Die eerste scène, hij zal mij – en naar ik vermoed ook u – altijd bijblijven. Een rauwe schreeuw van verdriet, van pijn te intens voor woorden. Zo in your face gefilmd dat je als kijker niet kunt ontsnappen, dat je de regisseur wilt smeken: hou op, heb medelijden, stop hiermee! De acteurs: fenomenaal. Je voelt het kokende water op Michaels (Lior Ashkenazi) huid branden. Zelfs Max, de hond, speelt de sterren van de hemel. En even ben je jaloers, als Nederlandse cinefiel. Waarom hebben wij niet zulke films, zulke regisseurs, zulke acteurs, zulke honden?
Ik zal proberen de spoilers tot een minimum te beperken, maar iedereen die Samuel Maoz’ vijfsterrenfilm Foxtrot gaat bekijken, moet weten dat het verhaal draait om twee ouders (Ashkenazi en zijn door Sarah Adler gespeelde vrouw Alma) die te horen krijgen dat hun zoon is omgekomen tijdens zijn diensttijd in de IDF. Maar niets is wat het lijkt, het lijkt zelfs niet wat het niet is. De niet-lineair vertelde verhaallijn ontrolt zich aan de kijker zonder dat deze weet wat er precies met zoon Jonathan is gebeurd – of nog gaat ge- beuren? – en welke rol zijn ouders daar passief en actief in spelen.
Elk detail telt, zowel in het verhaal als in de manier waarop Maoz het in beeld brengt. De extreme close-ups, de camera die recht boven de acteurs hangt, zelfs de korte geanimeerde scène – alles werkt. Het zware onderwerp wordt ook nog eens met een gezonde dosis humor gebracht (let op de kameel!). Een film zonder zwakheden, ondanks zijn surrealisme, dan mag je het te vaak gebruikte predikaat ‘meesterwerk’ van stal halen. De beste van het jaar, genegeerd bij de Oscars tot woede van de zichzelf respecterende criticus (Foxtrot is 96 procent ‘vers’ volgens filmsite Rotten Tomatoes).
‘Moordenaars’
En dan is er natuurlijk de olifant in de kamer: de politieke lading. Want die is er uiteraard. Is het mogelijk een film over het Israëlische leger te maken die niet politiek is? De IDF in Foxtrot (een dans waarbij je altijd op dezelfde plek terugkomt als waar je begint) lijkt zich weinig te bekommeren om mensenlevens, niet eens die van hun eigen soldaten en hun nabestaanden. Maar de antimilitaristische boodschap wordt de kijker niet door de strot geduwd. Terecht, want het is niet alsof Israël ervoor kiest omringd te zijn door honderden miljoenen vijanden, niet alsof het kan zeggen ‘laten we eens een generatie de dienstplicht overslaan en van het vredesdividend genieten’. Zowel Palestijnen als IDF-soldaten zijn slachtoffers van de situatie, zonder dat de film partij kiest.
Niet dat deze subtiele maatschappijkritiek besteed is aan de haviken van rechts Israël. Likoed-minister van Cultuur (en generaal buiten dienst) Miri Regev vindt dat Foxtrot ‘Israëlische soldaten op een bedrieglijke manier als moordenaars portretteert’ (wat niet zo is) en ‘de goede naam van de IDF schaadt’ (als dat al zo is, dan toch op zo’n geloofwaardige manier dat het geen kijker zal storen). Maar het ergste dat Regev over de film te zeggen had, al gaf zij toe dat zij hem niet heeft gezien, is dat deze ‘Israël niet vertegenwoordigt’.
Ik kan het niet minder met haar eens zijn. Ja, Foxtrot bekritiseert de soms overdreven rol die het leger speelt in de Israëlische samenleving, op geen enkel moment krijgt je het gevoel dat Jonathans checkpoint enig belang dient. Maar stelt u zich deze vraag eens: zou een kunstenaar in een van de buurlanden van de Joodse staat ooit zo’n film kunnen maken? In Jordanië? Ik dacht het niet. In Egypte? Laat me niet lachen. In Syrië? Het zou zijn laatste zijn. Het feit dat Israël het enige land in de regio, en een van de weinige op aarde, is waar maatschappijkritiek en kwalitatief hoogstaande kunst vrijwel ongestoord hand in hand kunnen gaan, maakt het land zo bijzonder. In dat opzicht kan ik mij geen betere vertegenwoordiger van Israël voorstellen.