De menora voor Chanoeka, ook wel chanoekia genoemd, komt voort uit de kandelaar die ooit in de tempel stond. Hoewel er veel wetten zijn rond het uiterlijk en de opbouw van de Bijbelse menora, wijst Rashi, de grote Franse commentator ons op een zeer in het oog springende halachische eigenschap van de kandelaar. Volgens de aanwijzingen van de Tora moeten ‘de lichtjes schijnen richting de menora zelf’, wat inhoudt dat alle vlammen naar het middelste lichtje moeten wijzen.
De Italiaanse wijsgeer en geneesheer rabbi Ovadia Seforno, gaat in zijn meesterlijke commentaar op de Tora dieper in op de verhandeling van Rashi en legt uit dat de extremen aan beide kanten van het spectrum zich moeten focussen op de middenweg, gesymboliseerd door de middelste vlam van de menora. Terwijl beide groepen de Tora en diens traditie volledig zijn toegewijd, moeten degenen aan de rechterzijde zich bewust zijn dat het jodendom zonder degenen die zich bezighouden met zaken in de mondaine wereld, niet succesvol zal zijn. Tegelijkertijd moet de ‘linkerkant’ beseffen dat zonder degenen die zich bezighouden met studie en toepassing van de Tora, het hen zou ontbreken aan mogelijkheid en heiliging van het dagelijks leven.
Alleen wanneer deze krachten samenkomen, zoals bij het licht in het midden, zal er een balans zijn zoals de Tora en het jodendom dat voor ogen hebben. Dat is gebaseerd op het Talmoedische principe: zonder de bladeren zouden de druiven niet bestaan.
Links is de mondaine wereld, rechts de spirituele. Er is balans als deze krachten elkaar ontmoeten bij het licht in het midden
Kooplui, boeren en academici
Rabbi Samson Raphael Hirsch (1808-1888), beroemd om zijn filosofie van Torah im Derech Eretz (Torastudie gecombineerd met een werelds beroep), geeft het volgende commentaar op de laatste zegen van Ja’akov aan zijn kinderen: “Het volk dat uit jullie voortkomt ‘zal er een zijn die naar buiten gericht is’, en ‘een vermenigvuldiging van elementen die zich als één naar binnen keren.’ Elke stam vertegenwoordigt een speciale nationale kwaliteit, als het ware een natie in miniatuur. Het volk van Ja’akov wordt ‘Yisrael-Israel’ en zal aan de volkeren Gods kracht openbaren, die alle menselijke zaken zal controleren en bestieren, alles zal bewerkstelligen volgens Zijn wil. Daarom moet dit volk geen eenzijdig beeld tonen. Als een model-volk zou het diverse karakteristieken moeten tonen die een volk vertegenwoordigen. Door middel van de stammen zou het een natie van krijgers moeten vertegenwoordigen, een natie van kooplui, een natie van landbouwers, een natie van academici enzovoort. Op die manier zal het voor allen duidelijk worden dat de heiligheid van het menselijk leven in de Heilige Verbond van de Tora niet afhankelijk hoeft te zijn van maar één specifieke karaktereigenschap. Liever zou de hele mensheid, met haar diversiteit, opgeroepen moeten worden om de eendrachtige geest van de God van Israël te accepteren. Vanuit de diversiteit van menselijke en nationale karakteristieken zal het verenigd koninkrijk Gods oprijzen.”

Het moeilijke middenpad
Rabbi Moshe Schreiber, de Chatam Sofer (1762- 1839) biedt een andere uitleg voor de kant die de lichtjes op moeten wijzen. Hij waarschuwt zijn lezers niet af te wijken van het middenpad. Zolang de Joodse wet volledig wordt nageleefd, moet niemand te veel links of rechts zijn. Met andere woorden, het gaat er niet om dat extremisten een modus vivendi vinden, maar dat mensen een leven moeten leiden waarin extremen worden vermeden. Gods wegen getuigen van een religieuze balans. Dat betekent niet dat er een middelmatige houding moet worden aangenomen ten opzichte van het zich houden aan de wetten, of een religieuze status quo waarin mensen niet langer streven naar hogere spirituele dimensies. Integendeel. Het adviseert de mens te begrijpen dat het uiteindelijke doel geen ‘religieuze vetzucht’ is, maar spirituele verheffing. Door extreem te worden, wordt je dik, met als resultaat dat je voorovervalt; verheffing zorgt voor aanhoudende groei in in elkaar overvloeiende fases.
Het middenpad bewandelen is een kunst, en veel moeilijker dan het aannemen van een extreme positie. Degenen die met extremiteiten leven, doen dat vaak omdat het gemakkelijker is. Dingen zijn zwart of wit, duidelijk identificeerbaar. Degenen die van de middenweg zijn gaan houden, weten dat het een kwestie is van balanceren, wat veel dichter bij de waarheid komt, maar je ook voor veel meer uitdagingen stelt. Extremisme geeft blijk van een simpele diagnose van de wereldproblemen en de overtuiging dat iedereen die het niet met jouw standpunt eens is of onwetend of een gevaarlijke schurk is.
Het middenpad bewandelen is een kunst, en veel moeilijker dan het aannemen van een extreme positie
De Tora en de koning
Sinds de stichting van de staat Israël heeft de vraag of Israël zou moeten worden geregeerd volgens Joodse of democratische wetten in het hart van het nationale debat gestaan. De twee waarden lijken bijna niet met elkaar te verenigen. Judaïsme vertegenwoordigt een theocentrisch wereldbeeld waarbij God in het centrum wordt geplaatst. Hij is de focus en absolute autoriteit. Terwijl het democratische wereldbeeld de mensheid centraal stelt. In een van de meest opvallende uiteenzettingen van Rabbi Nissim van Gerona (14e-eeuws Spanje), ook Ran genoemd, kwam deze grote Talmoedgeleerde en denker met een theorie waarin hij uiteenzette dat Judaïsme niet het idee propageert van volledige theocratie, maar eigenlijk een halachische democratie voorstaat. Hij zette een moedige en zeer intrigerende politieke theorie neer waarin de wet van de Tora gescheiden werd van ‘de wet van de koning’, de maatschappelijke wet. Sinds Ran, zoals ook de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679), zich bewust was van het grote probleem van elke maatschappij die de destructieve aard van de mensheid vertegenwoordigde, vond het hij het nodig wetten in te voeren die te maken hebben met de werkelijkheid van het dagelijks leven, die vaak niet beantwoorden aan de spirituele eisen van de Tora. Deze theorie, zo zegt Ran, is het gevolg van het feit dat de Tora vraagt, of tenminste toestaat, dat er een koning wordt aangesteld. De rechters van het Sanhedrin, het rabbinale Hooggerechtshof van Israël, oordeelden alleen over mensen volgens de wetten van de Tora. De koning en het politieke systeem echter, is het toegestaan – en zelfs aan te bevelen – om burgers de beoordelen op andere criteria die in overeenstemming zijn met de tijd, en die soms zelfs tegen het standaard oordeel van de Tora ingaan.
Op initiatief van God Zelf
Volgens dit model zoekt de halacha naar een totstandkoming van een bepaalde dualiteit binnen het Joodse staatsbestel en dat schept de mogelijkheid voor een democratisch model waarin de mens over de wet beslist, en niet alleen God. Dit is met de volledige toestemming, nee, zelfs op het initiatief van God Zelf, zoals weerspiegeld in de Tora. Met andere woorden, de Tora zelf geeft de aanzet tot het Staatsrecht: “Stel shoftim (rechters in het Sanhedrin) aan, én shotrim (magistraten die oordelen volgens ‘de wet van de koning’, het civiel recht, Devarim 16:18). Evenzo schrijft de Tora: Tzedek tzedek tirdof (streef zuivere rechtspraak na, 16:20). De herhaling van het woord tzedek (rechtvaardigheid) kan worden uitgelegd als rechtspraak die in overeenkomst is met zowel de wetten van de Tora als de ‘wetten van de koning’.
Hier zien we een fascinerende balans tussen de goddelijke wet en democratie. Beide zijn vertegenwoordigd en samen zorgen ze ervoor dat een maatschappij kan functioneren, terwijl de Tora wordt gezien als de ultieme spirituele en morele bestemming. Rabbi Avraham Yitzchak ha-Kohen Kook (1865-1935), opperrabbijn van Palestina voor de stichting van de Staat Israël, gaat zelfs verder en stelt dat hoewel we niet langer een koning in Israël kunnen aanstellen (omdat alleen een profeet hem kan aanwijzen), we zien dat er Joodse koningen waren tijdens de Hasomeïsche periode van de tweede staat, toen de tijd van de profeten al voorbij was. Daarom, zo zegt hij, is het mogelijk een seculiere regering als een koning aan te stellen die door middel van het electoraat, door democratische verkiezingen, autoriteit krijgt. Dit, zo geloof ik, is nog een ander aspect dat kan worden toegeschreven aan de manier waarop de menora is ontworpen, met de focus op het middelste licht. Dat dit middelste licht op de chanoekia functioneert als de sjamasj, de helper voor al de andere lichten, is meer dan frappant. Het geeft een helpende hand als de grote gelijkmaker. Ze is geen echt onderdeel van de chanoekia, maar zonder haar zouden we volgens de Joodse wet geen gebruik van het licht mogen maken want de lichten van alleen de chanoekia zelf zijn te extreem. Alleen als ze geholpen worden door de sjamasj zijn ze echt van waarde en kunnen we ons daaraan verwarmen.
Dit artikel verscheen eerder in NIW 10, 5780.
Eerste foto: Claudio Kamergorodski.