Wat een fijn begin van de dag. Eerst mochten we de kleuter wakker maken, hetgeen hij niet leuk vond. Hij klampte zich vast aan de spijlen van zijn bed en liet niet los. Helaas mag je je kinderen niet meer slaan, dus dan wrik je liefdevol en voorzichtig de kleine vingertjes los met een waterpomptang. Daarna broekje en truitje aan en keurig aangekleed van de vloer geraapt, want hij ging gewoon keihard als een rechtgeaarde socialist in algehele lockdown. Onder mijn arm meegezeuld de trap af en aan de ontbijttafel in een van onze vele woonvertrekken geparkeerd.
Vervolgens vertelde ik hem dat we naar de tandarts gingen. Het regende stille tranen op zijn bordje en hij kreeg geen hap meer door zijn kleine kleuterkeeltje. Ook gaf hij me te verstaan dat ik mijn plannen niet ten uitvoer zou kunnen brengen. Hij kent de uitdrukking nog niet, maar ik kon de plannen zogezegd oprollen en ergens steken waar het zonnetje uiterst zelden zijn stralenpracht vertoont. Toen kreeg ik het fantastische idee te gaan fi etsen, aangezien ik aan de slanke lijn doe. Zijn moeder, die normaal altijd met hem meegaat, zei: “Doe dat maar niet.” Moge zij mij tot 120 overstelpen met haar wijsheden.
Schillenpaard
Ik hielp het emotionele mannetje met zijn schoenen, want met betraande ogen kreeg hij die niet snel genoeg aan. Nederig knielde ik voor zijn aangezicht neder en ging als straf gelijk door mijn knie. Dat was natuurlijk wel weer leuk, want dat maakt een grappig knappend geluid en de pijn is altijd dusdanig dat ik kerm als een zeehond met een knuppel in zijn schedel. Koelbloedig als ik ben, met geweld de ontstelde knie weer rechtgebogen, hetgeen gepaard ging met een luide bonk en toen – eigenwijs als ik ben – ondanks de intense pijn zoals alleen mannen die kunnen ervaren, tóch op de fiets. Mijn hele dorp zei het vroeger al: “Ie bint stronteig’nwies.”
Had ik me toch even vergist in de afstand. Ik moest naar de Duitslandweg en dat is toch zo’n 1933 kilometer verderop. Met 45 steile bruggen op het Spoorbaanpad. Het kereltje, inmiddels weer hartstikke vrolijk, zat kletsend achterop met zijn handjes op mijn rug, onder mijn smokinghemd. “Papa! Je rug wordt helemaal zweet!” Niet zo gek, want ik hijgde als een astmatisch schillenpaard en trapte op de pedalen van mijn stalen ros alsof een cohort FvD-jongeren me op de hielen zat.
Doodszweet
We verdwaalden in Almere Poort. We kwamen vijf minuten te laat. Volkomen doorweekt – het zilte water liep in mijn ogen en uit mijn mouwen – parkeerde ik mijn Piet Pelle en wilde afstappen. Helaas was ik vergeten dat ik door mijn knie was gegaan, dus ik pleurde bijna ondersteboven met fi ets en kind. Ze lieten me niet binnen, al wijzend op hun snuit, dus ik vreesde dat er een ons snot en een hectoliter doodszweet in mijn baard hing. Maar neen, ik moest mijn amechtig openhangende snoet bedekken met een mondkap.
Daarna naar binnen. Aangezien dit Almere is, waar iedereen altijd te laat is, vonden ze me keurig op tijd. Alles was in orde met de ivoren pianotoetsjes van the dude. Toen ik was bijgekomen, mochten we weer naar huis fietsen.
Moraal van dit verhaal: luister altijd naar je Joodse vrouw. En als ze niet Joods is, luister dan voor de zekerheid ook maar naar haar. Je kunt wel stronteig’nwies andere keuzes maken, maar dat is dom en zinloos en zal enkel leiden tot pijn en ondergang. Ik snap dat mannen die in een homoseksuele relatie verkeren, nu in blinde paniek een gesubsidieerde homogenezingcursus gaan volgen, maar ik kan het niet mooier maken dan het is. Sterkte daarmee