Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Column

De Jood in schaapskleren

Judith Fanto 22 november 2020, 13:00
De Jood in schaapskleren

Dat Joden vuile communisten zijn, corrupte kapitalisten, satanische pedofielen, gewetenloze onderdrukkers, informanten van alle inlichtingendiensten en streven naar wereldheerschappij, wist u natuurlijk allang. Wie dat nog niet weet, heeft onder een steen geleefd, want die dingen kun je elke dag wel ergens lezen. Zo is ook algemeen bekend dat Joden klein van stuk zijn, platvoeten hebben en een haakneus. Hebt u allemaal niet, zegt u? Mozes! Weet u wel zeker dat u Joods bent?

Al in de middeleeuwen wist ieder weldenkend mens dat je een Jood het best aan zijn uiterlijk kon herkennen. Dat was handig, dan had je ten minste enig houvast bij het onderscheiden van vriend of vijand, van soortgenoot of vreemdeling, van gelovige of iemand die het bloed van je kinderen gebruikt bij de bereiding van zijn matses. Een paar eeuwen later wisten de nazi’s zelfs al of iemand Jood was op het moment dat hij werd geboren, of nog eerder: op het moment van de conceptie. Vroegtijdige vaststelling was van levensbelang, want véél gevaarlijker dan de stereotiepe Jood was de misleidende Jood, de wolf in schaapskleren, de blonde, blauwogige Jood die van buitenaf niet als zodanig te herkennen is. De als ariër vermomde Jood immers kon met zijn inferieure, ziekelijke genen onopgemerkt het arische ras bezoedelen en het zo sluipenderwijs naar de verdoemenis helpen!

Maar toen ik in 2005 Polen bezocht om er de March of the Living te lopen, was het besef dat Joden net gewone mensen zijn daar kennelijk nog niet breed doorgedrongen. Daags voor de manifestatie in Auschwitz-Birkenau slenterde ik wat door Krakau en bleef staan bij een souvenirkraam op de grote markt. Op de tafel stonden houtgesneden beeldjes van gekromde figuren met een grote zak geld in de hand en een valse grijns op hun smoel.

Wie zijn deze, eh… mensen?’ vroeg ik de verkoper. ‘Joden,’ antwoordde de man vriendelijk. ‘O. Hebt u wel eens Jood in het echt gezien?’ ‘Nee,’ zei hij en schudde spijtig het hoofd. Onwillekeurig keek ik even om me heen en glimlachte beleefd terug; op dat moment waren er meer dan vijftigduizend Joden in Krakau.

Zelfbewust aanwezig
Omdat niets menselijks ons vreemd is, zijn Joden onderling ook gericht op uiterlijke kenmerken. En ik kan het weten, want zowel niet-Joden als Joden constateren vaak hardop dat ik er met mijn bruine haren en lichte ogen ‘helemaal niet Joods uit zie’– wat dat ook zijn mag. Terwijl bij de eerstgenoemde groep altijd oprechte verwondering doorklinkt, zeggen Joden het soms toch op een toon alsof ik gezakt ben voor mijn rijbewijs; alsof ik met mijn gebrek aan bruine ogen de verdenking op me laad, dat er een te laag percentage Joods bloed door mijn vaten stroomt.

Nooit zal ik vergeten hoe dat uitpakte in Israël, waar mijn man Thomas en ik met ons eerste kindje in 2001 een poosje woonden. Nu heeft Thomas – van wie dankzij genealogisch onderzoek trouwens bekend is dat zijn familie van oor sprong Keltisch is – een ronduit mediterraan uiterlijk: behalve met donkere haren, zware wenkbrauwen, bruine ogen en een scherpe kaaklijn, is hij gezegend met een wat ik maar zal noemen ‘zelfewust aanwezige’, gebogen neus.

In die Israëlische tijd heb ik meerdere keren de volgende conversatie opgevangen: ‘Wat een leuk stel hè.’ ‘Inderdaad, en zo’n leuke man!’ ‘Ja. Wel jammer dat hij niet Joods getrouwd is.’ Kennelijk ziet iedereen liefst in één oogopslag met wie hij te maken heeft, zelfs Joden. Tja, we zijn net mensen. En dat maakt ons nou juist zo gevaarlijk. n

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *