Hij was de eerste wetenschapper die succesvol grote groepen inentte tegen cholera en de pest. Als onvermoeibaar vaccinonderzoeker redde Waldemar Haffkine miljoenen levens. Maar valse beschuldigingen door het medisch establishment brachten zijn loopbaan tot stilstand en zijn naam raakte goeddeels in de vergetelheid.
De rel binnen de medische wetenschap was zo groot dat gesproken werd van de ‘Britse Dreyfus-affaire’. Dat lijkt wat overdreven: het slachtoffer, Waldemar Haffkine, werd niet naar Duivelseiland gestuurd, maar verbleef in het weelderige St. Erminshotel in Westminster. Toch waren de gevolgen van de beschuldigingen aan zijn adres minstens zo ernstig als die tegen de Franse kapitein. Zoals Nobelprijswinnaar Ronald Ross ter verdediging van Haffkine schreef: “Bij de huidige stand van zaken treft Haffkine geen enkele blaam, maar tenzij de uitkomst van de zaak verandert, zullen India en zijn heersers veroordeeld zijn tot onverschilligheid tegenover de wetenschap, domheid, onrecht en grote ondankbaarheid voor een van hun grootste weldoeners.”
Ross schreef zijn wetenschappelijke J’accuse tegen het Britse medische establishment in maart 1907, de weldoener in kwestie was de 46-jarige Waldemar Mordechai Wolff Haffkine, bacterioloog en ontwikkelaar van vaccins tegen twee dodelijke ziektes. Hoewel hij tegenwoordig bijna volledig vergeten is, hebben weinig onderzoekers een grotere bijdrage aan het welzijn van de mensheid geleverd dan Haffkine. Het is bij het lezen van zijn levensverhaal bijna onmogelijk geen parallellen te trekken naar onze tijd en de vraagtekens die sommigen zetten bij de bestrijding van de coronapandemie. Haffkine was een van de eerste slachtoffers van wat wij nu nepnieuws noemen. En al kwamen in zijn geval de aanvallen vanuit de medische wetenschap zelf, zij ondergroeven de wil van de gewone man zich te laten vaccineren. Klinkt bekend?
Politieke onrust
Waldemar Haffkine (een verwesterde schrijfwijze, ‘Chavkin’ zou beter aansluiten bij de Russische uitspraak) werd geboren op 15 maart 1860 in Odessa aan de Zwarte Zee, een van de belangrijkste centra van Joods leven in het tsarenrijk. De Haffkines hadden het niet breed. Vader Aaron was onderwijzer en moeder Rosalie Landsberg stierf toen Waldemar (Vladimir in het Russisch) zeven jaar oud was. Zijn jeugd bracht hij door in Berdjansk aan de Zee van Azov. In 1879 keerde Waldemar terug naar Odessa om daar aan de universiteit natuurkunde, wiskunde en biologie te studeren. Een oudere broer ondersteunde zijn studie met een toelage van tien roebel per maand.
Hoewel niet uitgesproken religieus, was de jonge Waldemar zich zeer bewust van zijn Joodse identiteit en als student sloot hij zich aan bij de Odessa Liga voor Zelfverdediging. Het was een tijd van politieke onrust. In 1881 vermoordden revolutionairen in Sint-Petersburg tsaar Alexander II en zoals zo vaak werden de Joden als zondebok aangewezen. Toen Haffkine en zijn metgezellen het huis van een Joodse man verdedigden tijdens een pogrom door Russische legercadetten, werd hij gearresteerd en mishandeld. Zijn Joodse hoogleraar zoölogie, Ilja Metsjnikov, slaagde erin de jonge Waldemar vrij te krijgen. Was het daarom dat deze zich steeds meer op biologie begon toe te leggen?
Haffkine deed in 1883 zijn kandidaatsexamen en verdedigde een jaar later zijn zoölogische proefschrift. Twee zaken stonden een succesvolle wetenschappelijke carrière van de jonge doctor in de weg: zijn arrestatie en zijn religie. Het aantal toelatingen van Joodse studenten aan Russische universiteiten was na de moord op de tsaar drastisch beperkt en Joden kwamen nauwelijks nog aan de bak als docent, zeker niet met een politiek gekleurd strafblad. De mogelijkheid zich tot het christendom te bekeren in ruil voor een hoogleraarschap wees Haffkine resoluut van de hand en in 1888 keerde hij zijn geboorteland de rug toe. Definitief, zoals zou blijken. Hij vertrok naar Genève waar hij aan de universiteit fysiologie ging doceren.
Assistent-bibliothecaris
Waldemar Haffkines docent en beschermheer Metsjnikov had in hetzelfde jaar Odessa verlaten om op uitnodiging van de grote Louis Pasteur een van de afdelingen van het naar hem genoemde instituut te leiden. In Parijs had Pasteur een wetenschappelijke revolutie ontketend op het gebied van vaccinologie, maar de geschiedenis van deze behandelwijze ging toen al bijna duizend jaar terug naar China. In de zestiende en zeventiende eeuw werden daar gemalen korstjes van pokken in de neuzen van patiënten geblazen om hen tegen de ziekte te beschermen. Eind achttiende eeuw kwam de doorbraak in Europa toen de Brit Edward Jenner de pus uit een wond van koeienpokken in de arm van de achtjarige James Philips aanbracht om hem vervolgens met de pokken te besmetten. Het jongetje bleef gezond en de basis van de vaccinologie was gelegd. ‘Vaccin’ is dan ook afkomstig van vacca, het Latijnse woord voor koe.
Pasteur ontwikkelde vaccins tegen kippencholera en miltvuur. Het instituut van deze ‘vader van de bacteriologie’ was dé plaats om de strijd aan te binden tegen de andere ernstige ziektes die door bacteriën werden veroorzaakt. Niet verwonderlijk dat Waldemar Haffkine ervan droomde zij aan zij met zijn leermeester en Pasteur zelf zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen pest, tyfus, malaria, cholera of tuberculose. Dus schreef Haffkine vanuit Genève aan Metsjnikov en smeekte hem om een baan – welke baan dan ook – aan het Pasteurinstituut in Parijs. En inderdaad, de enige functie die vrij was, leek niet bepaald van het niveau dat Haffkine toen ongetwijfeld al ambieerde: assistent-bibliothecaris. Maar het Pasteurinstituut was het Pasteurinstituut en dus zei Waldemar zijn baan in Genève op en trok naar Parijs.
____________________
Witte bloedlichaampjes en karnemelk
Waldemar Haffkines leermeester Ilja (ook wel: Elie) Iljitsj Metsjnikov (1845-1916) was de zoon van een Russisch-Roemeense edelman en lid van de keizerlijke garde. Zijn moeder was Joods. Hij studeerde zoölogie in Charkov, Giessen, Göttingen, München en Sint-Petersburg. Metsjnikov wordt gezien als de ‘vader van het aangeboren immuunsysteem’ en de ‘vader van de gerontologie’. In 1882 verliet hij de Universiteit van Odessa om een eigen onderzoeksinstituut in Messina op Sicilië te beginnen. Daar ontdekte hij dat witte bloedlichamen schadelijke stoffen in het lichaam in het lichaam overnemen en vernietigen. Zijn ontdekking van deze zogeheten fagocyten leverde Metsjnikov in 1908 de Nobelprijs op, samen met de eveneens Joodse immunoloog Paul Ehrlich. In 1888 verliet hij Odessa voor een tweede keer, ditmaal voorgoed. Tot aan zijn dood in 1916 was hij verbonden aan het Pasteurinstituut.
Metsjnikovs privéleven was niet gemakkelijk. Toen zijn eerste vrouw Ljoedmila in 1873 overleed aan tuberculose, probeerde hij zelfmoord te plegen door een overdosis opium in te nemen. Toen zijn tweede vrouw Olga tyfus bleek te hebben, probeerde Metsjnikov het nog een keer, ditmaal met een meer wetenschappelijke methode. Hij injecteerde zichzelf met spirocheten (dunne spiraalvorminge bacteriën) die febris recurrens (‘herhalingskoorts’) veroorzaken. Ook ditmaal slaagde zijn poging niet en dat was maar goed ook, want Olga zou pas in 1944 aan tyfus sterven. Metsjnikov legde zich toe op de bestudering van het ouder worden en verlenging van het leven. Omdat hij een theorie ontwikkelde waarin melkzuur een belangrijke rol speelde, dronk hij dagelijks karnemelk. Zijn constatering dat Bulgaarse boeren langer leven dankzij de yoghurt die zij nuttigen, was lang invloedrijk, maar wordt vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw als achterhaald beschouwd. Toch is 15 mei voor veel activisten van levensverlenging Metsjnikovdag. Hij werd zelf 71 jaar oud.
____________________
Lang bleef Haffkine niet in de bibliotheek. In zijn vrije tijd werkte hij in het laboratorium van Metsjnikov en toen Alexandre Yesin, ontdekker van de bacterie die de (builen)pest veroorzaakt, naar Zuidoost-Azië vertrok, nam Haffkine zijn positie over. Hij ging aan de slag in het laboratorium van Pierre Roux, Pasteurs rechterhand. Daar legde hij zich toe op bestudering van de bacterie die Aziatische cholera veroorzaakt.
Haffkine injecteerde zichzelf om de veiligheid van zijn vaccin aan te tonen
Haffkine ontdekte dat hij met door hitte bewerkte choleracellen cavia’s immuun kon maken. Hij was er zo van overtuigd dat hetzelfde mechanisme bij mensen zou werken dat hij zichzelf injecteerde om de veiligheid van zijn vaccin aan te tonen. De prik leidde tot niet meer dan een pijnlijke arm en lichte verhoging van zijn lichaamstemperatuur – bijwerkingen die u recent zelf waarschijnlijk heeft ondervonden na toediening van een heel ander vaccin.
Moed en dadendrang
Hoewel collega-wetenschappers vraagtekens zetten bij de werkzaamheid van Haffkines vaccin onder mensen, popelde hij zijn gelijk in het veld te bewijzen. De Britse regering was direct geïnteresseerd in Haffkines ontdekking vanwege de vele choleraepidemieën die haar koloniën op de het Indiase subcontinent teisterden. In de lente van 1893 kwam Waldemar Haffkine, net 33 jaar oud, aan in Calcutta, een beruchte brandhaard van de ziekte. Daar werd hij met wantrouwen ontvangen: een Russische Jood, niet eens een arts maar een zoöloog – zowel de Brits-Indische medische gemeenschap als de lokale bevolking waren niet onder de indruk. En Haffkine had pech: hij slaagde erin 23 duizend personen te vaccineren, maar de cholera stak dat jaar de kop niet op in Bengalen, de regio waar hij werkte.

Toen een jaar later in een van de bustees, de Indiase sloppenwijken, cholera in een watertank werd geconstateerd, zag Haffkine zijn kans schoon. Het was een perfecte situatie voor een experiment: sommige huishoudens werden ingeënt, andere niet. Een jaar lang werden de resultaten bijgehouden. Onder 335 niet-gevaccineerde wijkbewoners in die huishoudens werden 45 gevallen geconstateerd, 39 patiënten stierven. Onder 181 ingeënte bewoners waren slechts vier ziektegevallen en vier doden. De steekproef was eigenlijk te klein voor vergaande conclusies, maar gekoppeld aan een experiment onder gedetineerden in de Gya-gevangenis dat vergelijkbare resultaten opleverde, werd Haffkines vaccinatieprogramma als een groot succes beschouwd. Aanvragen voor het vaccin uit andere delen van India stroomden binnen.
Hij vaccineerde zelf van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in dorpjes en sloppenwijken
Het is nu nog moeilijk voor te stellen dat Haffkine, de ontwikkelaar van het vaccin, zelf van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in sloppenwijken en armoedige dorpjes eindeloze rijen Indiërs vaccineerde. Zijn moed en dadendrang eisten hun tol: in september 1895 liep hij malaria op terwijl hij koelies inentte op de theeplantages in Assam. Ziekte dwong hem terug te keren naar Europa, maar niet voordat hij een uitgebreid rapport aanbood aan de regering in India. Een kopie hiervan stuurde hij naar de inmiddels 75-jarige Florence Nightingale: ‘With my compliments.’
Noodlot
Tijdens zijn herstel in Engeland hielp Haffkine bacterioloog Almroth Wright een vaccin te ontwikkelen tegen buiktyfus. Hij gaf lezingen aan de hoogste medische instanties van het land, maar popelde om terug te keren naar India. Daar was intussen een nieuwe gezondheidscrisis uitgebroken: de builenpest had vanuit Zuid-China het land bereikt. De regering richtte zich tot Haffkine om de uitbraak in Bombay (nu Mumbai) te bestrijden. Eind 1896 trad hij officieel in dienst van de Indian Civil Service. Zijn laboratorium besloeg één kamer en zijn staf bestond uit een Indische klerk en drie bodes. Het maakte Haffkine weinig uit. Al eind december had hij een vaccin ontwikkeld dat werkte bij konijnen. Opnieuw testte hij het eerst op zichzelf, met een ruim driemaal zo hoge dosis als bij massale vaccinatie gebruikt zou worden. Zo wilde hij ernstige bijwerkingen uitsluiten. Ook ditmaal bleven die beperkt tot pijn in de arm en lichte koorts.
Een succesvolle proef met gevangenen leidde tot een grote vraag naar Haffkines pestvaccin. Met ondersteuning van de puissant rijke Aga Khan verhuisde Haffkine naar steeds grotere laboratoria om zijn vaccin massaal te kunnen produceren. Meer succesvolle prikcampagnes volgden, waarbij Haffkine als eerste wetenschapper nauwkeurig de resultaten bijhield. In 1899 verhuisde zijn laboratorium naar de voormalige residentie van de Britse gouverneur van Bombay, Sans pareil (‘Weergaloos’), waar Haffkine in 1901 tot directeur werd benoemd met een staf van 53 medewerkers. Het succes van zijn vaccinatieprogramma leek absoluut, op verlof in Londen hield hij redevoeringen, ontving hij prijzen en het Britse staatsburgerschap. Waldemar Haffkine stond in het zenit van zijn loopbaan.
Op 20 oktober 1902 sloeg het noodlot toe. In de het dorpje Mulkowal in de provincie Punjab stierven negentien Indiërs aan tetanus, kort nadat zij tegen de pest ingeënt waren. Er werd onmiddellijk een onderzoekscommissie ingesteld, die concludeerde dat een nieuwe sterilisatiemethode die Haffkine gebruikte om het productieproces te versnellen, de oorzaak was van de besmetting: “Naar onze mening is de bewuste besmetting vóór opening in de fles gekomen.” Een verwoestende conclusie voor Haffkine, verantwoordelijk voor de productie.
Haffkine werd een jaar op non-actief gesteld en vervolgens ontslagen
De regering stelde hem een jaar op non-actief en ontsloeg hem vervolgens als directeur van zijn instituut in Bombay. Maar vrijwel onmiddellijk was er twijfel over het werk van de onderzoekscommissie: een afwijkende conclusie van het gezaghebbende Lister-instituut werd onder de pet gehouden.
____________________
‘Kun je de zon patenteren?’
Waldemar Haffkine is nooit rijk geworden van zijn vaccins. Als ambtenaar van de Britse kroon had hij geen slecht inkomen, maar vergeleken met de bedragen die bedrijven als Pfizer en Moderna aan hun covidvaccins verdienen, waren Haffkines choleraen pestvaccins bijna onbezoldigde inspanningen. Een kind van zijn tijd? Had Haffkine nu geleefd, dan zou hij waarschijnlijk een commercieel bedrijf zijn begonnen om de financiële opbrengst van zijn onderzoek veilig te stellen. Hoewel? Het voorbeeld van Jonas Salk bewijst dat het ook anders kan. Heel anders.

Toen journalist Edward R. Murrow in 1955 aan Salk vroeg bij wie het patent op zijn net ontwikkelde poliovaccin lag, antwoordde de Joods-Amerikaanse viroloog: “Bij de mensen, zou ik zeggen. Er is geen patent. Kun je de zon patenteren?” Dus geen chantage van landen die niet snel genoeg voor het vaccin betalen – een praktijk waar Pfizer een handje van heeft – noch een vlucht naar belastingparadijzen, iets waar Moderna zich ondanks miljardensteun van overheden aan schuldig maakt. De soberheid en bescheidenheid van Salk zijn indrukwekkend en zijn interview met Murrow is een eye-opener, ook nu nog. U kunt het vinden op YouTube: typ ‘Salk Murrow’.
Net als Haffkine leefde Salk van zijn salaris als wetenschapper en van de opbrengst van zijn boeken. Geen armoede, maar zeker niet de obscene bedragen die de CEO’s van farmaceutische bedrijven tegenwoordig aan salaris en bonussen ontvangen. Bij zijn overlijden in 1995 was Jonas Salk goed voor een geschat totaalvermogen van 3 miljoen dollar. Ter vergelijking: de Grieks-Joodse Pfizerbaas Albert Bourla verdiende alleen in 2020 ruim 21 miljoen dollar. Natuurlijk, de farmaceutische bedrijven geven enorme kapitalen uit voor de ontwikkeling van medicijnen en moeten aandeelhouders en andere geldschieters van die innovaties tevreden houden. Maar je kunt je afvragen of de commercialisering van de medische industrie na de tijden van Salk en Haffkine wel alleen maar voordelen met zich heeft meegebracht. Zeker op moreel gebied.
____________________
Eerherstel
Terug in Londen streed Haffkine voor zijn goede naam en zijn loopbaan, waarbij werd opgemerkt dat de wetenschapper zich ‘met de grootste waardigheid’ gedroeg. Vier jaar na het incident werden de onderzoeksconclusies openbaar gemaakt en bleek dat niet Haffkine, maar de commissie broddelwerk had afgeleverd. Zo was genegeerd dat het fatale flesje vaccin na opening een gewone geur had, wat onmogelijk zou zijn als het al bij productie door tetanus besmet was. Verschillende grote namen uit de wetenschap schoten Haffkine te hulp. Het British Medical Journal schreef: “Er zijn waarschijnlijk niet veel bacteriologen die effectiever zijn gebleken in dienst van de mensheid.” De aanval van Haffkines vriend en Nobelprijswinnaar Ronald Ross op de onderzoekscommissie leidde zelfs tot vragen in het Lagerhuis.
Uiteindelijk kwam de waarheid boven water. Met het productieproces was niets mis geweest. De assistent die het vaccin toediende, had de pincet die hij gebruikte om de kurk uit de vaccinfles te vissen, op de grond laten vallen en niet volgens Haffkines aanwijzingen in een vlam gesteriliseerd. John Morley, de minister voor India van de Britse regering, bood Haffkine onmiddellijk een nieuwe baan aan in India, mocht hij die willen, ‘tegen zijn vorige salaris’. De vraag rees of antisemitisme een rol had gespeeld in de op zijn zachtst gezegd slordige afhandeling van het onderzoek naar de ‘wetenschappelijke Dreyfus-affaire’. Aangenomen mag worden dat – ook al bestond minachting voor Joodse wetenschappers zeker in het Britse medische establishment – met name de afkeer van ‘bloody foreigners’ in het algemeen een rol speelde. En zeker van een onderzoeker die zelf geen medicus was. Ronald Ross sprak in zijn aanklacht al van ‘rancune en jaloezie’ jegens Haffkine als drijfveer van het harde en ondoordachte oordeel.
Hoe dan ook, Waldemar Haffkine aanvaardde het aanbod van de Britse regering en keerde terug naar India. Hoewel hij van alle blaam gezuiverd dacht te zijn, bleek hij daar enkel als onderzoeker en niet in het veld aan de slag te mogen. Ook mocht zijn instituut in Calcutta geen vaccins produceren.
Van eerherstel bleek geen sprake, maar de affaire had een veel ernstiger gevolg
Verbitterd schreef Haffkine aan Ross: “[…] De onterechte straf voor Mulkowal rust nog evenzeer op mij als voorheen.” Van volledig eerherstel bleek geen sprake, maar de affaire had een veel ernstiger gevolg: in een periode waarin elke week 50 duizend Indiërs stierven aan de pest, had het vertrouwen onder de bevolking in Haffkines vaccin ernstige schade opgelopen. Niemand weet hoevelen omkwamen omdat zij zich niet meer durfden te laten vaccineren. En dat allemaal als gevolg van nepnieuws, zoals we dat nu zouden noemen. Niet de miljoenen die gered werden door het vaccin werden herinnerd, maar het handjevol dat omkwam door een slordige menselijke fout. Ook in dat opzicht is er in meer dan een eeuw weinig veranderd.
Nieuw Israëlietisch Weekblad
De Mulkowal-affaire maakte de facto een einde aan de carrière van Waldemar Haffkine. Zijn verzoeken tot veldonderzoek voor het moderniseren van vaccins werden afgewezen. In 1915 gooide hij moegestreden het bijltje erbij neer. Hij ging met pensioen, slechts 55 jaar oud. Haffkine woonde met zijn zuster – hij trouwde nooit en had geen kinderen – in het Franse Boulogne, waar hij zich meer en meer op het Joodse geloof richtte. In 1923 schreef hij het traktaat La vitalité du peuple juif, door J. Pinkhof vertaald als De levenskracht van het Joodsche volk en afgedrukt in drie edities van het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Wie had gedacht dat ditzelfde blad bijna een eeuw later nog steeds artikelen publiceert over epidemieën, vaccins en nepnieuws, al dan niet gebaseerd op antisemitische vooroordelen?
Waldemar Aaronvitsj Mordechai Wolff Haffkine stierf op 30 oktober 1930, zeventig jaar oud. Hoewel hij een tijdlang de bijnaam de ‘Joodse Jenner’ droeg, is het vreemd dat zijn naam niet in een adem wordt genoemd met die andere reuzen van de vaccinologie: Louis Pasteur, Jonas Salk en Edward Jenner zelf. Haffkines bijdrage deed niet onder voor die van hen: hij ontwikkelde niet één, maar twee vaccins tegen dodelijke epidemieën en hij was de eerste die vaccinatie op grote schaal wetenschappelijk bestudeerde. Daarmee bereidde hij de weg voor talloze wetenschappers na hem. Tussen 1897 en 1925 werden in India 26 miljoen doses van zijn vaccin gebruikt. Het is bijna niet te schatten hoeveel levens Haffkine redde: alleen al in 1904 stierven meer dan een miljoen Indiërs aan de pest.
In een overlijdensbericht van de Jewish Telegraph Agency werd Lord Lister – bijgenaamd ‘de vader van de moderne chirurgie’ – aangehaald, die Haffkine omschreef als niemand minder dan ‘de redder der mensheid’. Waldemar Haffkine zou nooit de Nobelprijs krijgen, maar hij leefde lang genoeg om één belangrijk eerbetoon mee te maken. In 1925 werd het Bombay Bacteriological Laboratory omgedoopt tot het Haffkine Instituut en zo heet het tot op de dag van vandaag. Zijn geschreven dankwoord toont de bescheidenheid en ingetogenheid die zoveel grootheden typeert: “Ik ben u zeer veel verschuldigd voor deze naamgeving. Het werk in Bombay nam de beste jaren van mijn leven in beslag en ik hoef niet uit te leggen hoezeer alles wat ermee verbonden is mij aan het hart gaat. Ik wens het instituut succes als een actief centrum dat werkt voor de gezondheid van het land en ik stuur de gehele staf mijn zegen´´.
Bij het onderzoek voor dit artikel bleken twee bronnen van bijzonder grote waarde: Barbara J. Hawgood: ‘Waldemar Mordecai Haffkine, CIE (1860-1930): prophylactic vaccination against cholera and bubonic plague in British India’, Journal of Medical Biography 15, 2007. En: H.I. Jhala: W.M.W. Haffkine, bacteriologist – A great saviour of mankind, Haffkine Institute, Bombay, 1967.
Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror
