Dagblad Het Parool schetste onlangs een verschrikkelijke situatie bij de twee Amsterdamse universiteiten, UvA en VU. Daar lukt het niet Joodse studenten en docenten een veilige omgeving te bieden waar ze kunnen werken en studeren zonder met antisemitisme, opruiende leuzen, hatelijke acties en zelfs fysiek geweld te worden geconfronteerd.
Het doet mij denken aan de jaren dertig. Maar dat mag je niet zeggen, van Maarten van Rossem. Op YouTube ging hij onlangs tekeer over VVD-leidster Dilan Yesilgöz die de jaren dertig had genoemd in een videoboodschap over antisemitisme. Yesilgöz schetste daarin uitstekend hoe de Jodenhaat steeds dieper in de samenleving doordringt en hoe gering het besef daarover is. Volgens Van Rossem is zij een ‘gemakzuchtige hysterica’ die ‘geen reet’ weet van geschiedenis. Ze pikt een ‘minimaal cliché’ op, een hot item, waar ze ‘misbruik van maakt’. Wie zijn nou tegelijk de minimale clichés en hot items, volgens betweter Van Rossum: de jaren dertig, Douwe Bob of de wereld sinds 7 oktober?
Triomfantelijk meldt Van Rossem dat Yesilgöz’ vergelijking mank gaat omdat wij geen rassenwetten hebben. Voor een historicus een stupide simplificatie: hij negeert de culturele context waarin rassenwetten ontstaan. In dat schemergebied van morele afbraak geschiedt het kwaad nog voordat er een wet komt. Daar begint het gepest, het dehumaniseren, het demoniseren en uitsluiten. Dit maken we nu mee.
Kolder
De UvA en de VU doen er weinig tegen. Bakken vol houten taal over diversiteit en inclusie braakten ze uit toen de krant naar de misstanden vroeg. De VU zwetst over de ‘verantwoordelijkheid om een inclusieve en veilige omgeving te bieden’, maar dat kan ‘gezien de verdeeldheid een dilemma zijn’. De bestuurders willen ‘dit gesprek niet uit de weg gaan, maar met elkaar gaan voeren. Dat gesprek mag schuren, maar altijd met wederzijds respect’. Wat is dit voor kolder? Hoe kun je reppen van respect, als het al jaren om Jodenhaat in actie gaat? En hoezo wederzijds: is het soms de plicht van gepeste Joodse studenten en docenten begrip te tonen voor hun haters en narigheid te incasseren voor de lieve vrede? Hoezo is ingrijpen tegen racisme een dilemma?
Hoe kun je reppen van respect, als het al jaren om Jodenhaat in actie gaat?
De ‘inclusie en veiligheid’, die misleidende jubeltermen over sociale harmonie daar waar een racistische veenbrand woedt, zijn kreupel en nutteloos. Daar kun je als instituut waar Joden niet veilig zijn niet mee voor de dag komen. Er gaat niks veranderen, de lege teksten tonen al waar het mis gaat: desinteresse.
Gelijkwaardig
Bij de UvA zeggen ze de ellende te kennen en sommen de woordvoerders in hun antwoord nare details van het Joden pesten op. Al plengen ze tranen van ‘verdriet dat dit gebeurt’, uiteindelijk komen ze bij relativering uit. Want ze ‘realiseren zich’ dat de ‘ervaringen plaatsvinden binnen een bredere context, waarin ook ruimte moet zijn voor de vrijheid van demonstratie en meningsuiting’. Daar gaan we weer: ze maken van de agressor en het slachtoffer gelijkwaardige partijen die evenveel recht hebben op expressie. Ze vervangen bezorgdheid om antisemitisme door zorg voor het demonstratierecht. Zo veinzen ze betrokkenheid, terwijl ze alle verantwoordelijkheid afwijzen.
De aanpak van beide universiteiten is hopeloos mislukt. Maar ze geven het niet toe en verzinnen niets beters om een einde te maken aan de Jodenhaat. Ze hebben toegegeven aan de agressor die baat heeft bij deze status quo. Zo kunnen ze verder bouwen aan hun illusie van diversiteit en inclusie, dat gammele staketsel dat het monstertij van rassenhaat niet kan keren.
Eén reactie
Ha, dit viel mij ook al op bij de heer van Rossem. Hij denkt dat hij een weloverwogen oordeel heeft, over het Jodendom en antisemitisme en ook over Israel, maar hij valt weg, zakt weg in zijn autobank (hij praat vanuit zijn voor zijn huis geparkeerde auto (of de auto van zijn presentator). Het is niet meer dan het rochelend geraaskal van een steeds ouder wordende historicus. Hij weet heel weinig over deze onderwerpen en praat dan de media na. Een gemakzuchtig mannetje met een grote bek, die dan regelmatig in een hoestbui terechtkomt. Dan moet hij gered worden door zijn jongere presentator. Het is een soort visueel podcast-cabaret.