Dit artikel verscheen eerder in NIW 19, 5779/ 2019. Credit foto hierboven: Hans van der Woerd
Zijn naam wordt met ontzag uitgesproken in de wandelgangen van concertzaal De Doelen. Sinds Lahav Shani in september 2018 werd aangesteld als jongste chef-dirigent in de honderdjarige geschiedenis van het Rotterdams Philharmonisch Orkest (RPhO), heeft het Maasstedelijke publiek hem in de armen gesloten. Op het programma deze avond staat een concert rond de Weense School, met werk van Mahler, Schubert en Berg – een kolfje naar de hand van de Israëliër, die ook vaste gastdirigent is van de Wiener Symphoniker en zijn doorbraak beleefde op het internationale Gustav Mahlerdirigentenconcours.
Shani neemt het orkest liefdevol bij de hand, van de eerste Romantische liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn, tot – letterlijk – de laatste mokerslag van Alban Bergs Marsch. Nu eens deint hij zwierig mee op de warme klanken van het orkest (of is het andersom?), dan weer staat hij driftig gesticulerend op de bok.

Droomdebuut
Het staat in schril contrast met de ontspannen toon waarop Shani na afloop, leunend tegen de gigantische vleugel in zijn kleedkamer, het concert evalueert. “Voor het publiek is het uitputtender dan voor ons,” vertelt hij. “Tijdens het optreden zijn we als musici honderd procent geconcentreerd. Als luisteraar raak je veel makkelijker afgeleid. Er hoeft maar een gedachte bij je op te komen en de concentratie is weg. Daarom is het onze plicht als artiesten om het publiek er de hele tijd met de aandacht bij te houden. En ik denk dat we daarin geslaagd zijn. Ik moet zeggen dat het publiek in Rotterdam een van de meest aandachtige is die ik heb meegemaakt. Elke keer weer.”
Lahav Shani is nog geen halfjaar chef-dirigent in Rotterdam, maar hij voelt zich er als een vis in het water. Na een droomdebuut in 2016 als pianosolist en dirigent bij het RPhO en een unaniem enthousiaste enquête onder het orkest, werd hem een contract voor vijf jaar aangeboden. Daarnaast zal hij volgend seizoen aan de slag gaan als muzikaal directeur van het Israel Philharmonic Orchestra in Tel Aviv. Van het succes heeft de rijzende ster het niet hoog in de bol gekregen. Als hij met ‘maestro’ wordt aangesproken, lacht hij dat bescheiden, haast verlegen weg. Shani straalt een kalme zelfverzekerdheid uit waardoor hij ouder lijkt dan zijn dertig jaar doen vermoeden. Hij formuleert rustig en weloverwogen.
Een paar dagen na het concert ontmoeten we elkaar in de lobby van het Marriott Hotel in Rotterdam, de wolkenkrabber tegenover station Rotterdam Centraal, waar hij sinds de aanstelling zijn intrek genomen heeft. Hij heeft zijn maatpak ingeruild voor een comfortabele coltrui en spijkerbroek. Op zijn neus een hippe bril met doorzichtig wit montuur. Het gesprek gaat verder waar het in de kleedkamer ophield.

Je hebt niet alleen sterke band met het Rotterdams publiek, maar vooral met het orkest. Waar komt die vandaan?
“Vanaf het moment dat ik het podium op liep voor de eerste repetitie, wist ik dat alles goed zou komen. Het was meteen duidelijk dat we goed samen konden werken. Dat heb ik zeker niet bij ieder orkest, het is zeer zeldzaam. Alle componenten zijn aanwezig: iedereen is professioneel, goed voorbereid en presteert op hoog niveau. Tegelijkertijd is er geen greintje arrogantie. Uiteindelijk gaat het erom dat je plezier hebt in muziek maken.”
In de concertpauze zei een toehoorder: “Je hoort dat dit orkest een vriendengroep is.” Klopt dat?
“Absoluut. Kijk, in ons beroep delen we onze emoties. We geven onszelf voortdurend bloot. Een instrument bespelen, net als zingen, is bijna alsof je naakt voor elkaar staat. Je zegt ermee: dit ben ik. Dat kan alleen met een groep mensen die je vertrouwt. Je moet het gevoel hebben niet veroordeeld te worden, het gevoel dat je elkaar steunt en inspireert, dat je iets van jezelf wilt geven. Zeker als je het elke dag moet doen. Het is niet zomaar een baan. Je moet elke dag naar je werk gaan met het gevoel dat je iets bijzonders gaat beleven.”
Lijkt je aanpak op die van je illustere voorgangers, de Rus Valery Gergiev en de Canadees Yannick Nézet-Seguin?
“Natuurlijk zijn er overeenkomsten, bijvoorbeeld op het gebied van risico’s nemen, niets voor lief nemen. Daarom zit dat ook in het DNA van het orkest. Maar we zijn andere mensen met andere persoonlijkheden, ook muzikaal gezien. Dat is het mooie van kunst, je kunt hetzelfde op zo veel verschillende manieren doen.”
RPhO-programmeur Floris Don, met wie je nauw samenwerkt, noemde je benadering ‘intellectueler’ dan die van hen.
“Ik hou ervan met Lahav te werken, maar het is niet altijd makkelijk,” zei hij. “Hij denkt veel na.” Herken je jezelf in dat beeld? (Glimlacht) “Tja. We werken met zo veel verschillende soorten muziek en componisten, alle stijlen komen voorbij. Met iedere componist moet je een connectie aangaan. Dat vereist onderzoek en intensieve voorbereiding. Alleen dan leer je de stijl en de persoonlijkheid van een componist op een intieme manier kennen. Aan het eind van dat proces is het meer dan een intellectuele ervaring, het moet spontaan en instinctief worden. Maar je moet wel op dat punt zien te raken, je kunt niet zomaar alles op je instinct gooien. Dus ja, ik denk veel na. Maar alle grote dirigenten zijn denkers.” (Hij haast zich daaraan toe te voegen:) “Niet dat ik mezelf als een groot dirigent beschouw. Ik bedoel alle grote voorgangers die me geïnspireerd hebben. Sommigen vertrouwen meer op hun gevoel, anderen meer op intellect, maar het móet een combinatie zijn.”
Je mentor in Berlijn was de Israëlisch-Argentijnse dirigent Daniel Barenboim, niet de minste. Wat was zijn grootste invloed op jou?
“Ach, zo veel. Dat begint bij basale vragen als: ‘Hoe kun je het beste evenwicht in een orkest bereiken?’ of ‘Wat is het beste tempo voor een stuk?’ Er zijn eindeloos veel opties. Als artiest probeer je je eigen stem te vinden en anderen imiteren helpt daar niet bij. Ik heb altijd geobserveerd hoe grote dirigenten het doen en, gebaseerd daarop, geprobeerd mijn eigen keuzes te maken.”

Je had het over een connectie vinden met componisten. Ik kan me voorstellen dat zoiets makkelijker gaat wanneer er raakvlakken zijn, zoals met Gustav Mahler. Hij had ongeveer dezelfde leeftijd als jij nu, toen hij Des Knaben Wunderhorn schreef, was ook Joods, werkte net als jij in Wenen.
“Dat klopt, tot op zekere hoogte. Maar de connectie met een componist gaat dieper dan dat. Het gaat meer om smaak en spiritualiteit dan om persoonlijke omstandigheden.”
Toen Barenboim in 2001 als eerste dirigent Wagner opvoerde in Israël veroorzaakte dat veel ophef, vanwege diens virulente antisemitisme. Hoe sta jij daarin? Spelen in zo’n geval persoonlijke omstandigheden wel mee?
“Zelf heb ik ook Wagner opgevoerd. Ik begrijp volledig dat mensen daartegen protesteren vanwege hun gevoelens bij de man, en ik zal niemand dwingen ernaar te luisteren. Maar ik houd van zijn muziek en ik vind het cruciaal voor een orkest om die te spelen om ook Mahler, Bruckner en zelfs Debussy te begrijpen.
En ja, persoonlijk sta ik veel verder van Wagner af dan van iemand als Mahler. Maar dat is precies waarom ik zei dat persoonlijke omstandigheden er minder toe doen dan de muzikale of spirituele connectie. Natuurlijk, als ik aan Wagner denk als persoon, heb ik negatieve associaties, hij doet mij zelfs walgen. Maar als ik denk aan de muziek die hij schreef, hoe hij de muzikale geschiedenis heeft bepaald en hoeveel liefde ik voor die muziek koester, gaat dat veel dieper.
Toen Barenboim voor het eerst een Wagneropera in Bayreuth dirigeerde, kwam Wagners kleinzoon naar hem toe. Hij liet hem de bladmuziek van Lohengrin zien, wees een maat aan en zei: ‘Op dit punt kreeg de Führer tranen in zijn ogen.’ En Barenboim dacht: ‘Hoe kan iemand die zoveel mensen heeft vermoord tranen in zijn ogen krijgen van muziek? Hoe kan zo’n monster zo’n diep menselijke emotie hebben gevoeld?’ Dit laat zien dat muziek dieper gaat dan het persoonlijke, het tijdelijke. Het is een interessante… hoe zeg je Widerspruch in het Engels? Contradiction! Tegenstrijdigheid. Maar het is wel waar.”
Barenboim is uitgesproken wat betreft de Israëlische politiek, hij is ook actief in vredesprojecten, zoals het West-Eastern Divan Orchestra, dat hij in 1999 met Edward Said oprichtte. Vind jij dat muziek en politiek, net als muziek en persoonlijkheid van de componist, gescheiden moeten blijven?
“Als je een politiek persoon bent, hoor je dat terug in de muziek. Maar ik vind dat muziek niet voor politieke doeleinden zou moeten worden gebruikt.”

Verschillende journalisten hebben je gevraagd naar je standpunten over de Israëlische politiek, maar daar laat je niet veel over los. Irriteert het je als ernaar gevraagd wordt?
“Nee, mensen mogen vragen wat ze willen, maar ik vind het niet relevant. Ik wil niet mijn muzikale leven vermengen met politiek. Ik vind niet dat ik daar het recht toe heb. Als Israëli, en binnenkort als muzikaal directeur van het Israel Philharmonic, vind ik wel dat ik de verplichting heb om de nieuwe generatie te beïnvloeden, misschien zelfs te vormen, op mijn manier. Hoe precies weet ik nog niet, maar ik wil iets teruggeven aan de maatschappij waarin ik ben opgegroeid. Dan heb ik het over educatie, kunst en cultuur, dat vind ik belangrijker dan politiek.”
Disney en Mozart
Dat opgroeien deed Lahav Shani in hartje Tel Aviv, vijf minuten lopen van het strand en misschien nog wel belangrijker, tien minuten lopen van de concertzaal van het Israel Philharmonic Orchestra. De liefde voor muziek werd hem met de paplepel ingegoten: “Mijn vader is koordirigent en heeft mijn hele jeugd een verzameling videobanden opgebouwd van opera’s en concerten, die hij opnam van televisie. Dus in de jaren negentig had ik alle Disneyfilms, zoals ieder kind van mijn leeftijd, maar ook ieder concert dat ooit op televisie was geweest tot mijn beschikking. Het was voor mij als kind volkomen normaal om de hele dag naar opera’s van Mozart te kijken.”
‘Als Israëli vind ik dat ik de
verplichting heb de nieuwe generatie te beïnvloeden, misschien zelfs te vormen’
Shani begon als zesjarige met pianolessen en op de middelbare school ging hij contrabas spelen, waardoor hij in het Israel Philharmonic terechtkwam. Rond zijn twintigste begon hij orkesten te leiden, ‘om de stukken op te voeren op de manier die ik de beste vond’. “Het was nooit een bewuste keuze om dirigent te worden, het gebeurde gewoon.”
Hij groeide op in een seculiere familie. “Zoals de meeste Israëliërs tegenwoordig, vooral in Tel Aviv,” vertelt Shani. “We deden wel bar mitswa en we vieren de feestdagen. Ik ben dus wel opgevoed met een duidelijk Joodse, Israëlische identiteit.”
In die volgorde?
“Dat is moeilijk te zeggen, er is meer dat mijn identiteit bepaalt. Ik ben ook Tel Avivi, en musicus. Als mensen vragen waar mijn thuis is, heb ik daar ook geen simpel antwoord op. Ik heb tien jaar in Berlijn gewoond en voel me daar helemaal thuis, maar mijn wortels liggen in Israël. Als ik in Rotterdam ben, voel ik me ook thuis.” Lachend: “Misschien niet in het hotel waar ik nu woon, maar ik voel me hier vrij en geaccepteerd. En zo is het ook met identiteit.”
Hoe heeft die identiteit je muzikaal beïnvloed?
“Mijn muzikale achtergrond is vooral klassiek Europees: Bach, Mozart, Beethoven… Maar ik ben net zo goed opgegroeid met Israëlische popmuziek en daar luister ik thuis nog steeds naar: Arik Einstein, Matti Kaspi, Yoni Rechter, enzovoort. In mijn diensttijd schreef ik kamermuziekarrangementen voor dat soort liedjes, voor strijkkwartetten of pianotrio’s. Ik heb drie jaar als musicus gediend, alles wat ik in het leger deed was aan muziek gerelateerd.
Ik hou ook van jazz en rock en met vrienden heb ik veel klezmer gespeeld. Als er in een Mahler-symfonie een stukje klezmer voorbijkomt, begrijp ik precies wat hij bedoelt. De timing, dat gevoel dat je niet op papier kunt overbrengen. Daar heb je die achtergrond voor nodig. Dus dan zijn we weer terug bij die persoonlijke connectie met een componist, haha!”
‘Als er in een Mahler- symfonie een stukje klezmer voorbijkomt, begrijp ik precies wat hij bedoelt’
De komende vijf jaar ben je in ieder geval chefdirigent van het Rotterdams Philharmonisch. Hoe zie je de toekomst daarna voor je?
“Ik denk dat ik hier wel langer zal blijven dan vijf jaar. Ik heb het gevoel dat ik hier nog veel kan groeien, muzikaal gezien. Dit is nog maar mijn eerste seizoen met het orkest, maar er zijn onbegrensde mogelijkheden. We begrijpen elkaar, de muziek en het publiek steeds beter. We zitten midden in die zoektocht. I’m here to stay.”
Lahav Shani (Tel Aviv, 1989) leerde op zesjarige leeftijd piano spelen en studeerde aan de Buchmann-Mehta Muziekschool in zijn geboortestad. Hij voltooide zijn pianostudie aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler te Berlijn; aan hetzelfde instituut studeerde hij orkestdirectie, met als mentor Daniel Barenboim. Shani maakte zijn doorbraak als dirigent toen hij in 2013 het internationale Gustav Mahler dirigentenconcours te Bamberg won. In juni 2016 debuteerde hij bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest als dirigent en pianosolist; twee maanden later volgde de aankondiging van zijn benoeming tot chef-dirigent met ingang van 2018.
Als pianist speelde Lahav Shani zijn eerste solorecital in de Berlijnse Boulezzaal, juli 2018. Bij veel orkesten dirigeerde hij al pianoconcerten vanachter het klavier, onder meer bij het Philharmonia Orchestra, de Staatskapelle Berlin en het Orchestre Philharmonique de Radio France. Recente optredens als dirigerend pianosolist waren onder meer met het Koninklijk Concertgebouworkest en het Israel Philharmonic Orchestra. Lahav Shani heeft ook een flinke staat van dienst als pianist in kamermuziek, met recente optredens in onder meer het Festival d’Aix-enProvence, de Kölner Philharmonie en het Verbier Festival.
Hij woont samen met zijn Israëlische verloofde Miri, ook musicus.