Oever zonder toekomst

De Westelijke Jordaanoever was, is en blijft het meest betwiste stuk land ter wereld. Is er enige kans op een permanente vredesregeling of is voortzetting van de status quo het hoogst haalbare?
View of the desert near Ma'ale Adumim, in the West Bank, January 11, 2021. Photo by Yaniv Nadav/Flash90
View of the desert near Ma'ale Adumim, in the West Bank, January 11, 2021. Photo by Yaniv Nadav/Flash90

Zomaar een week in 2022. De effecten van de dood van journaliste Shireen Abu Akleh bij een vuurgevecht in Jenin echoot nog door de internationale gemeenschap. Binnen rechts Israël ontspint zich een conflict tussen ex-premier Benjamin Netanyahu’s Likoed en de Yesharaad, die de belangen van Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever behartigt. Hoewel de partij en de kolonisten normaal gesproken twee handen op één buik zijn, blokkeert Bibi’s Likoed nu een wetsvoorstel dat Israëlisch recht van toepassing verklaart in de Westoevernederzettingen. Ten slotte buigt het Hooggerechtshof in Jeruzalem zich opnieuw over de vraag wat er met Homesh moet gebeuren. De nederzetting in het hart van Samaria – de noordelijke helft van de Westoever – werd al in 2005 vernietigd door de Israëlische autoriteiten, maar religieuze kolonisten proberen het dorp sindsdien nieuw leven in te blazen in een kat-en-muisspel met leger, rechters en politiek.

Zomaar een week die bijna alle elementen van de politieke problematiek rond de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever in zich heeft. Rechtse pro-Israëlische activisten gruwelen ongetwijfeld van het bovenstaande, want ook de taal is politiek.

Sommige Israëli’s blijven het gebied hardnekkig Judea en Samaria noemen

Dat begint al met de naam: Westelijke Jordaanoever. Dat is een vertaling uit het Arabisch – Ad-Diffa Al-Garbija – en daarmee onacceptabel voor sommige Israëli’s, die hardnekkig Jehoeda Vesjomron, Judea en Samaria blijven zeggen. En waarom ook niet? Die namen bestonden al zo’n drieduizend jaar voor iemand begon over de Westbank, de westelijke oever van de Jordaan. Maar zoals gezegd, alles is politiek, dus is het gebruik van de term Judea en Samaria vooral handig voor het herkennen van hen die de Westoever beschouwen als een deel van Israël, voor annexatie ervan door de Joodse staat zijn en de bezetting niet als bezetting beschouwen.

Tunnelvisie

Nog zo’n woord: bezetting. Voor anti-Israëlactivisten is het een bijna magische term. Denk aan de inmiddels ter ziele gegane organisatie van Gretta Duisenberg, Stop de Bezetting. Daar hoefde niet eens bij aangegeven te worden om welke bezetting het ging, de term alleen was duidelijk genoeg. Alsof er geen gebied bezet wordt gehouden in Tibet, Cyprus, de Westelijke Sahara en noem nog maar een paar brandhaarden. Nee, alleen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever is de bezetting. De reden achter deze fixatie op één conflict, deze tunnelvisie ten koste van alle andere bezettingen en oorlogen ter wereld, valt buiten het bereik van dit artikel, maar de suggestie dat deze alles te maken heeft met de etnisch-religieuze achtergrond van de bezetters in kwestie, dringt zich nadrukkelijk op.

Maar wacht even, is er überhaupt wel sprake van een bezetting? Israël vindt officieel van niet, het gebied is immers nooit veroverd op een soevereine staat en dat zou een van de voorwaarden zijn om van een bezetting te mogen bespreken. Het is een weinig overtuigend, formeel-juridisch argument. De hele wereld, minus Israël, beschouwt de Westoever als bezet gebied. Het Internationale Hof van Justitie in Den Haag (niet te verwarren met het Strafhof in diezelfde stad) ziet dat zo en – opvallend – ook het Israëlische Hooggerechtshof in Jeruzalem. Als de hoogste Israëlische juridische instantie geen problemen heeft met het woord bezetting, hoeft niemand dat te hebben. De Israëlische regering spreekt van ‘omstreden gebied’, een eufemisme dat weinig te maken heeft met de werkelijke situatie. Want los van alle juridische argumenten, is het onmogelijk over de Westoever te reizen en tot een andere conclusie te komen dan dat het een militair bezet gebied is. Daarvoor is de IDF-aanwezigheid te prominent en wordt de bevolking – de Palestijnse, maar ook de Joodse – te zeer in zijn bewegingsvrijheid beperkt.

Arabische vrouwen staan in de rij bij een militair checkpoint in Qalandiya, ten noorden van Jeruzalem   Flash90

‘Apartheid!’ roept een deel van de goegemeente onmiddellijk. Maar dat is flauw en inconsequent. De verschillende behandeling van Israëli’s en Palestijnen in het gebied is niet het gevolg van een racistische politiek ten opzichte van Arabieren, maar juist van diezelfde bezetting. Tenzij élke bezetting wordt opgevat als een vorm van apartheid, een historisch niet te verdedigen uitbreiding en uitholling van het begrip, is het gebruik van de term politiek activisme. Dat blijkt ook uit de positie van Arabieren, Palestijnen zo u wilt, in Israël zelf. Als raciale discriminatie het motief was, zouden Israëlische Arabieren niet exact dezelfde rechten hebben als hun Joodse landgenoten, en niet als enigen in de regio stemrecht hebben. Of een onafhankelijke rechtspraak. Of een hele serie andere burger- en mensenrechten, die in geen enkel ander land in het Midden-Oosten gegarandeerd zijn.

Discriminatie

Kortom: bezetting ja, apartheid nee

Kortom: bezetting ja, apartheid nee. Wat niet wegneemt dat de situatie van de Palestijnen op de Westoever verre van rooskleurig is. Als gevolg van de bezetting zijn zij ernstig in hun handelings- en bewegingsvrijheid beperkt. Voor ieder wissewasje – vooral de bouw van woningen in direct door Israël beheerd gebied – is toestemming nodig van Israëlische militaire of civiele autoriteiten. Die leggen voor hen heel andere maatstaven aan dan voor Joodse bewoners van het gebied. Deels uit veiligheidsoverwegingen, maar ook wel degelijk uit afkeer van de Palestijnse bevolking. Laten we niet doen of discriminatie van Arabieren door de Israëlische autoriteiten op de Westbank niet bestaat.

Aan de andere kant hebben diezelfde Palestijnse burgers net zo weinig te verwachten van hun eigen leiders. In de gebieden die volledig of deels onder het bestuur van de Palestijnse Nationale Autoriteit (PA) vallen, zijn mensenrechten een lachertje. Stemrecht? Vergeet het maar, de laatste verkiezingen waren in 2006. Vrijheid van meningsuiting en pers? Niet in ‘Palestina’, waar iedereen die kritiek durft te uiten op president Mahmoud Abbas en zijn regerende Fatah/PLO kan rekenen op langdurige celstraf en marteling. En dan beginnen we maar niet over de corruptie, in de praktijk wel het grootste probleem. Al in 2016 vond 96 procent van de Palestijnen dat de PA-leiding corrupt was. Het alternatief, terreurbeweging Hamas, deed het met 82 procent niet veel beter. Het is moeilijk voor te stellen dat in de afgelopen zes jaar deze cijfers verbeterd zijn, integendeel.

Er zijn meer woorden met politieke lading. Joods-Israëlische bewoners van de Westelijke Jordaanoever, bijna 450 duizend en nog eens 227 duizend in Oost-Jeruzalem, heten geen burgers maar ‘kolonisten’. Zij wonen niet in steden of dorpen, maar in ‘nederzettingen’. Of nog liever in ‘illegale nederzettingen’. Het is potsierlijk te zien hoe vaak dezelfde progressieve activisten die in Nederland niemand illegaal willen noemen, dat woord voortdurend in de mond nemen als het om de Westoever gaat. Zonder blikken of blozen zeggen zij dat alle Joodse bewoners uit het gebied naar Israël moeten vertrekken. Een illegale Algerijnse immigrant is in Amsterdam van harte welkom, een Joodse Israëli die is geboren en getogen in Gusj Etsion mag, nee, moet zonder pardon uitgezet worden.

Beeldvorming

Ook veel Palestijnse steden hebben een eigen alias: vluchtelingenkamp. Dat dit geen kampen zijn en dat er praktisch geen vluchtelingen meer wonen, geeft aan hoe gepolitiseerd het taalgebruik is. De kampen zijn niet te onderscheiden van (en vaak ouder dan) andere wijken in Jenin, Nabloes of Hebron, en de oorspronkelijke vluchtelingen van de burgeroorlog in 1948 zijn ver in de minderheid in vergelijking met hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Toch wordt halsstarrig vastgehouden aan de term vluchtelingenkampen. Waarom? Omdat er voor de beeldvorming natuurlijk geen betere tegenstelling is te bedenken dan die van kolonisten in illegale nederzettingen versus vluchtelingen in kampen. Dat dit niets met de werkelijkheid te maken heeft, past alleen maar in het verzonnen antizionistische discours van de Joodse staat als westers koloniaal of imperialistisch project.

Daarmee komen we bij de geschiedenis van het gebied. Een van de redenen waarom het zo omstreden is, ligt in de Israëlische claim dat de regio’s Judea en Samaria kernplaatsen van de Joodse geschiedenis zijn. Dit is niet te ontkennen: ruim drieduizend jaar geleden ontstond het machtige koninkrijk Israël er, met Samaria als zijn hoofdstad. De stad Hebron is nog altijd de locatie van Machpela, de grot van de patriarchen, waar volgens de Joodse traditie de aartsvaders begraven liggen. Kort daarna ontstond het tweede Joodse koninkrijk, Judea, dat vanuit Jeruzalem werd geleid. Na het ineenstorten van de twee Joodse koninkrijken viel de regio onder de Assyriërs, de Babyloniërs, de Perzen, de Grieken en de Romeinen. In die periode kenden de Joden verschillende maten van autonomie en zelfs onafhankelijkheid. Hieraan kwam een einde na de Bar Kochba-opstand in het jaar 132, waarna de Joodse invloed in het gebied steeds verder afnam.

Palestina, de naam die de Romeinse keizer Hadrianus het gebied gaf om de banden met het Joodse volk en de cultuur door te snijden, viel vervolgens onder het Byzantijnse Rijk, even onder de Perzische Sassaniden, totdat het in 636 door de moslims werd ingelijfd. Daarmee is de oudste historische claim die Arabieren op het gebied hebben ruim 1500 jaar jonger dan de Joodse, tenzij je de onzinnige theorie aanhangt dat Palestijnen afstammen van de oude Filistijnen. Wat legt meer gewicht in de schaal: een oudere of juist een jongere aanspraak op een gebied? Zijn historische argumenten überhaupt relevant voor de politieke realiteit? Hebben de Grieken aanspraak op het Heilige Land omdat Alexander de Grote het ooit veroverde? Kunnen de Fransen de Westoever claimen omdat die ooit tot het rijk van de kruisvaarders behoorde?

Zelfbeschikkingsrecht

Geschiedenis en religie spelen een belangrijke rol in de hoofden van de betrokkenen in het Israëlisch-Palestijnse conflict. In dat opzicht zijn zij relevant, maar juridisch en politiek lijken vragen als ‘wie was er het eerst?’ of ‘voor wie is het land het heiligst?’ anachronistisch en irrelevant. Is de Klaagmuur belangrijker dan de Rotskoepel, de Al-Aqsamoskee of de Heilige Grafkerk? Zou niet de huidige politieke en demografische situatie de doorslag moeten geven? Wie woont waar nu? Uitgaande van het zelfbeschikkingsrecht van volkeren betekent dit dat de claim van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever de sterkste is, evenals die van de Israëli’s op Jeruzalem – heel Jeruzalem – en op de nederzettingen die dicht tegen de bestandslijn van 1948 liggen.

Laat de levenden bepalen tot welk land ze willen horen, niet dode profeten

Laat levende mensen bepalen tot welk land zij willen behoren, niet koningen en profeten die al duizenden jaren dood zijn.

We lopen op de zaken vooruit. Verschillende islamitische dynastieën heersten over het steeds Heiligere Land – religieus van belang voor de drie monotheïstische godsdiensten – met tussenfasen van kruisvaarders en Mongolen. Uiteindelijk werd Palestina in het begin van de zestiende eeuw veroverd door de Ottomanen, die er vierhonderd jaar onafgebroken de scepter zouden zwaaien. Opvallend detail is dat Jeruzalem alleen hoofdstad van een onafhankelijke staatsrechtelijke entiteit was onder de Joden en de kruisvaarders. Geen moslim kwam ooit op het idee de status van de stad te verheffen boven die van provinciehoofdstad. Onder de Ottomaanse Turken was Jeruzalem en het omliggende gebied een arme, als achterlijk beschouwde uithoek. Een plaats waar uitgerangeerde ambtenaren naartoe werden gestuurd.

Er hebben altijd Joden in Judea en Samaria gewoond, zij het dat hun aantal en invloed aan het begin van de negentiende eeuw verwaarloosbaar was. Dankzij het zionisme nam de Joodse bevolking toe, die zich echter meer aan de kust en in Jeruzalem concentreerde dan op de Westoever. Dat gebied zag al vroeg een van de meest verschrikkelijke bloedbaden van voor de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog in 1948. Op 24 augustus 1929 vermoordden Arabieren 69 Joden in Hebron, nadat het valse gerucht was verspreid dat Joden weldra de Tempelberg in Jeruzalem zouden innemen. De Britten, die na de Eerste Wereldoorlog de heerschappij over Palestina van de Turken hadden overgenomen, evacueerden de gehele Joodse bevolking van Hebron. Van een terugkeer kwam weinig terecht toen in 1936 de Palestijnse opstand in het Mandaatgebied uitbrak.

Hypocrisie

Toen de Israëlisch-Arabische Oorlog in 1948 uitbrak, evacueerde de Hagana – de latere IDF – de geïsoleerde en onverdedigbare kibboetsen in de Jordaanvallei, die volgens het VN-verdelingsplan aan een Arabische staat toebehoorde. De leiders van de jisjoev besloten de kibboetsen van het Etsion Blok ten zuidwesten van Bethlehem wél te verdedigen, al werden de kinderen en meeste vrouwen in veiligheid gebracht. Na een beleg van vijf maanden gaven de Joodse verdedigers zich over. 129 van hen werden prompt door Arabische militieleden vermoord, slechts vier overleefden het bloedbad.

Na de zuivering van de Joodse wijk in de Oude Stad van Jeruzalem en het opblazen van de historische Hurvasynagoge door een door de nazi’s opgeleide Palestijnse explosievenexpert, waren er geen Joden meer in het gebied dat we nu de Westelijke Jordaanoever noemen: Judea, Samaria en Oost-Jeruzalem. Grote hypocrisie doet zich ook hier voor. De Palestijnen en hun sympathisanten overal ter wereld spreken van de Nakba, de ‘ramp’ van 1948. Zo’n 700 duizend Palestijnse Arabische burgers ontvluchtten hun huizen in het gebied dat in Joodse handen was. Een deel van hen werd gedwongen tijdens etnische zuiveringen, maar de meerderheid vertrok als gevolg van krijgshandelingen en oproepen van hun eigen leiders.

De Nakba wordt nu als grote misdaad van de Israëli’s gepresenteerd, maar opvallend is juist dat de meeste Arabieren konden en mochten blijven. En dat ondanks het feit dat zij eerst het VN-plan hadden afgewezen en vervolgens de oorlog tegen de Joden waren begonnen. De veel effectievere zuivering van alle Joden op de Westoever en in Oost-Jeruzalem is zo goed als vergeten. Het is alsof in 1944 en 1945 uit Polen en Tsjechoslowakije gevluchte Duitsers nu nog op hoge toon de vluchtelingenstatus en het recht op terugkeer naar die landen eisen, vanwege de hen door het Rode Leger aangedane oorlogsmisdaden. Dat de Joden de Palestijnen überhaupt in het nieuwe Israël lieten leven, mag al een klein wonder heten: hoeveel hindoes zijn er vandaag de dag nog in Pakistan? Hoeveel Grieken in Noord-Cyprus?

De Nakba was een ramp van grotendeels eigen makelij

De Nakba was een ramp van grotendeels eigen makelij voor de Arabieren, maar Israël krijgt daar nog elke dag de rekening van gepresenteerd.

Ongemakkelijke waarheid

De vraag rijst wat er was gebeurd als de Joden tussen 1947 en 1949 alle Arabieren uit Israël hadden verdreven. Zou er dan één antizionist meer zijn dan nu? Het was in die jaren meer dan normaal. Denk ook aan de blanken die na de dekolonisatieoorlogen uit de nieuwe, onafhankelijke staten werden verdreven, zoals de Nederlanders en Indo’s uit Indonesië.

Wat Palestijnen en Israëlhaters nu de Nakba noemen, was juist een trendbreuk, een humanitair gebaar dat vrijwel uniek was in die tijd. Vergelijkbaar met hoe Nelson Mandela weigerde wraak te nemen op de blanken van Zuid-Afrika na de opheffing van de apartheid. Israël besloot een diverse staat te worden in etnische, religieuze en culturele zin. Tachtig jaar later worden de consequenties van die keuze als een Israëlische misdaad beschouwd. Opnieuw luidt de voor de hand liggende vraag: zou dat ook zo zijn als Israël geen Joodse staat was geweest?

De gevluchte Arabische burgers mochten terugkeren naar hun huizen

Die kwestie speelde opnieuw in 1967, toen de IDF in een paar dagen tijd Jeruzalem herenigde en de Westoever veroverde. Opnieuw werd er niet voor gekozen de Palestijnen te verdrijven. Sterker nog, gevluchte Arabische burgers werd toegestaan terug te keren naar hun huizen. Had Israël op dat moment tot een etnische zuivering besloten, had het land toen ongetwijfeld veel kritiek gekregen, maar was de problematiek van de Westoever mogelijk voorgoed opgelost. De antizionisten van nu zouden exact dezelfden zijn, met of zonder die zuivering. Het is een ongemakkelijke waarheid dat het waarschijnlijk in het voordeel van Israël zou zijn geweest als de Joodse staat in 1948 en in 1967 alle Arabische burgers had uitgezet. Het spreekt voor Israël dat de jonge democratie dat in beide gevallen weigerde te doen.

1967 is het cruciale jaar in de geschiedenis van de Westelijke Jordaanoever. De Zesdaagse Oorlog werd Israël opgedrongen en dat geldt in nog grotere mate voor de strijd tegen Jordanië. Juist dat land trok zich in 1948 niets aan van het recht op zelfbeschikking van de Palestijnen, dat nu in de Arabische wereld zo luid bepleit wordt. Het leger van koning Abdullah veroverde de Westoever, wat de nucleus van het Arabische deel van het VN plan had moeten worden, en veegde alle plannen voor Palestijnse onafhankelijkheid van tafel. De Westbank en Oost-Jeruzalem werden geannexeerd en de Arabieren die er leefden, werden Jordaans staatsburger. En hoewel die annexatie internationaal nauwelijks erkend werd, waren er geen protesten tegen. Opvallend genoeg ook niet van de Palestijnen zelf.

____________________

De Westoever in cijfers

De Westelijke Jordaanoever is ruim 5500 vierkante kilometer groot, ongeveer de provincie Gelderland. In dit gebied leven circa 3 miljoen Palestijnen, als Oost-Jeruzalem wordt meegerekend, waar zo’n 330 duizend Palestijnen en 220 duizend Joden wonen. Een kleine 450 duizend Joden wonen in de 128 Israëlische nederzettingen op de Westoever. De grootste hiervan zijn Modiien Illit (80 duizend inwonders), Beitar Illit (60 duizend), Maäle Adumim (40 duizend) en Ariël (20 duizend).

De belangrijkste Palestijnse steden zijn Hebron (225 duizend, onder wie 7500 Joden in de buitenwijk Kiryat Arba en minder dan duizend in de stad zelf), Nabloes (160 duizend) en Jenin (100 duizend). Andere belangrijke Palestijnse plaatsen zijn Ramallah, de facto de hoofdstad, en de Bijbels-historische steden Betlehem en Jericho. Het noordwestelijke kwart van de Dode Zee wordt ook tot de Westelijke Jordaanoever gerekend (het zuidwestelijke kwart is Israël en de oostelijke helft Jordanië). De Dode Zee is met 408 meter onder zeeniveau het laagste punt van het gebied, terwijl de berg Nabi Yunis met 1030 het hoogste is. Bijna driekwart van de regio bestaat uit rotsachtig heuvelland en woestijn, ruim een kwart wordt gebruikt als landbouwgrond. Minder dan 1 procent is bosgebied.

____________________

Obstakel

Toen Israël op 5 juni 1967 begon met zijn verbluffende pre-emptive strike tegen Egypte en Syrië, was het niet van plan Jeruzalem te herenigen en de Westoever te veroveren. De regering van premier Levi Eshkol waarschuwde koning Hoessein, Abdullahs kleinzoon en opvolger, zich niet met de strijd te bemoeien. Maar Hoessein zag zich om politieke redenen gedwongen Israël aan te vallen, waarna hij een paar dagen later al zijn territorium westelijk van de Jordaan in Joodse handen zag vallen. De bezetting was een feit.

Israël besloot de Westelijke Jordaanoever niet te annexeren, in tegenstelling tot Oost-Jeruzalem, dat herenigd werd met het westelijke deel en zo de ongedeelde hoofdstad van de Joodse staat werd. Wel viel de Westoever onder het militair gezag, een situatie die in 1982 veranderde als gevolg van het Egyptisch-Israëlische vredesverdrag. Pas in 1988 gaf Jordanië zijn claim op het gebied op, waarmee de Palestijnse bevolking haar Jordaanse staatsburgerschap verloor. Palestijnse bewoners van (Oost-)Jeruzalem kregen een permanente verblijfsvergunning en kans op de Israëlische nationaliteit, hoewel bijna niemand die aanvraagt. Al vanaf het begin van de bezetting beklagen de Palestijnen op de Westoever zich over economische onderdrukking. De Israëlische militaire en later civiele autoriteiten zouden met hun vergunningensysteem economische ontplooiing praktisch onmogelijk maken om zo concurrentie van Israëlische bedrijven – met name in de landbouw – de kop in te drukken.

Een groter probleem en obstakel voor een vredesregeling vormen de 140 Joodse steden en dorpen – ‘nederzettingen’ in het gepolitiseerde jargon – die Israël buiten de bestandslijn van 1949 heeft gebouwd: twaalf in Oost-Jeruzalem en 128 op de Westoever. Hiermee werd onmiddellijk na de Zesdaagse Oorlog begonnen. Het mag meer dan symbolisch genoemd worden dat Kfar Etsion, deel van het 1948 onder de voet gelopen Etsion Blok de eerste nederzetting was. De IDF bouwde vooral in de Jordaanvallei; die nederzettingen waren vooral bedoeld als militaire buffer en verdedigingslijn tegen invallen vanuit Jordanië.

Oslo-akkoorden

Al snel werden steeds grotere bouwprojecten opgezet, vooral langs de bestandslijn van 1949, maar in toenemende mate ook dieper in het gebied dat de VN voor de Palestijnse staat bedoeld had. Zoals Maäle Adumim, met inmiddels zo’n 40 duizend inwoners een van de grootste nederzettingen op de Westoever, oostelijk van Jeruzalem ligt. De bouw van de dorpen wordt door alle landen minus Israël – opnieuw met een weinig overtuigende juridische redenering – gezien als een overtreding van de Vierde Conventie van Genève, die bevolkingsoverdracht naar militair bezet gebied verbiedt.

Nederzettingen als Maäle Adumim komen voort uit het plan van minister Yigal Allon, die in 1980 overleed. Hij wilde door strategisch gelegen steden en dorpen de noordelijke Westoever scheiden van de zuidelijke. Dat zou een eventueel Palestijns deel in tweeën splitsen – of in drieën, als de Gazastrook wordt meegedeeld. Wat dit plan aangeeft, is dat de bouw van Israëlische nederzettingen van het begin af aan werd gebruikt om geografische feiten te scheppen. Inmiddels wonen er in die dorpen bijna 450 duizend Joodse ‘kolonisten’, los van de 220 duizend in Oost-Jeruzalem.

De gedroomde Palestijnse staat mag etnisch zuiver Arabisch zijn

De gedachte dat zij ooit in een Palestijnse staat zouden kunnen wonen, wordt door beide zijden van de hand gewezen. Waar Israël wordt bekritiseerd om zijn Joodse identiteit, heeft de gedroomde Palestijnse staat dat probleem niet – die mag etnisch zuiver Arabisch en dus Jodenvrij zijn.

Graffiti op de veiligheidsmuur bij Betlehem   Wisam Hashlamoun/Flash90

In 1993, een cruciaal jaar voor de Westoever, sloten Yitzhak Rabin en Yasser Arafat de Oslo-akkoorden, die zouden moeten leiden tot een einde aan de bezetting en de stichting van een Palestijnse staat, in ruil voor erkenning en veiligheid voor Israël. De Westoever werd opgedeeld in drie regio’s. In Area A, goed voor zo’n 18 procent van het gebied, heeft de Palestijnse Autoriteit het voor et zeggen. Area B, 22 procent van het oppervlak, wordt gezamenlijk door de PA en Israël bestuurd. In de resterende 60 procent, Area C, heeft Israël het volledig voor het zeggen. De Palestijnse bevolking leeft voor 95 procent in Area’s A en B, alle Joodse steden en dorpen liggen in Area C.

Verrechtst

De Oslo-akkoorden waren nooit bedoeld als een permanente oplossing voor de Westelijke Jordaanoever, maar lijken dat meer en meer te worden. Van de beoogde Palestijnse staat is weinig terechtgekomen, evenmin als van de veiligheidsgaranties voor Israël. Maar is de status quo nog wel te doorbreken? De beslissingen over de toekomst van het gebied liggen in Israëlische handen, de sterkste partij. De Palestijnen kunnen hooguit onderhandelen over details voordat zij ja of nee zeggen op een mogelijk voorstel. Tot nu toe was dat steevast nee, zoals in 2007, toen premier Olmert aan vrijwel alle Palestijnse eisen tegemoetkwam, inclusief Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een Palestijnse staat. PA-leider Abbas aarzelde en trok de stekker eruit toen Olmert zijn ontslag aankondigde. Een historische kans was gemist, door dezelfde hardnekkige Arabische weigering de werkelijkheid onder ogen te zien als in 1947.

Sindsdien is de Israëlische bevolking aanzienlijk verrechtst en zijn de Palestijnen strikter islamitisch geworden. En hopeloos verdeeld, nu er de facto twee Palestijnse gebieden bestaan: de Westbank onder Abbas’ Fatah en Gaza onder het juk van Hamas. Geen van beide zijn democratisch, waardoor de legitimiteit van elke overeenkomst al direct in twijfel getrokken zou worden. Aan de andere kant lijkt er aan Israëlische zijde evenmin compromisbereidheid te bestaan. Op dit moment ligt er geen enkel nationaal of internationaal voorstel op tafel dat zelfs maar het beginpunt van onderhandelingen zou kunnen zijn.

Hoe zou zo’n voorstel eruit kunnen zien, als beide zijden opeens de noodzaak van onderhandelingen zouden erkennen? Realistisch gezien is de status van Oost-Jeruzalem een voldongen feit. De Israëli’s zullen nooit meer aanvaarden dat hun hoofdstad gedeeld wordt. Hetzelfde geldt voor de nederzettingen op de Westoever die een enigszins aaneensluitend gebied vormen. Zelfs al zou Israël bereid zijn die op te geven – wat politiek ondenkbaar is – kan de staat niet bijna een half miljoen Joodse burgers elders onderbrengen. Dus zouden de Palestijnen genoegen moeten nemen met een staat die niet de gehele Westoever beslaat en waarvan Jeruzalem nooit de hoofdstad zal zijn. Ook de eis van terugkeer van Arabische vluchtelingen – en belangrijker: hun nazaten – naar Israël zelf zullen de Palestijnen moeten laten vallen. Kortom, wat overblijft lijkt verdacht veel op het vredesplan dat president Donald Trump begin 2020 ontvouwde … en dat onmiddellijk van de hand werd gewezen door de Palestijnen.

Status quo

Hoe dan verder? Israël kan de Westoever niet in zijn geheel annexeren. Dat zou de Joodse meerderheid in de Joodse staat in gevaar brengen en ertoe leiden dat die staat niet meer Joods is. Ofwel de Palestijnen in dat geannexeerde gebied zouden geen Israëlische staatburgers (mogen) worden. Dat zou het moment zijn dat bezetting daadwerkelijk wordt vervangen door apartheid. De Israëlische leiders zijn realistisch genoeg om te beseffen dat dit hen alle westerse – lees: Amerikaanse – steun zou kosten. Een eenstaatoplossing is daarmee van tafel en een tweestatenoplossing is gezien de politieke verhoudingen verder weg dan ooit. Wat rest is een semipermanente voortzetting van de door Oslo geschapen situatie. Israël zal proberen door geleidelijke uitbreiding van de nederzettingen op de Westoever de Arabieren voor voldongen feiten op het terrein te plaatsen. Tegelijkertijd zullen de Palestijnen naar het terreurwapen blijven grijpen, al is dat sinds de bouw van de veiligheidsbarrière een stuk minder effectief geworden. Ook zal het uitblijven van een meer permanente oplossing voor de Westoever de Israëlisch-Arabische relaties blijven dwarsbomen. Zo hebben de Saoedi’s keer op keer verklaard dat normalisering van de betrekkingen met de Joodse staat afhankelijk is van de situatie van de Palestijnen.

In Hebron zet de IDF in december 2008 Joodse bewoners uit hun huizen op grond van een vonnis van het Israëlische hooggerechtshof Kobi Gideon/Flash 90

Er is alle reden somber te zijn over de toekomst van de Westoever. Radicaliserende Palestijnen en Joden maken het hun meer gematigde politieke leiders steeds moeilijker. In Israël via de stembus en onder de Palestijnen door de dreiging van geweld. In dat licht, of beter gezegd: in die duisternis, is voortzetting van de status quo misschien het hoogst haalbare.

De Westoever heeft te veel verleden om een toekomst te hebben

Je zou hopen dat in een gebied dat het Heilige Land wordt genoemd een deus ex machina voor een oplossing zou zorgen. Maar op dit moment vormen religie en historie juist een belemmering. De Westoever heeft te veel verleden om een toekomst te hebben.

Dit essay kwam tot stand met financiële ondersteuning van Maror en verscheen eerder in het NIW35 van 10 juni 2022

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Essay

De onstuitbare verrechtsing van Israël