Dit artikel verscheen eerder in NIW 02, 5779/ 2018.
Credit foto hierboven: Claudia Kamergorodski.
De geschiedenis van de Syrische Joden gaat volgens de gemeenschap zelf terug tot de tijd van koning David, circa 1000 voor de gewone jaartelling. Inwoners van Aleppo plaatsen de oorsprong van hun stad zelfs bij aartsvader Abraham, die er de melk van zijn schaapskudde zou hebben verkocht. Aleppo wordt zowel in het Hebreeuws als het Arabisch Chaleb genoemd, van het Hebreeuwse woord chalav, melk. Volgens culinair schrijfster Claudia Roden was de stad vroeger hét centrum van de Joodse haute cuisine. Damascus was ooit een belangrijke handelsstad voor het Joodse volk, de plek was een oase voor handelaren op de route van Mesopotamië naar het huidige Israël. De Joodse filosoof, arts en rabbijn Maimonides schreef zijn twaalfde-eeuwse Gids voor de verdoolden in de vorm van een brief aan de Syrische rabbijn Joseph ben Judah ibn Shimon. Toen in 1492 de Joden uit Spanje werden verdreven kwam een grote groep in Syrië terecht en vormde een aparte, Ladinosprekende gemeenschap die pas halverwege de achttiende eeuw mengde met andere Syrische Joden. In de vroege Middeleeuwen stelde de Joodse geleerde Ben Asher de Aleppo Codex samen, een gebonden manuscript van de Tora en andere geschriften, voorzien van punctuering en muzieknoten. De codex werd tijdens Kruistochten geroofd, maar later door Joden teruggekocht en in 1375 ondergebracht in Aleppo’s Grote Synagoge. Volgens de overlevering zou de Joodse gemeenschap van Aleppo ophouden te bestaan als de codex de stad zou verlaten. Toen in 1947 de VN instemde met de stichting van de staat Israël en Arabische relschoppers de synagoge in de as legden, veel Joden vermoordden en winkels plunderden, leek dat waar te worden. De codex verdween, werd in 1958 Syrië uit gesmokkeld en wordt nu in het Israel Museum in Jeruzalem bewaard.

Onderdak voor een nazi
Met die pogrom begon de uittocht van de Syrische Joden. De situatie werd steeds grimmiger. De beruchte nazi Alois Brunner kreeg niet alleen onderdak in Syrië, ook diende hij de regering van advies, waardoor zware antisemitische maatregelen werden ingevoerd. Wie werd gepakt bij een vluchtpoging kon op de doodstraf rekenen. Veel Joden vluchtten naar Libanon, tot de situatie ook daar niet meer veilig was en ze doortrokken naar Israël, Europa en Noord- en Zuid-Amerika. Na de Arabische nederlaag in de Zesdaagse Oorlog van 1967 werden 57 Joden in Qamashli vermoord, stonden Joden acht maanden onder huisarrest en verloren velen hun baan. De Israëlische meesterspion Eli Cohen, die dankzij zijn Syrische achtergrond perfect Arabisch sprak en wist door te dringen in de hoogste kringen van de Syrische elite en geheimen doorspeelde naar de Mossad, werd ontmaskerd en in 1965 publiekelijk geëxecuteerd. In de loop der jaren vluchtten veel Joden clandestien. Pas in de jaren negentig maakte Syrië, onder druk van de Verenigde Staten, het Joden mogelijk te vertrekken. In 2015 werden de laatste Joden van Aleppo in een geheime operatie naar Israël gebracht.

Geheime verhuizing
Onder de Joden die vanaf 1947 in Beiroet terechtkwamen bevond zich ook de familie van Carla Aronson (44). Toen een van haar ooms trouwde in de Libanese hoofdstad kwam de hele familie, de grootouders uitgezonderd, over voor de bruiloft. Maar de problemen in Syrië begonnen zeer ernstige vormen aan te nemen. Tijdens de grote pogrom in 1947 kwam de brandweer het vuur niet blussen maar juist opstoken – de familie besloot ter plekke niet terug te gaan. Dankzij omkoping wisten de achtergebleven grootouders hun reis naar Beiroet te regelen, ze vertrokken in het geheim. Carla: “Door het verlies van hun Syrische contacten en van een heleboel bezit kon mijn familie in Libanon geen nieuwe zaak opzetten. Dankzij hun werk in de financiële sector hadden ze toch genoeg middelen tot hun beschikking om de familie te onderhouden. Mijn ouders zijn allebei in Beiroet geboren, mijn vader in 1948, mijn moeder in 1951.” In 1958 werd ook de Libanese grond ze te heet onder de voeten vanwege de burgeroorlog tussen christenen en moslims en het opkomend Arabisch nationalisme. De sjah van Perzië was de Joden gunstig gezind en gaf ze de mogelijkheid een Iraans paspoort te kopen. Zo vertrokken ze naar Brazilië, een land vol mogelijkheden. De financien waren ondertussen uitgeput en in het nieuwe thuisland begonnen ze een textielfabriek. Carla: “Mijn grootvader kreeg de ziekte van Parkinson en was niet in staat te werken, zijn oudste zoon nam het al jong – en adequaat – over.” De andere grootvader kreeg van de bank in Beiroet waarvoor hij werkte een transfer aangeboden naar Brazilië en greep die kans met beide handen aan. In 1965 vertrok hij met zijn gezin, inclusief Carla’s toen zestienjarige vader. De moeder van haar oma ging naar Israël. “Mijn overgrootvader was overleden. Ze had elf kinderen en wist dat Israël mensen met weinig geld bijstond. Andere familieleden gingen naar Mexico, New York of Canada. Onze familie ging juist bewust niet naar Israël. Het waren handelaren en handel zou, in ieder geval toen, in dat land heel lastig worden.” Aan het vertrek uit het Midden-Oosten hing een prijskaartje. “In Syrië was de familie erg vermogend geweest. Alles ging verloren: vastgoed, zaken, geld.”

Rabbijnen als leiders
Van het Joodse leven in Syrië weet Carla een scherp beeld te schetsen. “Drie van mijn grootouders komen uit Aleppo, mijn grootmoeder van vaderskant uit Caïro. Een deel van de familie aan moederskant schijnt van oorsprong Spaans te zijn, leden van de groep Joden die door de inquisitie het land zijn uitgezet.” De gemeenschap was een mix van invloeden, die Carla zelfs bij de naar Brazilië geemigreerde Joden nog herkent. “Je ziet sporen van hun herkomst: Syrië, Spanje, Irak. Sommigen licht zoals mijn vader, anderen donkerder. Aleppo was een internationale stad, een stad van handelaren zoals mijn grootvaders. Ze spraken Arabisch en Frans, dankzij hun verblijf op de Joodse Alliance Française, het van oorsprong Joodse schoolnetwerk dat alle Joden in de regio als kind bezochten. Het contact onderling was intensief, het was een soort stam,” lacht ze. “Buiten de gemeenschap trouwen was zeer ongebruikelijk. Een tante van mijn vader die dat toch deed lag eruit, dat was echt een brug te ver. Jodendom stond centraal: er werd gestudeerd, kennis was belangrijk. Er was een sterk gemeenschapsleven waarbinnen rabbijnen de rol van leiders vervulden. Sjabbat en kasjroet werden vanzelfsprekend gehouden, daarnaast was er het moderne leven met dansavondjes. Vrouwen werkten niet, dat was not done. Joden gingen alleen om met Joden, behalve als het om werk ging. Ook vóór de stichting van de staat Israël schijnt er antisemitisme te zijn geweest, hoewel de officiële lezing dat ontkent. Zowel moslims als christenen waren soms jaloers op de vaak geslaagde Joodse landgenoten.”

Carla: “Met veel andere Joden bleef mijn moeders familie jarenlang in Libanon, dat zo weinig verschilde van buurland Syrië dat er wordt gesproken van een Syrisch-Libanees-Joodse gemeenschap. Beiroet, het ‘Parijs van het Oosten’ was een moderne stad met Europese uitstraling. Er was meer contact met de buitenwereld dan in Syrië, misschien omdat er veel christenen woonden. De gemeenschap bleef traditioneel, maar maakte meer deel uit van de maatschappij dan in Aleppo.
Verrukkelijk eten
In Syrië heerste een rijke cultuur, er waren goede opleidingsmogelijkheden en de gemeenschap was sterk. Wel was er segregatie.” Het Syrische eten, een essentieel deel van de cultuur, werd meegenomen naar Libanon. “Ook dat was niet zo anders. Er zijn eindeloos veel variaties van kibbeh, gevulde vleespasteitjes met een korst van vlees en bulgur. De van oorsprong Arabische gerechten werden hier en daar aangepast om niet met de Joodse spijswetten te botsen. Boter werd door olie vervangen, labneh (pittige hangop van yoghurt) werd niet naast vlees op tafel gezet.” De gemeenschap voegde zich in Brazilië bij elkaar en veel gewoonten uit het oude land werden getransplanteerd naar het nieuwe. “Sjabbat brachten we altijd samen door. De hele familie kwam bij elkaar voor de lunch, daarna bleven we de rest van de dag met zijn allen hangen. Gerechten werden in grote hoeveelheden gemaakt, de vriezer was altijd vol. Mijn moeder en oma hebben een liefdesaffaire met vriezers,” lacht Carla.

Verantwoordelijke matriarch
“De matriarch, in mijn geval mijn oma, neemt de taak op zich iedereen uit te nodigen en de familie bij elkaar te brengen. Alles draait om familie, niet alleen je gezin, maar de extended family: neven en nichten, ooms en tantes, schoonzussen en zwagers. Daarbij is eten heel belangrijk. Zelf ben ik gek op kibbeh en op rijst met linzen en gebakken uien. Knafe is een heerlijk gebak. Ik hou van de smaak van tamarinde, citroensap en kaneel. Grappig is dat kibbeh in Brazilië nu een populaire snack is, dankzij de voornamelijk christelijk-Libanese vluchtelingen die het in de jaren vijftig meenamen.” De voedseltraditie gaat door tot op de dag van vandaag. “Als mijn moeder bij me is staat ze uren in de keuken traditionele gerechten te koken. De vrouwen zijn op die manier verantwoordelijk voor het bij elkaar houden van de familie.” Of je je precies aan de Joodse wetten houdt doet er niet zo veel toe. “Veel mannen gaan op zaterdag naar de synagoge, hebben daarna een uitgebreide lunch met de familie en lopen dan nog even bij een voetbalwedstrijd binnen. Thuis eet je koosjer, buiten ga je naar gewone restaurants. Je maakt havdala, het ritueel om de sjabbat af te sluiten, ook al heb je je misschien niet helemaal aan de sjabbat gehouden. Het luistert allemaal niet zo nauw.” Brazilië pakte goed uit voor de familie. “Elke gemeenschap kan daar zichzelf blijven: vasthouden aan je tradities en toch een volwaardig lid van de maatschappij zijn.” De Syrisch-Libanese gemeenschap is financieel geslaagd en helpt elkaar. De materiële verliezen lijken niet zo’n indruk te hebben gemaakt. “Op dat gebied heeft men zich snel hersteld, maar de emotionele verliezen zijn enorm. Het verleden is weggevaagd, het verlangen om naar ‘huis’ te gaan leeft bij vorige generaties nog steeds.”

In 1999 was Carla, na een studie economie, haar eigen bedrijf begonnen als evenementenorganisator. Een goede vriendin vroeg haar mee uit, haar vader had een jonge Joodse antiquair uit Nederland over de vloer. Carla, die goed Engels sprak, werd meegevraagd om de communicatie te vergemakkelijken. Ze kwam, ontmoette Robert Aronson en de rest is geschiedenis. Een jaar later verhuisde ze naar Nederland, trouwde met Robert en kreeg drie kinderen: Rebecca (16), Alberto (14) en Camilla (11). Ze houdt zich bezig met de internationale contacten binnen Roberts bedrijf, daarnaast is ze voorzitter van de vrouwenafdeling van de Collectieve Israel Actie. In Syrië of Libanon is ze nooit geweest. “Ik zou het graag willen, al ben ik bang dat er van Syrië na de recente oorlog weinig over is.” Voelt ze zich verbonden met de Syrisch-Libanese erfenis? “Heel sterk. Binnen de gemeenschap geven we veel om elkaar, zijn we veel samen, zorgen we voor elkaar. Dat besef, die behoefte heb ik zelf ook. Het heerlijke eten is maar een bindmiddel, de kers op de taart – het gaat om het samenzijn. Dat is een heel belangrijk deel van me.”
Joden in Syrië
1948: 40.000
2015: 18