Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Nieuws

Online-Jodenhaat wordt niet geregistreerd

Het Centrum Informatie en Documentatie Israël bracht vorige week zijn jaarlijkse antisemitismemonitor uit. Is anno 2021 een rapport dat online-Jodenhaat negeert nog wel bruikbaar?

Bart Schut 23 april 2021, 10:30
Online-Jodenhaat wordt niet geregistreerd

Eerst het goede nieuws. Het aantal door het CIDI geregistreerde antisemitische incidenten is in 2020 fors afgenomen ten opzichte van piekjaar 2019: van 182 naar 135. Maar het CIDI geeft zelf al aan dat dit getal met een korrel zout moet worden genomen. “Aangezien Nederland voor het grootste deel van 2020 in lockdown verkeerde, is het aantal incidenten alsnog zorgwekkend. Het aantal fysieke ontmoetingen en interactie in het openbaar was fl ink beperkt,” is te lezen in de begeleidende tekst bij de monitor. Duidelijk: als mensen elkaar op straat, op het werk of in voetbalstadions minder treffen, is het logisch dat zij elkaar minder vaak voor ‘kk-Jood’ uitschelden. Het CIDI verwacht dan ook dat na het opheffen van de lockdownmaatregelen de dalende trend zich niet zal voortzetten.

De vraag die gesteld mag en moet worden is deze: in hoeverre is anno 2021 een antisemitismemonitor die onlinehaat niet onderzoekt nog relevant? Het CIDI lijkt zich hier zelf van bewust, gezien de opdracht die het aan onderzoeksbureau Kantar gaf: onderzoek online-antisemitisme. In juli 2020 lagen de uitslagen er: er werden 747 berichten op Twitter gevonden die volgens de IHRA-definitie antisemitisch zijn. Zonder de waarde van dit – eenmalige? – onderzoek in twijfel te willen trekken, is dat getal bespottelijk. Twittergebruikers die de spelers in de ‘antizionistische’ scene een beetje kennen, weten dat alleen al het cluster rond EAJG-voorman Jaap Hamburger, BDS-activiste Adri Nieuwhof en het schimmige maar door en door antisemitische Twitteraccount @deisraellobby jaarlijks samen aan meer dan 750 berichten komen die volgens de IHRA-definitie meetellen.

Onbevredigend
Recent leidde één pesachwens van de Britse voetbalclub Aston Villa alleen al op Facebook tot 27 duizend negatieve reacties. Dat medium – het verreweg grootste sociale netwerk ter wereld – werd in het Kantaronderzoek niet eens meegenomen. Hetzelfde geldt voor YouTube en Instagram. Er is op dit moment dus geen enkele kijk op de ware omvang van antisemitisme in ons land. Want dat online-Jodenhaat het aantal CIDI-meldingen ver overstijgt is duidelijk, maar is dat met een factor 5, 15 of 50? Het is anachronistisch anno 2021 alleen nog te kijken naar gemelde antisemitisme-incidenten en de verreweg grootste bron te negeren. Misschien wel begrijpelijk, het zou een enorme hoeveelheid werk betekenen voor een kleine organisatie als het CIDI, maar bijzonder onbevredigend.

In goed onderzoek gaat het niet alleen om de hoeveelheid, maar ook om het belang en dus het gevaar van uitingen van Jodenhaat. Als iemand op zijn werk bij de koffieautomaat een antisemitische complottheorie verspreidt, is dat van een andere orde dan wanneer een gekozen volksvertegenwoordiger dat op Twitter doet, of een rapper op YouTube. Zonder sociale media is er gerede kans dat u nog nooit van QAnon gehoord zou hebben, want zonder het internet was die haattheorie nooit in zo’n grote kring verspreid. Toch wordt dat incident bij de koffieautomaat – indien gemeld – nu geregistreerd en blijven die politicus en rapper buiten schot. Het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND, niet te verwarren met het in antisemitisme gespecialiseerde, maar door de politiek de nek omgedraaide Meldpunt Discriminatie Internet MDI van de onlangs overleden Ronald Eissens) is binnen de Joodse gemeenschap nauwelijks bekend en nog minder vertrouwd.

Doekje voor het bloeden
Het is van groot belang dat er snel verandering komt in deze situatie en dat er een orgaan komt dat met de IHRA-definitie in de hand antisemitisme op het internet registreert. Idealiter zou deze organisatie niet alleen meldingen verwerken, maar ook zelf actief op zoek gaan naar online-Jodenhaat, zoals het MDI dat deed. Vergelijkbaar met het door het CIDI opgedragen Kantaronderzoek, maar dan permanent en proactief. Daar is expertise en mankracht voor nodig – dus vooral geld. Hier ligt een belangrijke taak voor de nieuwe coördinator antisemitismebestrijding Eddo Verdoner. Wanneer deze wil bewijzen dat hij niet slechts een doekje voor het bloeden is van een minister die eigenlijk vooral zo weinig mogelijk last van hem wil hebben, zal hij ervoor moeten zorgen dat Jodenhaat daar wordt opgespoord en aangepakt waar dit het meeste voorkomt en het gevaarlijkst is: op het internet.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (1)
Awi Cohen 23 april 2021, 14:35
Er is nog een groter probleem met Mind vergeleken met MDI: ze zijn niet in beweging te krijgen, zelfs niet bij gemelde overduidelijke antisemitische uitingen op websites.
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *