer sporten. En bij de Weense opera wordt een enorme lastercampagne gelanceerd, mede ingegeven door antisemitisme. De directeur zou zich te weinig bij het orkest vertonen vanwege avonturen in het buitenland, ook in Amsterdam (zie kader). Hij zou te veel opgaan in de opvoering van zijn eigen composities.
Als hij een aanbod krijgt van de Metropolitan Opera in New York, staat hij op een kruispunt. Hij ontvangt een behoorlijk jaarsalaris in Wenen. Daarvoor moet hij niet alleen honderd operavoorstellingen per jaar op de planken brengen, maar ook de financiële administratie en zakelijke leiding bijhouden. Metropolitan biedt hem voor drie maanden dirigeren het vijfvoudige van wat hij in Wenen één jaar zou krijgen. Mahler is ziek, hij wil zijn gezin goed achterlaten. Hij accepteert het aanbod. De afscheidsbrief die hij in de Weense Opera ophangt, waarin hij de orkestleden bedankt, wordt verscheurd op de grond teruggevonden. Hij heeft veel vijanden gemaakt.
Op een kille decemberochtend in 1907 verzamelt de avant-garde van Wenen zich op het perron. Ze zijn gekomen om Gustav en Alma Mahler, die later op een boot naar de Verenigde Staten zullen stappen, uit te zwaaien. Terwijl de trein wegrijdt, mompelt Klimt: “Vorbei.” Wat hij bedoelt is dat het progressieve, revolutionaire geloof in nieuwe kunst, waarvan Mahler de leider is geweest, met de componist Wenen verlaat om niet meer terug te keren.
Testament
In New York wachten nieuwe problemen. De directeur van het Metropolitan wordt al een paar weken na de aankomst van Mahler vervangen door een ander, die veel liever de jonge Italiaanse componist en dirigent Arturo Toscanini op Mahlers plek ziet. Maar geen nood, hij krijgt een aanbod van het New York Philharmonic, een echt symfonieorkest.
‘Ik ben pas na jaren bestuderen bewonderaar van Mahler geworden, en toen ging hij ook emotioneel heel veel voor me betekenen’ – Bernard Haitink
Zijn Achtste symfonie heeft Mahler al een paar weken voor de dood van zijn dochter voltooid. En Mahler is bijgelovig. Hij wil geen negende schrijven, omdat ook Beethoven, Schubert en Brückner alle drie na hun negende symfonie overleden. In plaats daarvan concentreert hij zich op een symfonische liederenreeks, die hij baseert op recent uit het Chinees vertaalde boeddhistische teksten. De reeks wordt bekend onder de titel Das Lied von der Erde. Het geheel is een soort testament, met veel details uit zijn vorige werken. Het is ook een vaarwel, een berusting in het gevecht van het leven, acceptatie van de sterfelijkheid en de erkenning dat alles uiteindelijk neerkomt op de liefde.
In de zomervakanties trekt hij zich opnieuw terug in een hutje, nu in Tirol. Het oude huis in Wenen is verkocht, Alma en Gustav kunnen er niet blijven wonen na de dood van Maria. Hier, in Tirol, componeert hij zijn laatste werken, want ja, hij kan het toch niet laten een negende symfonie te componeren. Het laatste deel, een adagietto, is misschien wel het meest emotionele, bijna ondraaglijk dramatische muziekstuk in de muziekgeschiedenis. Leonard Bernstein ziet daarin niets minder dan het gevecht van het leven tegen de dood, de doodsstrijd en uiteindelijk de acceptatie: “Vooral het laatste deel. Daarin geeft hij nog eens aan ‘langsam, sehr langsam’ en op het eind ‘äußerst langsam”, alsof een ik-persoon het leven maar heel voorzichtig wil loslaten.”
Nalatenschap
Mahler overleeft zijn Negende symfonie. Intussen wordt zijn talent als componist wereldwijd erkend. Zijn Achtste is eindelijk opgevoerd, de ‘Sinfonie der Tausend’ met een enorm koor. Het stuk wordt bejubeld. Maar het succes wordt opnieuw overschaduwd door een drama. Alma, verscheurd door rouw, is alcoholiste geworden. Ze wordt opgenomen in een kliniek en raakt verliefd op de jonge, geniale architect Walter Gropius, met wie ze een affaire begint. Mahler is wanhopig. Hij voelt zich schuldig, nu hij erkent hoe hij haar na de dood van Maria in de steek heeft gelaten. In opperste wanhoop gaat hij te rade bij Sigmund Freud. Die stuurt hem weg met de boodschap: “Ontspan een beetje, neem alles niet zo serieus.” Gustav kan met dat advies helemaal niets. Het enige wat hij kan, is beginnen aan een tiende symfonie, een werk doordrenkt van diezelfde wanhoop en schuld. Op de compositie zelf schrijft hij desperate woorden aan Alma: Für dich leben, für dich sterben en, onderaan een van de bladen, Almschi. Zijn koosnaam voor haar.
Mahler maakt de symfonie nooit af. Hij sterft op 18 mei 1911 aan een bacteriële infectie, vijftig jaar oud. In de jaren na zijn dood worden zijn composities door de wereld vergeten. In zijn muziek voorspelde hij niet alleen zijn eigen drama, maar ook het mondiale. Dat hij de fundamenten had gelegd voor de moderne serieuze muziek zag niemand. Ook voor hemzelf was het feit dat hij de twintigste-eeuwse muziek op een hoger plan bracht slechts bijvangst. Hij was er simpelweg niet mee bezig. Mahler volgde geen enkele modegril, componeerde alleen wat zijn hart hem opdroeg. Bijna was hij, mede als gevolg van de uitwissing door de nazi’s, in de vergetelheid geraakt. Volgens Bernstein omdat zijn muziek ‘te waar’ was. Totdat hij in de jaren vijftig werd herontdekt. Later droeg ook onder meer Luchino Visconti’s film Dood in Venetië, waarin het adagietto uit de Vijfde symfonie klinkt, bij tot de populariteit. Toen de regisseur de muziek hoorde, vroeg hij: “Van wie is dat? Kunnen we hem meteen contracteren?” Mahler was al meer dan veertig jaar daarvoor overleden.
Zijn grootste nalatenschap is dat iedereen die het leven wil vieren, maar worstelt met de zin ervan en met de dood, zich in de noten van Mahler herkent.
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
Nederland, tweede thuis

In 1903 zette Gustav Mahler op uitnodiging van dirigent Willem Mengelberg voor het eerst voet op Nederlandse bodem. Alma begeleidde hem niet, zij voelde zich totaal niet aangetrokken tot ons natte, kille landje. Hoewel Mahler zelf ook het klimaat en de luidruchtigheid van de stad Amsterdam verschrikkelijk vond, werd dit volgens zijn eigen woorden zijn tweede muzikale thuis. Daarbij moet worden aangemerkt dat hij graag de drukte ontvluchtte, naar Zandvoort, de Zaan of Naarden. Uit zijn brieven blijkt dat Rembrandts Nachtwacht diepe indruk op hem maakte.
Omdat hij een nachtmens was en graag uitsliep, wilde Mahler graag in het Amstelhotel overnachten, maar de familie Mengelberg wilde daar – tot afgrijzen van de componist – niets van weten. De logeerpartij bleek overkomelijk. Gustav schreef Alma vanuit het huis van de Mengelbergs: “Het is half elf en ik knabbel op een stuk edammer. Ik heb nog niet veel van de stad gezien, maar ik verblijf vlak bij het Concertgebouw waar ik vanmiddag ga repeteren.” Zijn geliefde Rijksmuseum was ook niet ver weg. Mahler had geen behoefte aan een vriendschap met Mengelberg, maar voor het orkest had hij lovende woorden: “Het is uitstekend en zeer goed voorbereid,” schreef hij Alma.
Verrukt
Op de bewaard gebleven bladmuziek van de vierde symfonie staan ruim duizend aantekeningen van zowel Mahler als Mengelberg over de manier waarop het stuk moest worden gespeeld. Na het concert liet hij Alma weten hoe goed het Nederlandse publiek kon luisteren. Eenmaal teruggekeerd in Wenen schreef hij Mengelberg: “Ik heb het gevoel een tweede muzikaal thuis te hebben gevonden in Amsterdam.” Mahler had het gevoel dat de dirigent hem begreep. In 1906 kwam hij terug om zijn Vijfde symfonie, die hij zelf ‘moeilijk, heel moeilijk’ vond, te dirigeren. Maar dankzij Mengelbergs voorbereidingen was hij verrukt over diens versie: “Het klinkt fantastisch!” schreef hij Alma.
Toen Mahler naar de Verenigde Staten emigreerde, wilde hij Mengelberg graag mee hebben: “Het zou zo fantastisch zijn te weten dat jij in de buurt was,” schreef hij. Het gebeurde niet. In 1909 werd zijn Zevende symfonie in Amsterdam ten gehore gebracht. Volgens de componist was het Nederlandse publiek veel vatbaarder voor zijn vernieuwende muziek dan in andere grote klassiek-muzikale steden. De liefde tussen Mahler en onze hoofdstad duurt tot vandaag voort. Op 8 mei 2025 barst het Mahlerfestival los in het Concertgebouw en andere locaties in Amsterdam.

––––––––––––––––––––––––––––

De serie ‘Joodse componisten’ is mede mogelijk gemaakt door Maror
3 reacties
Mahler is voor mij de meest indrukwekkende componist. Mijn vorige echtgenoot en ik waren verweven met de muziek van Mahler. Toen mijn man overleed werd de 10e symfonie gespeeld in de uitvoering van Bernard Haitink. muziek die je raakt tot in je vezels. Nog steeds raakt Mahler mij tot diep in mijn ziel. “ich bin die Welt abhanden gekommen” vind ik het mooiste lied. ik bezocht jaren geleden zijn componeerhuisje in Tirol. Her zag er verwaarloosd uit. Dat raakte me.
Een egocentrische despoot met een turbulent huwelijk, maar het leverde wel briljante muziek op 🙂 . AUB iedere 5 jaar een Mahler-festival!.
Deze zin van Esther Voet in dit artikel is meesterlijk!
“Zijn grootste nalatenschap is dat iedereen die het leven wil vieren, maar worstelt met de zin ervan en met de dood, zich in de noten van Mahler herkent.”
Absoluut waar!
Hartelijk dank voor dit prachtige artikel. Opnieuw!