Het eerste slachtoffer van oorlog is de waarheid, luidt het al meer dan honderd jaar oude adagium. En oorlog was het, die fatale ochtend van woensdag 11 mei. De IDF was de stad Jenin op de Westelijke Jordaanoever in getrokken, op jacht naar terroristen die verantwoordelijk zijn voor de golf van aanslagen waarbij de afgelopen maanden 19 Israëli’s om het leven kwamen. Het was oorlog voor de jonge IDF-soldaten, voor de gewapende leden van de terreurgroepen die hen opwachtten, voor de inwoners van Jenin en voor Shireen Abu Akleh, de 51-jarige christelijke Palestijns-Amerikaanse verslaggeefster van Al Jazeera.
Rond half zeven ’s ochtends werd Abu Akleh in het hoofd geraakt door een kogel. Dat is een feit. Dat zij vervolgens naar het Ibn Sina-ziekenhuis werd gebracht en daar dood werd verklaard, is eveneens zeker. Maar vanaf dat moment houden de feiten op en beginnen de beschuldigingen. De eerste reactie van Israëlische zijde was dat Abu Akleh waarschijnlijk was gedood door Palestijnen, dat deze haar onder vuur hadden genomen omdat zij donkere kleding – zij het met de tekst ‘press’ op haar kogelwerende vest – en een helm droeg en de schutters haar daarom voor een IDF-soldaat hadden aangezien.
Op een leugen betrapt
Niet verrassend kwam de Palestijnse kant met een heel andere versie. Abu Akleh zou door IDF-sluipschutters bewust onder vuur genomen en gedood – in het jargon: ‘vermoord’ – zijn. Deze versie werd ondersteund door een journalist die ooggetuige was van haar dood en door Al Jazeera. Wie te geloven? In principe geen van beide zijden. Het Israëlische leger heeft alle reden de schuld in de schoenen van Palestijnse terroristen te schuiven, net zoals de Palestijnse Autoriteit er groot belang bij heeft te beweren dat een IDF-soldaat het dodelijke schot afvuurde, en vooral dat dit bewust gebeurde.
Ook de getuigen zijn onbetrouwbaar. Zo werd Ali Samudi, de journalist die bij Abu Akleh was en zelf in de rug geraakt werd, al direct op een leugen betrapt toen hij beweerde dat er geen bewapende Palestijnen in de buurt waren. Op videobeelden is duidelijk te zien en te horen hoe zich een vuurgevecht voltrekt en hoe gewapende en gemaskerde Palestijnen de Israëli’s beschieten. Samudi is journalist van Al-Quds, een Palestijnse krant die zijn journalistieke principes volledig ondergeschikt maakt aan de strijd tegen Israël. Datzelfde mag gezegd worden van Abu Aklehs werkgever Al Jazeera, het nieuwsstation van de dictatuur in Qatar dat uitblinkt in fel anti-Israëlische berichtgeving en vaak ronduit antisemitisch commentaar.
Wie dan wel te geloven? Misschien Bellingcat, het online onderzoekplatform dat gebruikmaakt van alle beschikbare digitale informatie: beelden die voor iedereen toegankelijk zijn op sociale media. Bellingcat kijkt naar video’s van Palestijnen die vooral op communicatiekanaal Telegram (een soort kruising tussen WhatsApp en Twitter) zijn geplaatst, maar ook naar de beelden van de bodycams die Israëlische soldaten dragen. De analisten gaan zeer precies te werk: in dit geval zijn exacte plaats- en tijdsbepaling, belemmeringen in het schootsveld en de snelheid van kogels enkele van de factoren die zij meewegen. Ook getuigenverklaringen, maar dan als ondersteunend bewijs bij de meer objectieve factoren.
Twee voetbalvelden
De conclusie van Bellingcat, op dit moment het meest objectieve onderzoek dat er ter beschikking staat, luidt dat het schot dat Shireen Abu Akleh doodde waarschijnlijk door een Israëlische soldaat is afgevuurd. Maar het platform kan dit niet met zekerheid bepalen en doet al helemaal geen uitspraken over het mogelijke motief van de dader. De afstand tussen Abu Akleh en de schutter was ongeveer tweehonderd meter, twee voetbalvelden lang dus. Zonder een telescoopvizier is het voor een soldaat op die afstand bijzonder moeilijk te zien wie hij raakt, zeker in de verwarring van een onoverzichtelijk vuurgevecht. Een IDF-scherpschutter met telescoop had het woord ‘press’ op Abu Aklehs vest mogelijk wel kunnen lezen, maar dat er een sniper aan het werk was, is niet waarschijnlijk: scherpschutters mikken over het algemeen op het lichaam, niet op het hoofd.
Hoe dan ook, de voorzichtige conclusies van Bellingcat lijken aan te sluiten bij de veranderde opstelling van de Israëlische autoriteiten. Hoewel premier Naftali Bennett aanvankelijk stellig beweerde dat de journaliste waarschijnlijk door Palestijns vuur om het leven was gekomen, nuanceerde minister van Defensie Benny Gantz later dat beeld door er nadrukkelijk rekening mee te houden dat de schutter een IDF-soldaat was. Geen van beide politici was echter bereid de mogelijkheid te bespreken dat Abu Akleh bewust onder vuur was genomen.
De enige waarheid waar we ons op dit moment aan vast kunnen houden, is dat er geen waarheid is om ons aan vast te houden. Forensisch onderzoek is vrijwel onmogelijk nu Abu Akleh is begraven en sowieso wees de Palestijnse Autoriteit onmiddellijk een Israëlisch voorstel voor een gezamenlijk onderzoek naar de ware toedracht van de hand. Waarom ook niet? Israël heeft de schijn tegen omdat de verslaggeefster Palestijnse was en dus heeft de P.A. niets te winnen met een onderzoek waaruit het tegendeel zou kunnen blijken. Nu een groot deel van de wereld(pers) heeft bepaald dat Israël schuldig is aan haar dood, is het voor velen – zeker voor de nauwelijks geïnformeerde Arabische massa en voor Israëlkritische westerlingen – een kleine stap opzet van Israëlische kant aan te nemen.
Disproportioneel
Zo is de dood van Shireen Abu Akleh naast een tragedie voor haar en haar naasten een publicrelationsnachtmerrie voor Jeruzalem. Net als overigens haar begrafenis. De beelden van Israelische politieagenten die inslaan en -schoppen op de rouwenden die de kist met het lichaam van de journaliste, gingen op vrijdag de dertiende de wereld rond. Natuurlijk maakten de Palestijnen een demonstratie van de begrafenis in haar geboortestad Jeruzalem, maar het ingrijpen van de politie leek disproportioneel en uiterst onverstandig. De Israëlische autoriteiten hadden nog geluk dat de kist niet viel – het scheelde weinig. De schade aan het aanzien van de Joodse staat was nog veel groter geweest als de kist was gevallen en Abu Aklehs lichaam zichtbaar zou zijn geweest.
De internationale reacties op het beschamende schouwspel – van beide zijden overigens – bij het St. Joseph Hospital, waar de begrafenisprocessie begon, waren unaniem veroordelend. De Europese Unie sprak van ‘nodeloos geweld’ van de kant van de Israëlische politie, en Brussel had een punt. Waren er aan Israëlische zijde werkelijk geen koele koppen te vinden die de politie opdracht tot terughoudendheid konden geven? Al was het maar ter wille van de beeldvorming?
Jen Psaki, tot deze week de woordvoerder van de Amerikaanse president Biden, riep op tot ‘respect voor de begrafenisstoet, de rouwenden en de familie’. Als de Israëlische autoriteiten dat respect niet konden opbrengen, hadden zij toch in ieder geval verstandiger moeten zijn.
Een potentiële vijfde colonne?
Verontrustende cijfers over de Arabische gemeenschap in Israël. Volgens een opinieonderzoek vindt slechts een op de vier Israëlische Arabieren dat Joden recht hebben op een staat op het grondgebied dat nu Israël vormt. Driekwart ziet volgens de peiling van het Israel Defense and Security Forum een Joodse staat niet zitten.
Hoewel uit andere peilingen blijkt dat de meeste Israëlische Arabieren absoluut niet onder de Palestijnse Autoriteit willen leven, zou slechts een kwart van hen de kant van Israël kiezen als de Joodse staat werd aangevallen door zijn Arabische buurlanden. 23 procent zou zich zelfs aan de zijde van de aanvallers scharen, terwijl iets meer dan de helft geen partij zou kiezen. Het enige goede nieuws: bijna alle Arabieren die de Israëlische zijde zouden kiezen, zeggen ook bereid te zijn voor de Joodse staat te vechten.
Foto: Flash90
Op zoek naar nog meer actualiteit? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.