Deel 7: Een levenslange worsteling

Deel 7 van onze serie over Joodse componisten en hun grote betekenis voor de westerse muziekwereld, met dank aan Maror. Deze week de laatste aflevering: Ernest Bloch
Portret van Bloch in 1904 op 20-jarige leeftijd FOTO: Bibliotheque Populaire et Universitaire de Genève
Portret van Bloch in 1904 op 20-jarige leeftijd FOTO: Bibliotheque Populaire et Universitaire de Genève

Hoewel hij op het toppunt van zijn roem bekend stond als ‘de vierde B’ na Bach, Beethoven en Brahms, is Ernest Bloch enigszins in de vergetelheid geraakt. In deze serie mag hij niet ontbreken, want Bloch was wellicht de Joodste van alle zeven beschreven componisten. Zijn leven lang worstelde hij met de vraag: to be or not to be a Jewish composer.

In 1900 studeert Ernest Bloch uit Genève bij Iwan Knorr in Frankfurt. Hij is twintig jaar en zet zijn eerste schreden op het pad dat een levenslange zoektocht zal blijken: de vraag welke plek religie in de wereld heeft en met name wat zijn Joodse religie voor hem betekent. In mei van dat jaar ontvangt hij een brief van zijn ouders, die tot de gegoede Zwitserse burgerij behoren, met een voor de religieus-Joodse familie verontrustend bericht. Ernests oudere zuster, Loulette, heeft haar ouders laten weten dat ze haar pasgeboren dochtertje Madeleine protestants heeft laten dopen. Vader en moeder zijn in alle staten. Ze zijn religieus, vader heeft zelfs enige tijd de ambitie gehad rabbijn te worden. Voor de ouders is Loulettes beslissing een nachtmerrie.

Ernest schrijft terug dat, hoewel hij het calvinisme ziet als een geloof dat geworteld is in fanatisme, ze hun dochter niet mogen verstoten. Ze lijkt er immers zelf gelukkig mee. Hij voegt eraan toe dat onwetendheid een zegen is en het wel heel harteloos zou zijn haar dat geluk te ontnemen. Bovendien kan hij de lessen van Christus wel waarderen, maar geen van de aanhangers heeft zich ooit aan diens leefregels gehouden. Toch zal het een jaar duren voordat zijn ouders over de schok heen zijn, om niet lang daarna opnieuw in zak en as te zitten. Loulette en haar man Samuel willen zich nu tot het protestantisme bekeren. Opnieuw dreigen vader en moeder met verstoting en weer is het Ernest die hen daarvan weerhoudt.

Zenuwinzinking

Een vrolijke, onbekommerde jeugd heeft Bloch niet. Zeker, hij wordt al jong gestimuleerd om te worden wat hij wil, uit te zoeken waar zijn talenten liggen, maar het gezinsleven drijft hem al vroeg bijna tot waanzin. Het komt zelfs zover dat hij uit het raam wil springen. Hij hangt al met zijn benen uit het kozijn als zijn ouders hem nog net kunnen redden. Hoewel Bloch al op zijn zesde van zijn moeder zijn eerste muziekinstrument krijgt en op zijn zevende zijn eerste melodieën componeert, wordt hij kort na zijn bar mitswa, als hij al compositieles heeft, getroffen door een zenuwinzinking die maanden aanhoudt. Als vader Bloch veel geld op de beurs blijkt te hebben verloren en de comfortabele financiële situatie van de familie als sneeuw voor de zon is verdwenen, scheiden zijn ouders officieel in 1906. Met zijn moeder zal Ernest zijn hele leven contact houden.

Het is allemaal te lezen in de maar liefst vier boeken die Joseph Lewinski z”l over Bloch schreef. Weinig componisten zullen hun leven zo uitgebreid beschreven hebben gezien als Ernest Bloch, mede dankzij zijn gewoonte alles bij te houden: waar en wanneer een werk van hem werd opgevoerd en hoe het werd ontvangen, of dat nu in Frankrijk, Duitsland, Praag, Nederland, Amerika, Groot-Brittannië, Israël of Italië was.

Worstelingen en verwachtingen

Als zijn ouders scheiden, is Ernest Bloch zelf al getrouwd en heeft hij er al diverse langere verblijven in het buitenland op zitten. Tijdens een uitvoering van Wagners Siegfried in 1901 vraagt hij Marguerite (Marga) Schneider al ten huwelijk. Hij is groot bewonderaar van Wagner, en wat is mooier dan haar tijdens een concert van de grote meester een aanzoek te doen? Hij heeft dan al afscheid genomen van zijn leermeester Iwan Knorr, omdat die de nieuwe stroming van Franse impressionistische componisten niet kan waarderen, en hij dirigeert diverse orkesten in en om Genève.

Het huwelijk houdt stand, wat niet betekent dat Marga zijn enige liefde is

Maar het zal nog jaren duren voordat hij daadwerkelijk met Marga trouwt. Een huwelijk dat hun hele leven zal standhouden, wat niet betekent dat Marga de enige liefde in zijn leven zal zijn.

Studie gaat voor en hoewel de jonge geliefden elkaar in die beginjaren hevig missen, vertrekt Ernest naar München voor vioollessen. Eerder al heeft hij langere tijd in Brussel gestudeerd. In München begint hij aan zijn Symfonie in cis klein, waarvan hij zelf vindt dat al zijn worstelingen, verwachtingen en strijd erin weerklinken. Hij wordt er ook ziek. Het is niet de eerste keer en zal allerminst de laatste keer zijn. Zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid zal hem zijn leven lang parten spelen; zijn gestel is op beide gebieden zwak en jubelstemmingen worden afgewisseld met inktzwarte somberheid.

Daas van bewondering

In München hoort hij voor het eerst Richard Strauss, die een aantal van zijn eigen composities dirigeert. Na zo’n concert zegt Ernest bij thuiskomst nog na te trillen van ‘de duizelingwekkende geniale visie, ik ben verplaatst naar een superieure wereld, daas van bewondering.’ Hij reist naar Parijs en ontmoet daar voor de eerste keer Debussy: ‘een vreemde en interessante man, net als zijn muziek.’

Marga en Ernest trouwen uiteindelijk in 1904 met een kleine ceremonie in Keulen, waarna hij met haar en zijn moeder de zomer doorbrengt in Zwitserland. Trouwen voor de burgerlijke stand doen ze pas een paar maanden later, in het stadhuis van Genève, wanneer Marga al zwanger is van hun eerste kind, zoon Iwan. Intussen werkt hij aan zijn opera Macbeth, maar het zal jaren duren voor hij het werk als voltooid beschouwt.

Naast Marga zijn er andere geliefden, zoals de dichteres Béatrix Rodès die hij in Parijs ontmoet. Hij heeft inmiddels zijn symfonische gedichten Hiver-Printemps voltooid en zet ook gedichten van Béatrix op muziek: Poèmes d’automne, voor mezzosopraan en orkest. Aan de verhouding met Rodès maakt hij, ondanks een gebroken hart, in 1907 een einde.

Intussen heeft Ernest opnieuw de hele Tenach gelezen. Vooral de figuur van Mozes vindt hij ‘een openbaring’. Hij maakt tal van reizen door Europa, maar bezoekt ook regelmatig Amerika, waar het publiek zijn werk meer lijkt te waarderen dan in de oude wereld. Hij maakt naam als dirigent, onder meer wanneer hij Prélude à l’après-midi d’un faune van Debussy dirigeert in Lausanne. Het publiek is lyrisch. Met de eerste opvoering van zijn Macbeth in Parijs heeft hij minder succes. De critici vinden het maar niets en hij keert verslagen terug naar Genève, om daar in de wintermaanden ‘mijn wonden te likken’.

Intussen laat de worsteling met zijn Joodse identiteit hem niet los. Hij probeert met veel intellectuelen te praten over ‘het Joodse vraagstuk’, vaak tot ergernis van zijn gesprekspartners. De Franse schrijver, Nobelprijswinnaar en pacifist Romain Rolland geeft hem onomwonden te kennen dat het onderwerp hem verveelt. Het is zijn goede vriend, de Joodse schrijver Edmond Fleg, die hem wel begrijpt. De ook in Genève geboren Fleg is zich zeer bewust van zijn Joodse identiteit. Hij is het die Ernest aanspoort Joodse rituelen en psalmen op muziek te zetten, zoals Avodat hakodesj, dat Bloch pas jaren later zal voltooien. Al in 1914 dirigeert hij zijn Trois poèmes Juifs in zijn geboortestad. Het publiek is enthousiast, de critici zijn dat minder.

____________________

De kinderen

Bloch met zijn drie kinderen FOTO: George Grantham Bain collectie Library of Congress

Ernest en Marga kregen drie kinderen: Iwan (1905), Suzanne (1907) en Lucienne (1909). Iwan ging in zijn leven een totaal andere kant op, hij werd technisch ingenieur in Portland. Suzanne erfde het muzikale talent van haar vader. Ze werd musicus, stond bekend om haar liefde voor muziek uit de renaissance en gaf luit-, harp- en compositielessen op de prestigieuze Juilliard School in New York. De jongste, Lucienne, erfde het talent voor fotografie van haar vader. Zij was onder meer de vaste fotograaf van kunstenaar Diego Rivera toen hij zijn muurschilderij in het Rockefeller Center tot stand bracht, dat later werd verwoest omdat Lenin erop afgebeeld stond. Ze raakte in die periode goed bevriend met Rivera’s vrouw, kunstenares Frida Kahlo.

____________________

Universaliteit

In 1916, tijdens de Eerste Wereldoorlog, waagt hij toch met zijn gezin de overtocht naar New York: “Om acht uur in de ochtend ontwaarde de familie Bloch land in zicht, en het prachtige statue of liberty.” In de Verenigde Staten en op tournee in Canada boekt hij al meteen succes. Vooral de Trois poèmes Juifs zijn doorslaggevend voor de vestiging van zijn naam. De pers is uitermate positief. Bloch vindt dat ze in de nieuwe wereld zijn werk pas echt begrijpen.

Terwijl de oorlog voortduurt, waagt hij het toch terug te gaan naar Europa om daar een belangrijk contract te tekenen. Op 7 juni stapt hij op een schip naar Frankrijk, dat voor de kust van Bordeaux wordt onderschept door een onderzeeër. Er worden schoten gelost. Zowel de onderzeeër als het schip komt er zonder ernstige beschadigingen van af, maar de schrik zit er goed in. Eenmaal aan de wal tekent hij een contract met G. Schirmer, de uitgever die al zijn werken zal publiceren.

En dat zijn er nogal wat. Er zijn vocale stukken, waaronder psalmen, opgedragen aan zijn vriend Fleg. Er is zijn symfonie Israël en kamermuziek zoals het Eerste strijkkwartet. Een aantal van zijn werken krijgt Joodse titels mee, zoals het bekende Schelomo, Hebreeuwse rapsodie voor cello en orkest uit 1918. Dan is er ‘Nigun’, uit zijn suite Baäl Sjem voor viool en piano (1923), Uit het Joodse leven (1924) en Avodat hakodesj, voor bariton, gemengd koor en orkest uit 1933. Het laatste werk beschouwt Bloch zelf als een brug tussen wat hij zijn Joodse werk noemt en zijn verlangen naar universaliteit. Aan chazan Reuben Rinder schrijft hij dat hij gelooft in het Joodse ideaal: “Dan zal uw Koninkrijk in de wereld worden gevestigd en uw oude eed worden vervuld: de Heer zal heersen voor altijd.” Toch zegt hij moeite te hebben met het beeld van God in de gedaante van een man.

Randje van de dood

Bloch componeert meer werken met Joodse titels, zoals Drie beelden van chassidisch leven. Hij is zich zeer bewust van de achterstand die een Joodse identiteit met zich meebrengt. Naar hij vermoedt, zijn in Europa een aantal functies aan zijn neus voorbijgegaan omdat hij Zwitsers én Joods is. In Amerika, waar hij zich definitief vestigt, heeft hij daar minder last van, hoewel hij zich afvraagt of de betrekking als dirigent van het orkest van Boston niet is doorgegaan omdat hij een Zwitserse Jood is.

In de VS viert Bloch grote successen. Zo dirigeert hij begin 1918 in Carnegie Hall zijn eigen jeugdwerk, de Symfonie in cis klein, die hartelijk wordt ontvangen. Maar amper een jaar later speelt zijn gezondheid hem weer parten. Hij zweeft een paar weken op het randje van de dood door een heftige griepaanval. Een concert waaraan hij een jaar heeft gewerkt, moet hij overdragen aan collega Giulio Setti. Datzelfde jaar componeert hij een stuk dat geen Joods, maar een oosters karakter toont: de Suite voor altviool en piano. De critici zijn het erover eens: het mag dan anders zijn, het is nog steeds onmiskenbaar Ernest Bloch.

En in datzelfde jaar wordt hij opnieuw verliefd, dit keer op Joanne Shaw, de grondlegster van een school waar hij in de zomer van 1919 lesgeeft.

Bloch is opnieuw verliefd: ‘Ik wist niet dat een vrouw als zij bestond’

In zijn ogen is zij de eerlijkste, meest fantastische vrouw die hij ooit heeft ontmoet: “Ik wist niet dat een vrouw zoals zij bestond.” Hij vindt het jammer dat hij niet tien jaar jonger en ongebonden is, want zij moeten voor elkaar geschapen zijn. Toch is er niet veel later alweer een nieuwe liefde, de Amerikaanse pianiste en muzieklerares Ada Clement. Hun liefde, die gevoed wordt door de gemeenschappelijke liefde voor de muziek, zal tot aan haar dood in 1952 duren.

Blochs minnares Ada Clement in 1921

Vertrouwen

Begin jaren twintig begint de mooiste tijd uit zijn carrière. Overal wordt zijn muziek ten gehore gebracht, ook in Amsterdam. Daar vindt in het Concertgebouw onder Cornelius Copper de Nederlandse première van de Trois poèmes Juifs plaats. Een week later dirigeert Willem Mengelberg in New York Schelomo. Cornelius van Vliet neemt de cellopartij voor zijn rekening. Bloch: “Het was een triomf, Mengelberg moet geprezen worden!” Bloch is de dirigent zo dankbaar dat hij hem het originele manuscript van het stuk schenkt. Een paar maanden later is Schelomo, weer onder leiding van Mengelberg, te horen in het Concertgebouw en de beroemde dirigent zal Blochs werk nog vaak ten gehore brengen. Hij organiseert in oktober 1929 in Nederland zelfs een heel festival, in aanwezigheid van de componist zelf.

In 1924 neemt Bloch het Amerikaanse staatsburgerschap aan. Overal worden zijn werken opgevoerd, zijn ster rijst tot grote hoogten. Tegelijkertijd zoekt hij die op – fysiek dan. Hij mist de Zwitserse bergen, waar hij vaak lange wandelingen maakte en eropuit ging met zijn camera. Hij hervindt die liefde in de Canadese Rocky Mountains. Daar kan hij bijkomen van alle intriges die zich afspelen in de orkesten, waar hij zeer onder lijdt en die hem regelmatig in diepe depressies doen belanden. Daarnaast heeft hij last van ernstig eczeem. De jeuk houdt hem uit de slaap, waardoor hij uitgeput raakt.

Zelfmoordpogingen

Dirigeert Bloch niet, dan componeert hij. Zijn werken zijn enorm divers, zoals zijn trilogie Israël, Helvetica en Amerika. Hommages aan zijn wortels, zijn vaderland, en zijn nieuwe thuis. Amerika (1926) is een ‘epische rapsodie’, waarin hij de geschiedenis van het land 1620 tot 1926 op muziek zet: “Deze symfonie heb ik geschreven uit liefde voor mijn land, met een blik op mijn verleden en met vertrouwen in mijn toekomst.” Hij draagt de compositie op aan Abraham Lincoln. De symfonie is een groot succes. Het krijgt de Musical America Prize, waarna vijf grote Amerikaanse orkesten het werk uitvoeren.

Twee jaar later ontmoet hij de piepjonge violist Yehudi Menuhin die zijn Nigun zal uitvoeren en met wie hij een warme band zal opbouwen. Menuhin is twaalf, maar Bloch is al zo van hem onder de indruk dat hij een werk voor hem componeert: Avoda – Een melodie voor Jom Kipoer. Hij concentreert zich steeds meer op andere invloeden dan zijn Joodse identiteit. Zo componeert hij in 1938 een vioolconcert waarin hij een indiaanse melodie verwerkt die hij al in de jaren twintig hoorde.

Hij heeft in die jaren een grote fanschare. Jacob en Rosa Stern, telgen uit de Levi Straussdynastie, stellen in 1930 een fonds van 100 duizend dollar beschikbaar aan de Universiteit van Berkeley (Californië), wat Bloch in staat stelt zich naast zijn docentenbaan toe te leggen op het componeren. Maar het baat zijn geestelijke gezondheid niet. In het voorjaar van 1931 bevindt hij zich in zo’n diepe depressie dat het de vraag is of hij er nog uitkomt. Hij zit onder de medicijnen en zijn slapeloosheid maakt hem gek. Twee keer doet Bloch een zelfmoordpoging.

Het is de natuur die hem er uiteindelijk weer bovenop helpt. Tijdens een lange wandeling krijgt hij zelfs het idee dat hij met de bloemen en de bomen kan praten. “En op een gegeven moment had ik het idee zelf een boom te zijn! Wat een veel beter bestaan is dan dat van een mens.”

Bloch met de 12-jarige Yehudi Menuhin

‘De arme man!’

Ernest Bloch blijft reizen tussen Europa en Amerika. Aan beide zijden van de oceaan is hij een gevierde ster. Maar de eerste tekenen van de op handen zijnde oorlog dienen zich aan. In november 1933 komt zijn collega Arnold Schönberg als een gebroken man aan in New York: “De arme man! Ze hebben hem verwoest!” zegt Bloch als hij verneemt hoe Schönberg door de nazi’s uit Duitsland is verjaagd. Hij wordt lid van de League of Composers, een groep die wordt opgericht om Schönberg bij te staan, hoewel Bloch niet bepaald gecharmeerd is van diens muziek. Toch ijvert hij ervoor Schönberg in de Verenigde Staten aan werk te helpen. Dat lukt, de componist krijgt een betrekking als leraar op een muziekinstituut.

Het succes kan voor Bloch zelf inmiddels niet op. In 1937 wordt er zelfs een Ernest Bloch Society opgericht. Niemand minder dan Albert Einstein is erevoorzitter. En eindelijk is er een jaar later waardering voor zijn opera Macbeth. In Europa, in Italië nog wel. Het is een triomf. Een kortstondige weliswaar, want een paar maanden later verbiedt Mussolini opvoeringen van de werken van de Jood Bloch.

Terwijl in Europa de oorlog steeds dichterbij komt, blijft de componist zoeken naar zijn Joodse identiteit. Een belangrijke gebeurtenis in dat opzicht is een opvoering van zijn Service sacré (Eredienst) in een kleine synagoge in New York in 1939. Hij verwacht er niets van: het orgel is amateuristisch, het koor telt maar negen zangers. Hij schrijft: “Maar het was een religieuze belevenis. De sfeer was zo mooi, zo ontroerend, zo waar,” dat hij zelfs vergat dat ze zíjn stuk speelden. Dat loste allemaal op. Dit was een sacrale rite, “een versmelting van de mens met God, met de verborgen krachten van het universum.”

Polijsten als therapie

Inmiddels is hij de vaste hoogleraar aan de Universiteit van Berkeley, zij het in deeltijd. Wanneer hij maar kan, rijdt hij naar Oregon, naar Agate Beach, nu een buitenwijk van Portland. Daar heeft hij een huis gekocht, midden in het groen. Hij brengt er de dagen door met bomen onderhouden, dode takken snoeien, wandelen zolang zijn gebroken heup niet te veel opspeelt en kuieren langs het strand.

Hij is gelukkig in Agate Beach, in het huis op de klif met weids uitzicht over de oceaan. Hij schept er genoegen in naar het kiezelstrand te gaan en stenen te zoeken waaraan dit deel van de kust zijn naam te danken heeft, agaten.

De agaten polijst hij thuis op zijn slijptol, als therapie

De mooiste exemplaren polijst hij thuis op zijn slijptol, daar kan hij uren mee bezig zijn. Het is voor hem een therapeutische bezigheid. Loopt hij tijdens het componeren vast, dan gaat hij een uurtje of twee slijpen en ziet hij de lijnen van een ruwe agaat tevoorschijn komen. Hier heeft hij ook de rust om zijn enorme archief eens op orde te brengen: 64 kisten en koffers vol manuscripten. Bloch: “Ik kreeg het gevoel te duiken in het verleden van een man die al jaren geleden is overleden.”

Intussen hoort hij hoe zijn werken de weg hebben gevonden naar het Brits Mandaatgebied Palestina en dat later midden in de onafhankelijkheidsoorlog de Trois Poèmes Juifs in Tel Aviv worden opgevoerd. In juni 1950 wordt hij door de Joodse staat uitgenodigd het nieuwe Israël te bezoeken. Hij wil graag, maar hij wordt in Berkeley verwacht, dus kan hij onmogelijk op die uitnodiging ingaan. Zijn gloriedagen zijn dan al lang voorbij. Er worden bijeenkomsten te zijner ere georganiseerd, die hem goed doen, maar liever zit hij thuis te componeren. Als hij hoort dat zijn goede vriendin en de vrouw die jarenlang zijn minnares was stervende is, zoekt hij haar op. Ada Clement overlijdt in de zomer van 1952, thuis, omgeven door de bomen waar zij zo van hield. Hij spreekt de wens uit zelf ook te willen sterven. Zijn laatste eerbetoon is uiteraard een muziekstuk: In memoriam.

Als hij later dat jaar afscheid neemt van Berkeley, wordt hij tot emeritus hoogleraar van de universiteit benoemd. Uitzonderlijk, want die titel is in principe alleen voorbehouden aan hoogleraren die fulltime aan het instituut zijn verbonden.

______________________________

De fotograaf

Een van Blochs voornaamste hobby’s was fotografie, een talent dat zijn dochter Lucienne later verder zou ontwikkelen. Een aantal van zijn foto’s is bewaard gebleven. Het Western Jewish History Center in Berkely (Californië) heeft een kleine collectie, maar het merendeel van de zesduizend negatieven bevindt zich in het Ernest Blocharchief dat is overhandigd aan het Center for Creative Photography van de Universiteit van Arizona. Fotograaf Eric Johnson drukte een selectie uit de collectie af en verkoopt de prints online. Veel van Blochs foto’s hebben de natuur als onderwerp of autochtone bewoners van Zwitserland en Amerika.

______________________________

Herontdekt

Er volgen nog reizen naar Europa, waar hij vooral in Italië en Engeland zeer wordt gewaardeerd, maar dan wordt rectumkanker bij hem geconstateerd, een ziekte waar ook zijn collega Debussy aan is overleden. Op het laatste moment vlucht Bloch voor een gecompliceerde operatie, maar de ziekte haalt hem uiteraard toch in. De laatste dagen voor zijn dood brengt hij met Marga en zijn dochter Suzanne door. Van zijn drie kinderen heeft hij met haar de hechtste band. Ze leest hem voor uit De ingebeelde zieke van Molière en hij vindt troost in foto’s van melkwegstelsels. Hij overlijdt op 15 juli 1959. Suzanne: “Zijn dood was simpel, zo simpel als het einde van de langzame tonen van een van zijn kwartetten, alles viel op zijn plek, in de ultieme vrede waarnaar zo werd verlangd.”

Marga blijft tot aan haar dood in 1963 in het huis op Agate Beach wonen. Bloch wordt, in tegenstelling tot de Joodse traditie, gecremeerd. Zijn as wordt verstrooid over de oceaan waarop hij al die jaren in zijn woning uitzicht had. Suzanne maakt dodenmaskers van zijn gezicht, wat veel Amerikanen verbaasd doet staan.

Na zijn dood raakt Bloch enigszins in de vergetelheid. Een aantal bewonderaars probeert hem in 2009, het jaar van zijn vijftigste sterfdag, opnieuw onder de aandacht te brengen. Er worden conferenties gehouden en zijn uitzonderlijke leven en werk worden herontdekt. Liefhebbers beschouwen hem nog steeds als een van de origineelste en uitdagendste componisten van de twintigste eeuw. De grote roem van Bach, Beethoven en Brahms valt hem echter niet ten deel.

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Componisten deel 1

Deel 2: Voor de verheffing van de wereld