Nu de regering-Netanyahu weigert serieus te reageren op de onrust in de Israëlische samenleving over haar plannen de onafhankelijkheid en de bevoegdheden van de rechterlijke macht in te perken, luidt de vraag steeds vaker: wat gaat het Hooggerechtshof doen met al die wetten die de Knesset dreigt goed te keuren en die in strijd lijken met het constitutionele recht van de Joodse staat? Nog voor het parlement met pesachreces gaat, wil minister van Justitie Yariv Levin het gehele pakket voorstellen om de rechterlijke macht te ‘hervormen’ goedgekeurd zien worden.
Dat betekent dat voor die tijd de benoeming van de rechters in handen van de regering komt en dat het Hooggerechtshof de autoriteit verliest wetten die in strijd zijn met het Israëlische constitutionele recht ongeldig te verklaren. En in de zeldzame gevallen dat dit toch kan, mag de Knesset vervolgens met een eenvoudige meerderheid die beslissing van de opperrechters naast zich neerleggen. Maar wat gebeurt er als het Hooggerechtshof juist die wetten buiten werking stelt? Hoe ziet zo’n botsing eruit tussen regering en parlement in de ene hoek en de opperrechters in de andere?
Ook de Israëlische burger weet niet hoe het verder moet
De waarheid is dat niemand in Israël precies weet wat er dan gebeurt. Levin vindt dat het Hooggerechtshof dit niet kan doen en dat zo’n beslissing ‘volledig ongerechtvaardigd’ zou zijn. “Naar mijn mening zou dit elke rode lijn overschrijden,” vindt de minister, “wij zullen dit zeker niet aanvaarden.” Het zouden letterlijk de woorden kunnen zijn van elke oppositiepoliticus en elke demonstrant in de straten van Israël. De minister beschuldigt bij voorbaat de opperrechters al van een rechterlijke staatsgreep, iets wat zijn tegenstanders hem juist al weken verwijten.
Olie op het vuur
Het geeft de verwarring aan in de situatie, een verwarring die het gevolg is van het politieke proces in Israël, waar met 61 stemmen in de Knesset en binnen enkele weken het gehele juridische en politieke systeem overhoop gehaald kan worden. Ook de burger weet niet hoe het verder moet, mochten de opperrechters de door (extreem)rechts zo vurige gewenste wetten afschieten. Wie moeten ambtenaren, leger en politie dan gehoorzamen, het Hooggerechtshof of de regering? Uit een opiniepeiling blijkt dat 40 procent van de Israëli’s voor het ene standpunt kiest, 40 procent voor het andere en 20 procent weet het niet. Geen andere percentages zouden de verwarring en verdeeldheid in de samenleving beter kunnen weergeven.
Intussen blijven de regeringspartijen olie op het vuur gooien. Deze week was het de beurt aan Likoed-Knessetlid David Amsalem. Hij waarschuwt de steeds talrijkere demonstranten dat zij door justitie onderzocht en vervolgd kunnen worden. Het zal weinigen ervan overtuigen dat de coalitie de democratische rechtsstaat toch een warm hart toedraagt. Tegelijkertijd wil premier Benjamin Netanyahu dat de IDF-leiding optreedt tegen ‘weigerreservisten’ en dat de politie demonstranten harder aanpakt. Maar het Hooggerechtshof heeft juist bepaald dat minister van Veiligheid Itamar Ben-Gvir geen concrete bevelen mag geven aan de politie en slechts het algemene beleid mag bepalen. Dit uit angst dat Ben-Gvir de politie inzet als politiek repressiemiddel.
Smotrich provoceert
Internationaal is grote onrust ontstaan over een redevoering van de extreemrechtse minister van Financiën Bezalel Smotrich in Parijs. Smotrich verkondigde dat de Palestijnen een verzinsel zijn: “Er bestaat geen Palestijnen omdat er niet zoiets als een Palestijns volk bestaat.” Zijn uitspraken leidden onmiddellijk tot veroordelingen uit alle voor Israël relevante hoofdsteden. Uit Parijs zelf, uit de Saoedische hoofdstad Riaad, uit Washington en ook uit de Verenigde Arabische Emiraten – tegenwoordig Israëls belangrijkste bondgenoot in de Arabische wereld.
Tot overmaat van ramp deed Smotrich zijn uitspraak achter een spreekgestoelte met daarop het silhouet van ‘Groot-Israël’, bestaande uit de huidige Joodse staat, de Westelijke Jordaanoever en … heel Jordanië. De regering in Jeruzalem moest onmiddellijk een rel met dat land sussen door te verklaren dat de Jordaanse territoriale integriteit onomstreden is. Hoewel, blijkbaar niet voor de Israëlische minister van Financiën.