Deel 2: Tussen Prometheus en Frankenstein

In deze serie bespreekt het NIW zeven beroemde en minder beroemde Joodse wetenschappers die een onuitwisbare indruk op hun vakgebied hebben achtergelaten. De reeks kwam mede tot stand dankzij Maror. Vandaag deel 2: J. Robert Oppenheimer
J. Robert Oppenheimer in 1946, zoals altijd met sigaret  FOTO: Ed Westcott/US Government
J. Robert Oppenheimer in 1946, zoals altijd met sigaret  FOTO: Ed Westcott/US Government

Robert Oppenheimer veranderde als ‘vader van de atoombom’ de wereld voorgoed. De paradox van het heilige vuur waarmee hij zowel het Manhattanproject leidde als zijn kruistocht tegen een nucleaire wapenwedloop, maakt hem tot een van de meest fascinerende wetenschappers van de twintigste eeuw.

‘Now I am become Death, the destroyer of worlds.’ De woorden die Robert Oppenheimer te binnen schoten toen hij voor de eerste keer de uitkomst aanschouwde van het werk waaraan hij jaren van zijn leven had gewijd, zijn al bijna even legendarisch als de gebeurtenis zelf. Op 16 juli 1945, om één minuut voor half zes ’s ochtends, veranderde de wereld voorgoed met de explosie van ‘the gadget’, het eerste nucleaire explosief. Oppenheimers citaat uit de Bhagavad Gita had nauwelijks toepasselijker kunnen zijn. Even daarvoor staat in dezelfde hindoetekst van tweeduizend jaar geleden: “Als de straling van duizend zonnen ineens in de hemel zouden uitbarsten, dat zou als de schittering van de Machtige zijn …”

Een wetenschapper die voelt dat hij de vleesgeworden ‘Dood, de vernietiger van werelden’ is, stelt zijn bom – of Bom, met een grote B – op één lijn met de macht van Visjnoe. Het klinkt als een bombastische hyperbool, wellicht nog pretentieuzer in het vermoeden dat Oppenheimer de woorden in het Sanskriet aanhaalde. Het zou passen bij deze even briljante als gecompliceerde natuurkundige, de ‘vader van de atoombom’.

Als kind speelde Robert tussen Van Goghs, Picasso’s en een ets van Rembrandt

Intellectuele pretentie mag verwacht worden van een wetenschapper die opgroeide in een appartement aan Manhattans onbetaalbare Riverside Drive, als kind spelend tussen de Van Goghs, Picasso’s en een ets van Rembrandt, die zijn vader had verzameld.

Enorme algemene ontwikkeling

Zo snel kon het gaan in het Amerika van het begin van de twintigste eeuw. In twee generaties van een straatarme, ongeschoolde Joodse immigrant die geen woord Engels sprak, naar een in Harvard, Cambridge en Göttingen gevormde fysicus die de wereld veranderde. J. Robert Oppenheimer werd op 22 april 1904 in New York geboren. Die ‘J’ is het onderwerp van de nodige speculatie. Op zijn geboortebewijs staat deze voor Julius, de voornaam van zijn in de textielhandel rijk geworden vader, maar volgens Oppenheimer zelf stond de letter nergens voor. Als jongetje was hij uiterst intelligent, hoewel net geen wonderkind. Harvard was de logische stap voor de jonge Robert. Hij studeerde er scheikunde, maar in die tijd vonden universiteiten dat hun toekomstige alumni breed opgeleid moesten worden, dus leerde Oppenheimer er Latijn en Grieks, en verdiepte hij zich filosofie, wiskunde, literatuur en geschiedenis.

Dat bleek een voltreffer, want hij vergaarde een enorme algemene ontwikkeling, in weerwil van de kokervisie die bètawetenschappers zo vaak verweten wordt. Problemen waren er ook: moeilijke omgang met leeftijdgenoten, depressie, woede-uitbarstingen, zelfmoordneigingen zelfs. Was Robert te beschermd opgegroeid? “Mijn jeugd bereidde mij op geen enkele wijze voor op de wrede en bittere zaken die er bestaan,” zou hij later zeggen. In Cambridge, waar hij na zijn tijd in Harvard studeerde, smeerde hij een giftig goedje op de appel van een collega. De zaak werd onder het tapijt geveegd, maar Oppenheimer zag zich gedwongen psychiaters te bezoeken. Hij worstelde bovendien met zijn lichamelijke gezondheid. Om te genezen van tuberculose werd hij naar de droogte van New Mexico gestuurd. Daar ontdekte hij een van zijn grote liefdes: de woestijn. De andere was natuurkunde.

Die liefde ontwikkelde hij in Cambridge. Oppenheimer bleek waardeloos in het laboratorium van de experimentele natuurkundige, maar theorie was een ander verhaal. Hij ontdekte kwantumfysica en werd onmiddellijk gegrepen door dit vakgebied, dat toen nog in de kinderschoenen stond. Wat een weelde moet het zijn geweest voor de jongeman in Engeland met Niels Bohr en Max Born te kunnen werken. De laatste haalde Oppenheimer naar de universiteit van Göttingen in Duitsland, op dat moment het meest vooraanstaande natuurkundige instituut ter wereld. Robert schreef er zijn briljante proefschrift Zur Quantentheorie kontinuierlicher Spektren. Na afloop verzuchtte de grote fysicus James Franck, bij wie Oppenheimer zijn thesis verdedigde: “Ik ben blij dat het afgelopen is, hij begon mij te ondervragen.”

Opje

In 1926 bezocht Oppenheimer het Kamerlingh Onnesinstituut van de universiteit van Leiden, waar hij een voordracht over zijn onderzoek hield. Robert gaf zichzelf zes weken de tijd om Nederlands te leren, daarna was zijn beheersing van onze taal groot genoeg om zijn lezing in het Nederlands te houden. Later zou hij Sanskriet leren, omdat hij geïnteresseerd was in het hindoeïsme. Het is niet bekend hoeveel talen hij sprak, maar het aantal moet in de dubbele cijfers lopen. In zijn hele carrière stond Oppenheimer erop wetenschappelijke artikelen in hun oorspronkelijke taal te lezen.

Na Göttingen lag het volgende topinstituut in het verschiet: CalTech in Pasadena, Californië. Na een moeizaam begin in 1928 ontwikkelde de wetenschapper zich tot een populaire docent. Zo populair dat zijn studenten zijn maniertjes, kledingstijl en spreekstijl over gingen nemen. Zij noemden hem ‘Oppie’, mogelijk een Amerikaanse versie van de bijnaam ‘Opje’ die zijn Leidse collega’s hem gegeven zouden hebben. Hij werd vermaard om zijn eruditie, zijn openhartige discussies met studenten voor wie hij alle tijd nam, en zijn vermogen razendsnel tot juiste conclusies over complexe problemen te komen. Zo voorspelde hij na het bestuderen van Einsteins werk het bestaan van zwarte gaten, maar hij miste het geduld zijn vermoeden door te rekenen en te bewijzen.

Succesvol, welbespraakt, knap, rijk en vrijgezel – geen wonder dat Robert Oppenheimer populair was bij de vrouwen. In 1936 begon hij een relatie met Jean Tatlock, een studente psychiatrie in San Francisco. Daar was Robert inmiddels hoogleraar geworden aan de universiteit van Berkeley.

‘Het meeste waar ik toen in geloofde, lijkt nu volslagen nonsens’

Tot die tijd had hij nooit enige interesse in de politiek getoond, maar onder invloed van zijn communistische geliefde mengde Oppenheimer zich in het links-intellectuele wereldje. Later zou hij zeggen: “Het meeste waar ik toen in geloofde, lijkt nu volslagen nonsens.” In 1939 kreeg hij een relatie met de getrouwde Kitty Puening. Na haar echtscheiding trouwden de twee, Jean Tatlock zou in 1944 zelfmoord plegen.

____________________

De vele Joden van Manhattan

De rol die Joodse wetenschappers speelden in de ontwikkeling van de atoombom kan nauwelijks overschat worden. Natuurlijk leidde Oppenheimer het project en ontwikkelde fysicus Edward Teller later de waterstofbom, maar zij vormen slechts het topje van de ijsberg. Zes van de acht leiders van de verschillende onderzoeksgroepen in Los Alamos waren Joods, om nog te zwijgen over het theoretische werk van Albert Einstein. Zonder hem, zelf geen medewerker van het Manhattanproject, zou de bom niet of pas aanmerkelijk later ontwikkeld zijn.

Wetenschappers van het Manhattanproject in Los Alamos in 1946. In het midden van de tweede rij zit Oppenheimer (met das), links van hem Richard Feynman en rechts Edward Teller. Op de eerste rij, tweede van rechts zit Enrico Fermi   FOTO: Los Alamos National Laboratory

De lijst met Joodse wetenschappers die in Los Alamos of elders in de VS aan de slag gingen voor het eerste nucleaire wapen, ziet eruit als een overzicht van de natuurkunde. Onder hen een haast onvoorstelbaar aantal (latere) Nobelprijswinnaars: Niels Bohr (1922), James Franck (1925), Isidor Rabi (1944), Felix Bloch (1952), Emilio Segrè (1959), Eugene Wigner (1963), Richard Feynman (1965). Waarbij opvalt dat behalve Feynman al deze fysici buiten de VS geboren zijn.

Een belangrijk deel van de wetenschappers van het Manhattanproject was voor het fascisme Europa ontvlucht. Niet eerder in de geschiedenis was zoveel wetenschappelijke kennis uit de hele wereld geconcentreerd voor één project. En dat zal waarschijnlijk nooit meer gebeuren.

De namen van de voor de nazi’s gevluchte Duitse Joden Otto Frisch en Rudolf Peierl zullen voor altijd aan elkaar verbonden blijven. In het zegenoemde Frisch-Peierlmemorandum concludeerden de twee natuurkundigen dat één kilogram splijtbaar uranium-235 voldoende is om een atoombom te maken – veel minder dan daarvoor gedacht.

‘Met een bom wil ik niets te maken hebben!’

Frisch’ nicht, de grote natuurkundige Lise Meitner, weigerde mee te werken aan het Manhattanproject met de woorden: “Met een bom wil ik niets te maken hebben!”

Oppenheimers broer Frank werkte ook als fysicus in Los Alamos. Philip Morrison monteerde de bom op het eiland Tinian voordat deze boven Hiroshima afgeworpen zou worden. Leo Szilard schreef de door Einstein ondertekende brief aan president Roosevelt die de aanzet gaf tot het Manhattanproject. De in Den Haag geboren Samuel Goudsmit, die Oppenheimer in 1926 in Leiden had ontmoet, was het wetenschappelijke hoofd van de afdeling die de Duitse pogingen een atoomwapen te ontwikkelen in de gaten moest houden. Ten slotte is David Greenglass het vermelden waard. Niet vanwege zijn wetenschappelijke bijdrage, maar omdat hij een van Stalins spionnen in Los Alamos was. Nadat hij in 1950 tegen de lamp was gelopen, getuigde hij tegen zijn zus en zwager, Ethel en Julius Rosenberg. Dit beruchtste Amerikaanse Sovjetspionnenpaar werd op 19 juni 1953 geëxecuteerd.

____________________

Kosmische straling

Inmiddels was Oppenheimers wetenschappelijke ster hoog gerezen. Twee wetenschappelijke ontdekkingen droegen al zijn naam: de Born-Oppenheimerbenadering in de moleculaire fysica en kwantumchemie, waarmee de berekening van de energie en golffunctie van grotere systemen, zoals moleculen, vergemakkelijkt wordt. En het Oppenheimer-Phillipsproces, een nucleaire reactie veroorzaakt door de kern van een zwaarwaterstofatoom. Ook voorspelde Oppenheimer het bestaan van het positron, het antideeltje van een elektron, en het tunneleffect in de kwantummechanica. Op sterrenkundig gebied deed hij belangrijk onderzoek naar neutronensterren en kosmische straling. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stond hij aan het zenit van de Amerikaanse natuurkunde.

Dat was niet de reden waarom generaal Leslie Groves Oppenheimer koos als hoofd van het geheime wapenlaboratorium van het Manhattanproject, de Amerikaanse zoektocht naar de atoombom. Er waren wetenschappers die een grotere naam hadden in dit specifieke veld, zoals Enrico Fermi, de fysicus achter de eerste kenreactor. Sommigen hadden al een Nobelprijs op hun naam, zoals James Franck. Ook zijn communistische sympathieën waren een bron van zorg, maar Groves zag één belangrijk aspect dat de doorslag gaf: Oppenheimers veelzijdigheid. Juist het Manhattanproject met zijn talloze onderzoeksvelden en wetenschappers van diverse pluimage, had een leider nodig met een bird’s eye view. Iemand die zo breed geïnteresseerd was dat hij de grotere verbanden kon zien en de disciplines kon verenigen om tot het cruciale resultaat te komen: een wapen dat qua vernietigingskracht uniek zou zijn in de geschiedenis. En dat alles voordat de Duitsers daartoe in staat waren.

Oppenheimer en Groves kozen eind 1942 een hoogvlakte in New Mexico, Los Alamos, als de plek waar het strikt geheime laboratorium moest verrijzen. Dat was geen toeval, de locatie lag op een steenworp afstand van de ranch die Oppenheimer in de jaren dertig had gekocht.

Oppenheimer en generaal Leslie Groves inspecteren de Trinitylocatie in september 1945    
FOTO: US Army Corps of Engineers

Tientallen van ’s werelds beste wetenschappers stroomden toe. Die tientallen werden er al snel honderden en daarna duizenden. Oppenheimer groeide in zijn rol. Die omvatte veel meer dan wetenschap. Management van de staf van meer dan zesduizend mannen en vrouwen, maar ook het onderhandelen met militaire en politieke leiders in Washington. Het zou een ongeëvenaard project blijken, hooguit te vergelijken met de race naar de maan in de jaren zestig. En net zo succesvol.

Verwoesting

Op 16 juli 1945 keek een kleine groep mannen vanuit een bunker in de woestijn van New Mexico toe hoe de eerste nucleaire explosie plaatshad. Andere wetenschappers en militairen zagen hoe een enorme last van Robert Oppenheimers schouders viel. Een collega vergeleek hem met een bokser die zijn partij gewonnen had. Desondanks schoten hem de historische woorden te binnen: “Nu ben ik de Dood geworden, de vernietiger van werelden.” Een bom maken is één ding, hem gebruiken is een ander paar mouwen. Die beslissing lag niet in Los Alamos, maar in Washington. Oppenheimer wist precies wat voor verwoesting de bom teweeg zou brengen en dat deze gebruikt zou worden tegen burgers in Japan – de Duitsers hadden al maanden eerder gecapituleerd.

De discussie over de noodzaak een atoombom in te zetten, woedt anno 2021 nog steeds. Stond Japan niet op het punt te capituleren? Was de vernietiging van Hiroshima op 6 augustus 1945 en Nagasaki, drie dagen later, wel gerechtvaardigd? Het is speculeren, maar niemand kan het de Amerikanen kwalijk nemen dat zij het risico van een invasie niet aandurfden. In Japan zouden honderdduizenden Amerikaanse soldaten en miljoenen Japanse militairen en burgers de dood hebben gevonden. Vaak wordt vergeten dat alleen al bij de slag om het kleine Okinawa tussen 1 april en 22 juni van datzelfde jaar naar schatting evenveel Japanners omkwamen als bij de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki samen. Om nog maar te zwijgen van de 20 duizend dode Amerikaanse soldaten, mariniers en matrozen in die slag.

Toch was Oppenheimer geschokt over het gebruik van de tweede bom, die hij onnodig achtte. In oktober 1945 ging hij verhaal halen – en niet bij de eerste de beste. Het gesprek verliep niet zoals Oppenheimer had gehoopt, toen een woedende president Harry Truman de wetenschapper uit zijn kantoor in het Witte Huis liet zetten. Truman noemde Oppenheimer een huilebalk en liet weten dat hij die son of a bitch nooit meer wilde zien.

Was er sprake van hypocrisie aan Oppenheimers kant? Kort voor de aanval op Hiroshima had hij nog de juiste hoogte van detonatie laten berekenen om zoveel mogelijk schade aan te richten. En zou hij evenveel last van zijn geweten hebben gehad als de bom op nazi-Duitsland was afgeworpen? Oppenheimer vond dat Japan in augustus 1945 een verslagen vijand was, maar het weerhield hem niet van zijn werk. Natuurlijk speelde bij het afwerpen van beide bommen ook de toen al ontluikende Koude Oorlog met de Sovjet-Unie een rol. Truman wilde Stalin laten zien dat hij zich aan zijn afspraken met de geallieerden moest houden, of anders … Speelden Oppenheimers communistische sympathieën een rol bij zijn kritiek op het gebruik en de verdere ontwikkeling van kernwapens?

Paranoia

Na de oorlog werkte de wetenschapper aan een voorstel om alle nucleaire technologie onder te brengen bij een internationaal orgaan, dat ook het toezicht op alle uraniumvoorraden ter wereld moest krijgen. Een prachtig voorstel, zij het naïef. Oppenheimer was een ster in de media, hij schreef artikelen in de belangrijkste Amerikaanse weekbladen, waarin hij waarschuwde tegen de gevolgen van de wapenwedloop. Zijn smeekbedes voor nucleaire ontwapening vielen steeds slechter bij militairen en politici in Washington, bevreesd als zij waren voor Oppenheimers haast legendarische overredingskracht. Een afrekening hing in de lucht.

De FBI had al in 1941 een dossier over Oppenheimer aangelegd

De FBI had al in 1941 een dossier over Robert aangelegd. In de oorlog had generaal Groves hem de hand boven het hoofd gehouden: Oppenheimers belang voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten woog veel zwaarder dan zijn linkse denkbeelden en contacten, was Groves’ redenering. Maar in de jaren vijftig – Oppenheimer was inmiddels directeur geworden van het Institute for Advanced Study in Princeton – was zijn rol als beschermheer uitgespeeld. In 1953, op het hoogtepunt van de red scare, de aan paranoia grenzende angst voor het communisme in de VS, trok de regering van president Eisenhower Oppenheimers security clearance in. Dit betekende dat vertrouwelijke informatie over het Amerikaanse kernwapenprogramma niet langer met hem gedeeld mocht worden.

Al in 1949 had Oppenheimer een verklaring afgelegd voor de parlementscommissie ‘voor on-Amerikaanse activiteiten’. Daarin gaf hij toe dat hij voor de oorlog contacten had met de Communistische Partij. Ook had hij enkele van zijn studenten aangewezen als communisten. De beslissing zijn veiligheidsstatus in te trekken kwam na een ongefundeerde beschuldiging dat Oppenheimer een spion voor de Sovjet-Unie was. Bij de hoorzitting over dit besluit in 1954 gaf hij opnieuw zijn voormalige communistische sympathieën toe. De meeste wetenschappers die werden opgeroepen te getuigen, spraken lovend over Oppenheimer en verklaarden dat de aanklacht bespottelijk was. Opmerkelijke uitzonderingen waren generaal Groves, bang voor zijn eigen positie, en Oppenheimers voormalige medewerker en vriend Edward Teller.

_____________________

De echte doctor Strangelove

In Stanley Kubricks zwarte komedie over het atoomtijdperk, Dr. Strangelove or how I learned to stop worrying and love the bomb, speelt komiek Peter Sellers de titelrol van een Europese kerngeleerde met een zwaar Duits accent, die praktisch de alleenheerschappij lijkt te hebben over de Amerikaanse nucleaire strategie. Het gaat wat ver Edward Teller een-op-een gelijk te stellen met Sellers’ personage uit de film, maar opvallende gelijkenissen zijn er wel degelijk – reden waarom een van Tellers biografieën The real Dr. Strangelove heet.

Ede (later Edward) Teller werd in 1908 geboren in Boedapest. In de jaren dertig van de vorige eeuw voegde de natuurkundige zich bij de uittocht van Hongaars-Joodse wetenschappers. In de VS werkte hij samen met Oppenheimer en raakte bevriend met hem, reden waarom Teller zich verraden voelde toen deze hem niet tot groepsleider in het Manhattanproject benoemde. In Los Alamos werkte hij aan het idee van een waterstofbom, maar vanwege de prioriteit van de sneller te ontwikkelen atoombom, werd dat project tot nader order uitgesteld. Het verschil tussen de twee wapens is dat de atoombom kernsplitsing en de waterstofbom kernfusie gebruikt. Kernfusie leidt tot een veel grotere explosieve kracht, terwijl splitsing meer radioactiviteit veroorzaakt.

Hoewel Oppenheimer een tegenstander was van de waterstofbom, ontwikkelde Teller deze op eigen houtje na de oorlog in het door hem opgerichte Lawrence Livermore National Laboratory in Californië. In 1954 nam Teller wraak op Oppenheimer door als enige wetenschapper tegen zijn voormalige baas te getuigen. Het kwam hem op een pariastatus in de Amerikaanse wetenschappelijke wereld te staan, maar maakte hem juist populair onder militaire en politieke haviken in Washington. Teller vertrouwde begrijpelijkerwijs de Sovjet-Unie niet en bleef pleiten voor nucleaire afschrikking en verdere ontwikkeling van kernwapens.

Nobelprijswinnaar en collega-fysicus Isidor Rabi noemde Teller een ‘vijand van de mensheid’. De Hongaar met het zware Duitse accent trok zich er weinig van aan. Hij ontwikkelde de Polaris, een kernraket die door onderzeeboten afgeschoten kan worden, wat de kans op een succesvolle nucleaire verrassingsaanval door de Russen enorm verkleinde. In de jaren tachtig werkte Teller aan Excalibur, een laser die intercontinentale ballistische raketten uit de lucht moest schieten. Het was de inspiratie voor president Ronald Reagans nooit gerealiseerde SDI, het strategische defensie-initiatief, beter bekend als Star Wars. Edward Teller overleed in 2003 op 95-jarige leeftijd.

De hoorzitting was meer een afrekening dan een faire kans zich te verdedigen

Kettingroker

De hoorzitting was meer een afrekening dan een faire kans zich te verdedigen. Het besluit over zijn veiligheidsstatus bleef gehandhaafd. In het paranoïde klimaat van Amerika in die jaren betekende dit de facto het einde van Oppenheimers wetenschappelijke loopbaan. Hij bleef onderzoek uitvoeren en gaf lezingen over de hele wereld, maar zijn aura was verbleekt. Nog onder de indruk van de hoorzitting van een jaar eerder, weigerde Oppenheimer in 1955 een door Einstein en filosoof Bertrand Russel geschreven manifest te tekenen over de gevaren van nucleaire wapens. Pas in 1963 was er sprake van rehabilitatie toen president John F. Kennedy hem de Enrico Fermi-prijs toekende. De award was genoemd naar de kernfysicus die in Los Alamos nog onder Oppenheimer had gewerkt. President Lyndon Johnson reikte hem uit, Kennedy was een week eerder in Dallas vermoord.

Daarna ging het lichamelijk snel bergafwaarts met de altijd al frêle wetenschapper. Bij de levenslange kettingroker werd in 1965 keelkanker geconstateerd. Operaties, bestraling en chemotherapie hadden niet het gehoopte resultaat. Op 18 februari 1967 stierf J. Robert Oppenheimer in zijn huis in Princeton op slechts 62-jarige leeftijd, zijn vrouw Kitty, zoon Peter en dochter Katherine achterlatend. Zijn biografen Kai Bird en Martin Sherwin vergeleken de grote fysicus met Prometheus, de titan die het vuur van de goden stal en aan de mensen schonk, zou hem zeker geamuseerd hebben, al dringt ook de vergelijking met Icarus zich op. Maar misschien was Oppenheimer eerder een moderne Frankenstein: een geniale, ambitieuze en soms naïeve wetenschapper, die onderging in de strijd tegen zijn zelf gecreëerde monster. En daarmee in de strijd tegen zichzelf.

Bij het onderzoek voor dit artikel bleken twee bronnen van bijzondere waarde. Uiteraard de biografie American Prometheus: The triumph and tragedy of J. Robert Oppenheimer uit 2005 door Kai Bird en Martin J. Sherwin. En het Time-artikel (met interview, maar zonder auteursnaam) The eternal apprentice van 8 november 1948.

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Wetenschappers

Deel 2: Tussen Prometheus en Frankenstein

No data was found