Dit artikel verscheen eerder in NIW 31, 5779/ 2019. Foto’s: Esther Voet.
Aan de oever van de Tiber staat de Tempio Maggiore, de Grote Synagoge van Rome die in 1904 werd ingewijd. In de kelder ervan werd in 1960 een Joods museum geopend, dat een prachtig overzicht geeft van de oudste Joodse gemeenschap buiten Israël. Bijzonder aan deze gemeenschap is dat die niet uit intellectuelen, maar hoofdzakelijk uit handwerkslieden bestond. En dat is in het museum terug te zien: prachtig zilverwerk en vooral het textiel maken het tot een bijzondere schatkamer. Ook in het museum opgenomen zijn het interieur van de Tempio Spagniolo, de Spaanse synagoge, en overblijfselen van de vijf sjoels die Rome ooit telde.

De Spaanse synagoge werd gebruikt door vluchtelingen uit het Iberisch schiereiland die na de instelling van de inquisitie naar Italië vluchtten. In dit complex is dat gebedshuis vrijwel geheel herbouwd. Duidelijk is te zien hoe niet-Joodse invloeden de synagogen binnenkwamen: de neer tamied, de lamp van het eeuwige licht, die voor de aron hakodesj hangt, heeft veel weg van een rooms-katholiek wierookvat.

Emancipatie
De Tempio Maggiore met zijn hoge, vierkante koepel, was tijdens de inwijding in 1904 een symbool van de Joodse emancipatie die zich in heel Europa voltrok. In 1943 werd het gebouw door de nazi’s bezet, maar al in 1944 door Amerikaanse troepen weer ontzet. Groot was de schok toen het complex in 1982 een terroristische aanslag te verduren kreeg die er vooral op leek gericht zoveel mogelijk Joodse kinderen slachtoffer te maken.
De synagoge en de opperrabbijn Elio Toaff onderhielden een bijzondere connectie met het Vaticaan. Tussen de opperrrabbijn en de Poolse paus Johannes Paulus II, die ooit nog als partizaan had gevochten, bestond een warme band. De paus bezocht de synagoge ook vroeg in zijn pontificaat. De vriendschap tussen deze twee geestelijk leiders hield stand tot aan de dood van de paus, waar andere pausen de synagoge en de dialoog met de Joodse gemeenschap het liefst meden.
Opperrabbijn Elio Toaff en paus Johannes Paulus II onderhielden een vriendschap
Jurk werd Toramantel
Het museum is een echte schatkamer voor liefhebbers van textiel. De ‘schmatte-Joden’ waaruit de gemeenschap hoofdzakelijk bestond, stonden bekend om hun ambachtelijke expertise. De collectie van het museum telt zo’n achthonderd textielkunstwerken en een aantal wordt trots tentoongesteld. Een hoofdrol is daarbij weggelegd voor de meilim, de Toramantels. Zo is er een lichtblauwe Toramantel met zilverdraad, die ooit werd gemaakt van een jurk van de illustere Zweedse koningin Christina (1626–1689). Tijdens een bezoek aan Rome doneerde zij de jurk aan de Joodse gemeenschap. Christina was een opvallende royal: openlijk lesbisch en een koningin die in het protestantse Zweden openlijk flirtte met het katholicisme. Vandaar haar bezoek aan Rome. Maar ook zijn er exquise parochet en kledingstukken die tonen hoe hoogstaand de textielverwerking van deze gemeenschap was.

Sjalom
Daarnaast is er een bijzondere Eliastoel uit 1860, die onder meer voor besnijdenissen werd gebruikt. Ook uniek: door het Vaticaan gecensureerde Joodse, in zilver gebonden boeken. Voor het Vaticaan onwelgevallige passages zijn met zwart doorgestreept. Verder prachtig versierde ketoebot, chanoekiot, Torakronen en schilderijen van voorname Joods-Romeinse families. Misschien wel de meest ontroerende stukken in het museum zijn de overblijfselen van de gemeenschap uit de Romeinse tijd. Zoals een afgietsel van een marmeren plakkaat, ooit gevonden langs de beroemde Via Appia. Het is waarschijnlijk een overblijfsel van een sarcofaag, waar in het Hebreeuws het woord ‘sjalom’ in is gegraveerd, terwijl die taal ten tijde van de fabricage van de sarcofaag verboden was in het Romeinse rijk.
