In de sidra van deze week lazen we dat G’d aan Abraham opdracht geeft zijn vaderland, zijn woonplaats en zijn ouderlijk huis te verlaten en te gaan naar het land ‘dat Ik u zal tonen’. Anders uitgedrukt en op mezelf toegepast: alles wat ik tegenkom, heeft zo moeten zijn en daar ligt mijn/onze opdracht. Maar donderdag jongstleden werd mij wel erg veel getoond. Na een scala van ontmoetingen de hele dag door kwam ik uitgeput na middernacht veilig, maar bekaf thuis. Het was eigenlijk te veel, maar ik ben niet zo goed in uitstellen en al helemaal niet in het nee zeggen en dus had mijn agenda zich gevuld met te veel opdrachten.
De dag begon met een kennismaking bij mij thuis met de nieuwe directeur van de Bond tegen Vloeken. Ik zit in het comité van aanbeveling van deze zwaar christelijke organisatie en voel me daar ook best thuis, niet vanwege het christelijke, maar wel omdat ze strijden tegen de secularisatie, tegen de verbanning van G’d uit de maatschappij. Aansluitend had ik een delegatie op bezoek van de politie Midden-Nederland en een vertegenwoordiger van de nationaal coördinator terrorismebestrijding. Met hen ging het gesprek niet over secularisatie, maar over veiligheid. Over dreiging naar de brede Joodse gemeenschap. Het is onacceptabel dat ieder Joods uitstapje, bijeenkomst, school, feestje, herdenking enz., beveiliging behoeft.
Daarna rabbinaal overleg met Amsterdamse collega’s die zowaar de reis van Amsterdam naar Amersfoort hadden afgelegd. Een unicum, want gewoonlijk is in de Amsterdamse optiek, de afstand Amsterdam-Amersfoort aanzienlijk groter dan Amersfoort-Amsterdam.
Een halfuur later, omstreeks drie uur, verscheen een delegatie van het Interkerkelijk Kennis Centrum, dat programma’s maakt voor zo’n achthonderd scholen en was het aan mij om antisemitisme aan de kaak te stellen. De rest van de dag en avond gaf ik een lezing in Ljussens. Onderwerp? Antisemitisme. Hoewel vanwege veiligheid de organisatie mijn komst niet breed was aangekondigd, waren meer dan honderd man aanwezig. Met ‘man’ bedoel ik ook natuurlijk ‘vrouw’, maar op mijn lagere school mocht je nog gewoon spreken over ‘man’ zonder dat daarmee de ‘vrouw’ werd uitgesloten. Of dat nog zo is, is me niet meer duidelijk, vanwege het opgefokte gendergedoe. Voor het geval u denkt dat er sprake is van een typefout omdat u Ljussens niet op de lagere school bij aardrijkskunde hebt geleerd, kan ik u geruststellen: ik was echt in Ljussen in de Dorpsstraat nummer 16. Afstand van mijn huis naar die Dorpsstraat? 194 km. Naar mijn woorden werd meer dan aandachtig geluisterd. Als iemand per ongeluk een speld zou hebben laten vallen …
Om acht uur begon ik mijn verhaal en om tien uur werd er afgesloten met het onderstaande gezang op de melodie van het Hatikva.
Door de eeuwen heen zwierf een volk,
voortgedreven en vervolgd;
in verdrukking hield het stand,
smachtend naar een vaderland.
Refr.: G’d van toekomst en verleden,
Sterk uw volk met hoop en kracht;
Geef het wijsheid, schenk het vrede,
In het land waar U hen bracht
In Europa’s zwartste nacht
werden velen omgebracht.
Uit de as van dood en pijn
rees een volk, nog zwak en klein.
In het vroeger vaderland
kwam een nieuwe staat tot stand;
dwars door strijd en grote druk
vocht men moedig voor geluk.
Van het dorre, droge zand
maakten ze een vruchtbaar land.
Hoop bloeit op in de woestijn;
laat het tot een teken zijn!
In de dreiging om hen heen,
stond het volk heel vaak alleen,
maar door trouwe vriendschapsband
kwam er uitkomst, hield het stand.
En nog altijd brengt de strijd
dat men aan twee zijden lijdt.
Heer, hoe lang nog duurt dit voort?
Kom, vervul uw hoopvol woord.
Uit volle borst zong iedereen mee. Wat een warmte, wat een verbondenheid, wat een eendracht en liefde voor Israël. Goed na middernacht kon ik mijn bed induiken en was ik vandaag, zondag, in Maastricht, 197 km zuidwaarts, om aan een groep trouwe Limburgse leden van de Joodse Gemeente een instructief verhaal te houden over de tahara, de religieuze wassing van een overledene. Geen gezellig onderwerp, maar het hoort wel bij het leven. De betrokkenheid van de deelnemers was indrukwekkend, oprecht, geïnteresseerd. Wij, Blouma en ik, begonnen om 13:45 uur onze sjioer en om 16:15 uur verlieten we Maastricht, op weg naar Schiphol om vandaar te vliegen naar …
Wat niet bij het leven mocht en mag horen is Auschwitz. We zitten nu in de lounge van Schiphol. Om 21:05 vliegen we naar Krakau-Auschwitz waar morgen een tweedaagse conferentie begint van de EJA, European Jewish Association, voor Europese parlementariërs om ze bij te brengen hoe het toentertijd fout kon gegaan en dat, als we niet oppassen, het morgen weer kan gebeuren. En terwijl ik met deze pessimistische en hopelijk irreële woorden mijn dagboek van vandaag ga afsluiten en lees dat het jaarlijkse chanoekaconcert door het Concertgebouw wordt geweigerd, hoor ik in mijn gedachten uit het verre Friese noorden, uit de Dorpsstraat in Ljussen, het refrein op de wijs van het Hatikva:
G’d van toekomst en verleden,
Sterk uw volk met hoop en kracht;
Geef het wijsheid, schenk het vrede,
In het land waar U hen bracht.