Madurodam kent iedereen. Maar dat het miniatuurstadje bij Den Haag is genoemd naar George Maduro, een Joodse verzetsheld die als 29-jarige in concentratiekamp Dachau aan zijn einde kwam, is vrijwel alleen onder het NIW-publiek bekend. Toch vindt historicus Ben Braber dat Maduro het Joodse verzet een gezicht geeft. Met de mythe dat Joden zich in de Tweede Wereldoorlog als lammeren naar de slachtbank hebben laten leiden wil hij met een nieuw boek voor eens en voor altijd korte metten maken.
In verhouding tot niet-Joden bood een relatief groot aantal Joden verzet. Vooral waren zij voortrekkers op het gebied van gewapend verzet. Braber beschrijft de verschillende manieren waarop het Joodse verzet naar buiten kwam in de duistere oorlogsjaren. Joden protesteerden, werkten mee aan en verspreidden illegale bladen en onttrokken zich aan deportatie. Zo’n 30 duizend Joden doken onder, meer dan een vijfde van het totale aantal. Door middel van netwerken ondersteunden ze elkaar tijdens die onderduik – op de vraag of onderduiken een vorm van verzet was, gaat de auteur ook in. Ze saboteerden deportatie met aanslagen en brandbommen en hielpen opgepakte Joden te ontsnappen.
Soldaat van Oranje
Joods verzet betreft niet alleen groepen, maar ook eenlingen in niet-specifiek Joodse verzetsgroepen. Maduro deed bijvoorbeeld mee aan de zijde van Erik Hazelhoff Roelfzema, de ‘Soldaat van Oranje’. Braber schetst eerst een uitgebreid beeld van de positie van Joden aan het begin van de oorlog (velen arm, sommigen beter bedeeld) en hun bijdragen aan de maatschappij. Binnen die samenhang volgen voorbeelden. Zoals George Maduro, de in 1916 op Curaçao geboren jonge officier in het Nederlandse leger, die zich al in mei 1940 heldhaftig verzette tegen de Duitse bezetters. Waarschijnlijk kwam hij daarin terecht via zijn schoolvriend Hazelhoff Roelfzema.
En er waren er veel meer die zich verzetten. Leo Polak was hoogleraar wijsbegeerte en volgens een Duitse politiebeambte ‘de gevaarlijkste man van Groningen’. “Liever een dode leeuw dan een levende hond”, schreef hij kort na de inval door de Duitsers in mei 1940 in zijn dagboek. Hij werd geschorst als hoogleraar, maar bleef thuis college geven. Hij schreef aan de faculteit hoe hij erover dacht dat hij niet meer mocht deelnemen aan vergaderingen, toen werd hij als ‘deutschfeindlich’ element gearresteerd en afgevoerd naar kamp Sachsenhausen. Rabbijn Simon de Vries, auteur van het populaire Joodse riten en symbolen, sprak zich uit naar de orthodoxe bevolking, om ze te sterken in de oorlogssituatie. Philip Frank richtte zich tot de gehele Joodse bevolking, ook de niet-orthodoxen. In Het Joodsche Weekblad stelde hij dat Joden eerder bijna ten onder waren gegaan, maar dat er altijd ‘voldoende was om een nieuwe schakel met het verleden aan te gaan’. Toen de Duitsers hem oppakten, gedroeg hij zich moedig en ondersteunde zijn lotgenoten toen hij met tien anderen werd geëxecuteerd als represailles voor de dood van een Duitse soldaat.
Parool
Journalist Jaap Nunes Vaz zat in het linkse verzet. Na zijn ontslag bij persbureau ANP vond in december 1940 op zijn kamer aan de Keizersgracht de eerste redactievergadering van Het Parool plaats, de opvolger van De Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen, het verzetsblad van journalist Frans Goedhart. Andere Joodse redactieleden waren Maurits Kan en Hans Warendorf. Zo staat het boek van Ben Braber vol indrukwekkende verhalen over Joden die in opstand kwamen. Rosa Boekdrukker-Hirsch, een van de drijvende krachten achter de Februaristaking, komt er ook in voor. Een inspirerend en broodnodig boek.

Ben Braber, Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn. Joods verzet in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Balans 2025, 184 p., € 21,99, e-boek € 13,99
2 reacties
Martijn Katan heeft dit ook gememoreerd in “geen makke schapen”.
Citaat: Zo staat het boek van Ben Braber vol indrukwekkende verhalen over Joden die in opstand kwamen.”
Dat hun gedachtenis voor velen tot inspiratie mag blijven.
Jammer dat de Joodse verzetsheld Frederik Weinreb door Ben Braber in zijn boek Niet genoemd wordt.
Vele prominente wetenschappers en schrijvers deden dat wel. Een paar voorbeelden:
Ook de Leidse neerlandicus René Marres nam het voor Weinreb op; hij schreef twee boeken (1999 en 2001) waarin hij zowel het Weinreb-rapport als Grüters proefschrift fel bekritiseerde:
Frederick Weinreb – René Marres Subtitel: verzetsman en groot schrijver.
Hij noemt het Weinreb-rapport “wrak en hol”, en kwalificeert het werk van Regina Grüter als “onbetrouwbaar” en een “smaadschrift”.
Marres: “… Ik zeg niet dat Weinreb onschuldig is, maar slechts dat zijn schuld niet bewezen kan worden…”.
Hoe groot de vooroordelen over Weinreb
‘de bedrieger’ onder serieuze wetenschappers nog altijd zijn, ervoer Laenen zelf aan den lijve, toen de Leidse judaïst prof. dr. Albert van der Heide hem in 1999 vroeg voor het Leids-Amsterdamse Werkgezelschap Judaïca een lezing over het werk van Weinreb te houden.
Wat Prof. F. Weinreb ook op zijn kerfstok had volgens het NIOD, Nobelprijswinnaar
Prof. Tinbergen steunde de man door dik en dun.
Weinreb was geen mystieke charlatan schreef in Trouw Cokky van Limpt − 20/05/03, 00:00
RECENSIE In de maalstroom van de vele rellen rond Weinreb’s omstreden oorlogsverleden is ook het omvangrijke mystieke oeuvre van Friedrich Weinreb veelal afgedaan als bedriegerij.
Ten onrechte, vindt hebraïst en kenner van de joodse mystiek Sjef Laenen. Na vier jaar studie komt hij tot de conclusie dat Weinreb op dít terrein zeker geen charlatan was, maar stevig wortelde in de joodse traditie.
Vier jaar lang dompelde Laenen zich onder in Weinreb’s boeken, lezingen-bundels en cursussen -negentig in totaal, in het Nederlands en het Duits. “