Steve Reich mag zonder twijfel een van de meest invloedrijke klassieke componisten van de twintigste eeuw genoemd worden. Zelfs David Bowie liet zich door hem inspireren. Reich zelf laat zich inspireren door het jodendom, dat hij pas op latere leeftijd echt ontdekte. “Sjabbat is mijn anker.”
Grand Central Station in New York, 1938. Langzaam schuift een trein weg van het perron, op weg naar het westen. Een van de passagiers is een jonge vrouw die waakt over een klein jongetje. Samen beginnen ze aan de lange reis naar Los Angeles, zoals ze ieder jaar doen. Over zes maanden zullen ze de reis in tegenovergestelde richting ondernemen, van LA terug naar New York. De vrouw heet Virginia, het jongetje naast haar Steve, Steven Michael Reich. De halfjaarlijkse verhuizing is het gevolg van een heftige vechtscheiding tussen jurist Leonard Reich en June Sillman. Steve was één jaar oud toen die werd uitgesproken, het huwelijk had nog geen twee jaar geduurd. Er is besloten dat de jongen de ene helft van het jaar bij zijn moeder in Californië doorbrengt, de andere helft bij zijn vader in New York. Kindermeisje Virginia is de enige stabiele factor in het jonge leven van de kleine Steve.
Na een paar jaar blijkt het heen-en-weergesleep niet vol te houden. Steve zal – ongebruikelijk in die tijd – vanaf zijn vijfde definitief bij vader Leonard in New York opgroeien. Mama June is te druk met haar carrière. Als zuster van Broadwayproducer Leonard Sillman ambieert zij een loopbaan als actrice en zangeres en heeft daar veel, heel veel voor over. Echt succesvol zal ze echter nooit worden.
‘Mijn moeder streefde haar eigen succes na, ik had weinig contact met haar’
Later vertelt Reich dat hij een verstoorde band met zijn moeder had: “Zij streefde haar eigen succes na, dus ik had heel weinig contact met haar.”
Haar ambitie houdt Sillman overigens niet af van een tweede huwelijk. In 1940 trouwt zij met de scenarioschrijver Sidney Carroll, met wie zij nog drie kinderen krijgt. Onder hen David en Jonathan Carroll, die beiden schrijvers zullen worden; Jonathan met meer succes dan zijn broer David.
Zelf ontdekken
Reich volgt al jong pianolessen. Niet dat hij zich overmatig voor muziek interesseert; pianolessen horen gewoon bij de opvoeding. Zijn kennis van muziek reikt niet verder dan de deuntjes die hij hoort op de hitparade en in Broadwayshows. “Zo ging dat in de jaren vijftig. Ik kwam uit een middenklassengezin en pianolessen hoorden erbij. Naar ik me herinner waren we niet overdreven artistiek, dus moest ik zelf dingen ontdekken,” vertelt hij in 2011 aan de Britse Jewish Chronicle.
Volgens eigen zeggen had hij tot zijn veertiende nooit klassieke muziek uit de tijd voor 1750 of na 1900 gehoord. Maar als dat eenmaal gebeurt, is er geen weg terug: hij ontdekt de Sacre du printemps van Stravinsky en de Brandenburger concerten van Bach. Ook verdiept hij zich in middeleeuwse muziek. Daarna volgen modernere muziekstromen: rock en jazz, met name alles van Kenny Clarke, de drummer die samen met Miles Davis de bebop radicaal vernieuwde. Reichs interesse is definitief gewekt. Hij vormt zelfs een bandje, en omdat een vriend van hem beter piano speelt dan hij, neemt hij zelf plaats achter het drumstel. “Ik besloot lessen te nemen bij Roland Kohloff,” vertelt hij, “om meer over jazz te weten te komen.” Kohloff zal later eerste paukenist van het New York Philharmonic worden. De liefde voor alles wat ritmisch is, blijkt onmiskenbaar uit Reichs latere composities.
Vader Leonard wil niets van een muzikale carrière van zijn zoon weten. Zoonlief die in de artistieke sporen van zijn moeder treedt? Geen sprake van! “Hij zag dat ik qua carrière de kant van mijn moeder op ging en was in me teleurgesteld,” vertelt Reich daarover.
Papegaai
Het veroorzaakt een breuk in de relatie tussen vader en zoon, maar toch geeft Steve deels toe aan de wens van zijn vader. Hij volgt een studie filosofie aan Cornell University, waar hij afstudeert op Ludwig Wittgenstein. Zijn minor? Hoe kan het ook anders: muziek. Reich weet dat hij is voorbestemd voor een leven in de uitvoerende kunst. De vervreemding tussen vader en zoon houdt lang aan. Pas jaren later, als de New York Times een hele pagina aan Reichs werk besteedt, wordt de relatie enigszins hersteld. Dat is in dezelfde periode dat Steve daadwerkelijk interesse begint te tonen voor zijn Joodse identiteit en het geloof. Tot in de jaren zeventig heeft hij daar hoegenaamd geen belangstelling voor. Hij krijgt een liberaal-Joodse opvoeding en doet bar mitswa, maar dat is geen ervaring waar hij met veel genoegen op terugkijkt.
‘Ik ontwikkelde als tiener een grote weerstand tegen het geloof’
“Als kind leerde ik helemaal niets,” zegt hij. “Ik kreeg een fonetische transcriptie van wat ik moest voorlezen, ik had net zo goed een papegaai kunnen zijn. Ik ontwikkelde een grote weerstand tegen het geloof, wat volgens mij niet uitzonderlijk is voor een normale jonge man die een beetje nadenkt.”
Het componeren begint zijn leven te beheersen. Na een vervolgstudie aan het prestigieuze conservatorium Juilliard in New York, rondt hij aan het Mills College in Oakland (CA) zijn master in compositie af. En hij houdt het niet bij studeren in Amerika. De hele wereld trekt hij over om inspiratie op te doen. Zo vliegt hij naar Ghana, waar hij in de hoofdstad Accra de Afrikaanse trommelkunst bestudeert aan het Instituut voor Afrikaanse studies. Begin jaren zeventig reist hij diverse malen naar Bali om zich daar te verdiepen in de gamelantraditie.
Hij begint te experimenteren met dodecafonie, gebaseerd op het twaalftoonsysteem en zijn originaliteit begint op te vallen. Reich componeert werken voor orkest en filmmuziek. Choreografen ontdekken dat zijn muziek zeer geschikt is voor balletten. In Nederland maakt de choreograaf van het Nederlands Dans Theater, Jirí Kylían, twee balletten op zijn Falling angels en Drumming part 1. Ook de Franse Maurice Béjart maakt gebruik van Reichs composities.
De Amerikaanse componist wordt steeds meer gezien als de autoriteit op het gebied van minimalistische muziek, hoewel hij het zelf met die term niet eens is. “Ik ben geen man van labels. Er zijn wellicht wat ruwe overeenkomsten in de basisgedachte. Maar zeker in mijn latere werk zie ik geen overeenkomsten met het minimalisme.” Toch roemt de pers hem tot op de dag van vandaag juist op dat gebied. Recensenten beschouwen hem als de invloedrijkste minimalistische componist. De New York Times bombardeert hem zelfs tot de ‘grootste nog levende componist’ en The New Yorker noemt hem ‘de origineelste muzikale denker van onze tijd’. The Guardian schrijft: “Er is maar een handjevol levende componisten die echt kunnen zeggen dat ze de richting van de muzikale geschiedenis hebben veranderd en Steve Reich is een van hen.”
Jeruzalem
De jaren zestig vormen de periode waarin Reich – zoals veel tijdgenoten – op zoek gaat naar spiritualiteit in zijn leven. In eerste instantie richt hij zijn blik op oosterse religies, zoals het boeddhisme. Hij heeft tijdens die zoektochten het idee dat er iets ontbreekt. Maar wat? Pas in de jaren zeventig vindt hij zijn antwoord. Hij heeft dan een aantal jaren de kabbala bestudeerd en in het jodendom vindt hij de ontbrekende stukjes die hij zocht. Dat is mede te danken aan de vrouw met wie hij in 1976 trouwt en die hem twee jaar later zoon Ezra schenkt: de videokunstenares Beryl Korot. Zij is al langer bezig met haar Joodse identiteit, wat onder meer tot uiting komt in Dachau 1974, een video-installatie die haar internationale naam en faam verschaft. Samen schrijven ze zich in voor een educatieprogramma voor volwassenen van de modern-orthodoxe Lincoln Square Synagogue in New York. Daar leert Reich Hebreeuws lezen.
In 1976 trekt hij naar Jeruzalem, waar hij zich toelegt op de traditionele cantormuziek. De enige vorm van oorspronkelijk Joodse muziek is volgens hem te vinden in de synagoge. Die herontdekking resulteert in 1981 in een bijzonder, religieus werk: Tehillim, waarin hij een aantal psalmen op muziek zet. Voor dit werk bestudeerde Reich alle psalmen in zowel het Engels als het Hebreeuws, op zoek naar teksten die betekenis zouden kunnen hebben voor iedereen, Joden en niet-Joden. Tehillim wordt beschouwd als een van zijn conservatiefste werken, maar tegelijkertijd als een van zijn beste. Zelf zegt hij: “De stukken hebben echt een volledige melodie. Ik vind het zelf een groots werk.” Daarna volgen meer composities waarin zijn spiritualiteit doorklinkt.
Het jodendom speelt vanaf de jaren zeventig een belangrijke rol in het leven en het werk van Reich. Dat heeft consequenties voor zijn uitvoeringen. Zo begint hij zich aan sjabbat te houden. Hij zegt daar in een recent op internet gepubliceerd filmpje over: “Mijn leven speelt zich af in twee werelden: die van de muziek en die van het belijdend jodendom. Dat zorgt tijdens reizen voor hindernissen. Maar inmiddels heb ik in mijn contracten kunnen opnemen dat de locaties waar ik verblijf op loopafstand moeten zijn van zowel de zaal waar ik optreed, als een orthodoxe synagoge. En de sjabbat is voor mij een constante. Het is een kompas, een anker. Ik weet altijd, waar ik ook ben, in welke richting ik Jeruzalem moet vinden. Ik heb mij verankerd in de drieduizend jaar van mijn eigen traditie.” Daarnaast eet Reich koosjer en bidt hij drie keer per dag.
Treinreizen
In 1988 komt Different trains uit. Het is een duidelijke verwijzing naar de treinreizen van en naar New York die hij als jong jochie maakte. Het ritmische geluid van de wielen over het spoor dat hij toen hoorde, vertaalt hij in muziek. In het stuk worden die klanken gecombineerd met opnamen van dat geluid en de stem van zijn kindermeisje Virginia. Het titelwoord different, anders, slaat op de treinreizen die zijn Europese geloofsgenootjes rond diezelfde tijd naar het oosten maakten. Die geluiden verwerkt hij eveneens, in de vorm van stemmen van degenen die de transporten in de Shoa overleefden. Musicoloog Richard Taruskin noemt het werk als het uitkomt ‘het enige adequate muzikale antwoord op de Holocaust.’
Reich werkt meermalig samen met zijn vrouw Beryl, bijvoorbeeld in de opera The cave, uit 1993. Het is een multimediaopera rondom grot van Machpela in Hebron, waar de aartsvaders begraven liggen. Kortgeleden werd die vernietigd door relschoppers. Time beschreef het muziekstuk als: ‘een fascinerend inkijkje in wat we van de opera in de 21e eeuw mogen verwachten.’

In 2006 componeert Reich een hommage aan Daniel Pearl, de Joodse journalist van The Wall Street Journal die vermoord werd door terroristen in Pakistan. Het stuk combineert Daniels eigen laatste woorden: “My father is Jewish, my mother’s Jewish, I’m Jewish” met passages uit Daniel, het boek uit de Tenach.
In een interview met de Jerusalem Post beklaagt de componist zich vlak voor zijn vertrek naar Israël in 2007 erover dat er zo weinig aandacht is voor zijn werk in de Joodse staat. Een paar dagen voor zijn bezoek, op uitnodiging van het Jerusalem Music Centre en de universiteit van Tel Aviv, zegt hij teleurgesteld te zijn in de beperkte schaal van de tour. Die is vooral educatief van aard, er staat geen groot concert gepland. “Israël heeft veel problemen, het vecht voor zijn bestaan.
‘Alles wat ik voor Israël kan doen, doe ik. Ik ben er niet voor mijn ego op te dringen’
Ik heb een enorme bewondering voor het land. Ik vind het jammer voor zo’n bescheiden tour uitgenodigd te zijn. Hoe dan ook, alles wat ik voor Israël kan doen, doe ik. Ik ben er niet om mijn ego op te dringen, ik doe dit voor een klein bedrag. Ik ben al gelukkig als Israëlische musici iets over mijn werk leren en mijn muziek spelen.”
In Israël brengt hij onder meer het stuk You are ten gehore, waarvoor hij teksten van rabbijn Nachman van Breslau gebruikt, die hij vervlecht met zijn eigen compositie Tehillim, woorden van Ludwig Wittgenstein – die zich volgens Reich vrijwel niet bewust was van zijn Joods-zijn – en fragmenten uit de Spreuken der Vaderen.
Antiromanticus
In een recent gepubliceerd tweegesprek met zijn nicht van moederskant, de beeldend kunstenares Amy Sillman, gaat Reich dieper in op zijn muzikale werk. Hij omschrijft zichzelf als een antiromanticus. Hij heeft niets met Brahms, Mahler of Wagner, zo zegt hij, die hij beschouwt als romantici. “Ze hebben geen duidelijk ritme. Bach en zelfs Beethoven vallen zonder dirigent te spelen. De bindende factor is uiteindelijk een ritme, de uiteindelijke beat. Brahms, Mahler en Wagner zijn onmogelijk te spelen zonder een dirigent, omdat daar het ritme is weggevallen. Iedereen moet zich dan houden aan de gebaren van de maestro, anders is het onuitvoerbaar.” In een ander interview licht hij zijn aversie tegen de romantici verder toe:
‘Te veel Brahms zorgt voor watten in je brein. Dan liever de muziek uit de middeleeuwen’
“Waarom dat is? Geen flauw idee. God heeft mij zo geschapen. Ik vind het lelijk. Ik wil het niet horen. Te veel Brahms zorgt voor watten in je brein. Dan liever de muziek uit de middeleeuwen.” Voor Debussy en Ravel heeft de componist dan weer wel waardering.
Zijn minimalistische voorkeur herkent Reich in de beeldende kunsten, een liefde die hij gemeen heeft met zijn gesprekspartner. Sillman zegt haar neef te bewonderen om zijn grote gevoel voor humor. Over de opkomst van het minimalisme zegt Reich:
‘Het minimalisme hing in de lucht. Artiesten hebben daar een antenne voor’
“Die ontwikkeling hing in de lucht. Artiesten hebben daar een antenne voor, ze stemmen daarop af. Dat is wat zij ontvangen. Ik volgde alleen maar waartoe ik mij aangetrokken voelde.” In het gesprek, dat plaatsvindt in coronatijd, laat de componist weten dat hij hunkert naar live concerten: “Live is the real deal. We hebben nu even niets anders.” Aan de andere kant hebbende coronabeperkingen voordelen. “Bij concerten heb je voor sommige werken bijvoorbeeld twee pianisten nodig. Maar als je het opneemt, dan kan één muzikant twee verschillende partijen in hetzelfde stuk spelen.” Voorafgaand aan het gesprek demonstreert een percussionist die techniek: hij brengt virtuoos twee partijen van Reichs compositie Ban on a can ten gehore, oorspronkelijk gecomponeerd voor piano. Later in het gesprek doet gitarist Mark Stewart het nog eens dunnetjes over. Steve Reich vindt het prachtig als musici zijn composities arrangeren voor andere instrumenten.
Open blik
In datzelfde gesprek blijkt dat de minimalistische componist geen beperkte visie heeft op de wereld van de muziek, maar beschikt over een open blik. Reich herkent zijn – door de artiesten zelf toegegeven – invloed in het werk van gitarist Pat Metheny en Radiohead. David Bowie heeft gezegd door het werk van Reich geïnspireerd te raken. “Maar,” zegt Reich, “jazzsaxofonist John Coltrane had weer een grote invloed op mij.” Coltrane dus, niet Wagner, Dvorak of Sibelius.
Inmiddels is Steven Michael Reich 85. De prijzen die hij ontving, zijn niet meer te tellen. Een selectie: twee Grammy’s, de Pulitzer Prize voor muziek, de gouden medaille van de American Academy of Arts and Letters, de Gouden Leeuw van de Biënnale in Venetië en de Premium Imperial Award in Music, de ‘Nobelprijs’ voor disciplines waarin de Nobelstichting niet voorziet. De grootste orkesten ter wereld hebben zijn werken vertolkt, in de grootste concertzalen ter wereld.
De componist reist nog alleen bij hoge uitzondering. Maar werken doet hij nog altijd. In oktober vorig jaar beleefde zijn Traveler’s prayer/Tefilat haderech de wereldpremière tijdens de Zaterdagmatinee in het Amsterdamse Concertgebouw. En in maart van dit jaar publiceerde hij zijn boek Conversations. Daarin spreekt hij met voormalige medewerkers, collega-componisten onder wie Stephen Sondheim, muzikanten als Jonny Greenwood van Radiohead en zijn echtgenote Beryl Korot over de kruisbestuiving tussen al die disciplines in de kunst die hij beïnvloedde, en waardoor hij zichzelf laat inspireren. Steve Reich is nog lang niet moe.
Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror
