Israël en Iran bestoken elkaar vooralsnog vooral met dreigementen. Blijft het daarbij of wordt dit voor de Joodse staat het jaar van de grootste oorlog sinds de Jom Kipoeroorlog in 1973?
Wie op dit moment door het uiterste noordoosten van Israël reist, valt op dat de druzen in Majdal Shams, aan de voet van Mount Hermon, zich meer druk maken over de enorme regenval van de afgelopen weken dan
over het risico van een nieuwe oorlog. De snowboarders in het nabijgelegen Neve Ativ verheugen zich vooral over de witte hellingen van Israëls hoogste berg. En ook de soldaten die patrouilleren op een steenworp afstand van het Syrische Hader maken een uiterst ontspannen indruk. Een Nederlandse journalist die tussen de borden met Attention mines de weg probeert te vinden die zo dicht mogelijk langs de bestandslijn loopt, moet de grootst mogelijke moeite doen hun aandacht te trekken. Aan niets is te merken dat dit binnen afzienbare tijd het front zou kunnen worden van een grootschalige oorlog in het Midden-Oosten.
Wie suggereert dat Israël geobsedeerd is met de naderende oorlog tegen Iran en zijn bondgenoten, hoeft alleen maar op donderdagavond een kijkje te nemen in het centrum van Tel Aviv. De terrasjes zitten vol, de bars puilen uit en wie wil eten in een van de ontelbare trendy restaurants kan maar beter gereserveerd hebben, anders maakt hij kans op een lange wachttijd of kan zelfs met honger naar huis worden gestuurd. Nee, dit is geen land dat – althans geen bevolking die – zich opmaakt voor een existentiële strijd met misschien wel de machtigste vijandelijke coalitie sinds 1973. En toch…
Dreigementen
Benjamin Netanyahu’s waarschuwing aan de Iraniërs, afgelopen zondag geuit op een veiligheidsconferentie in München, loog er niet om. De premier voerde een show op door pers en publiek een stuk metaal te tonen van de drone die de Israëli’s een week eerder boven Galilea hadden neergeschoten. Bibi richtte zich rechtstreeks tot de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Mohammad Javad Zarif en vroeg hem of hij het
stuk metaal herkende: “You should, it’s yours”. Netanyahu zei dat Javad Zarif het mee naar huis, naar ‘de tirannen in Teheran’ kon nemen met een boodschap: ‘Stel Israëls vastberadenheid niet op de proef.’
Los van het voor de media en publieke opinie opgevoerde showtje, uitte de premier twee dreigementen die in Teheran, Damascus en Beiroet zullen zijn aangekomen. Ten eerste zullen de Israëli’s geen onderscheid maken tussen het Syrische leger van president Bashar al-Assad, Hezbollah en Iraanse militairen in Syrië. En ten tweede kondigde Netanyahu aan dat bij een grootschalig militair treffen Iran zelf niet buiten schot zal blijven, wat betekent dat de Israëlische luchtmacht, de IAF, luchtaanvallen op de Islamitische Republiek zal uitvoeren of deze met kruisvluchtwapens zal bestoken.
Javad Zarif deed zijn best niet onder de indruk van Bibi’s dreigementen te lijken en noemde zijn speech ‘een circus, dat niet de moeite waard was om serieus op te reageren’. De Iraanse minister van Buitenlandse Zaken had zijn eigen dreigement voor de Israëli’s: IAF-toestellen die Syrische of Iraanse doelen bombarderen wacht hetzelfde lot als de vorige week neergeschoten Israëlische F-16-jachtbommenwerper, de eerste sinds 1982. Volgens Zarif is de ‘mythe van Israëls onoverwinnelijkheid ingestort’. De vraag is of dit waar is. Ja, de Syriërs schoten een van de acht straaljagers neer, maar daarvoor hadden zij naar verluidt liefst twintig SAM luchtdoelraketten nodig. Bovendien zal zelfoverschatting van de IAF-piloten en onderschatting van de vijand hierbij wellicht een rol hebben gespeeld. In dat opzicht is het neerhalen van één F-16 (beide piloten overleefden) misschien een geluk bij een ongeluk, de wake-up call die de in militair opzicht nog wel eens naar arrogantie neigende Israëli’s nodig hadden. Bij de massale luchtaanvallen die volgden op het incident werd in ieder geval geen enkel IAF-toestel door de Syrische luchtverdediging geraakt.
De Israëli’s vechten dan op twee fronten en het is maar de vraag of het daarbij blijft
Een derde front
Generaal-majoor Nitzan Alon, chef operatiën van de IDF, liet deze week in een (zeldzaam) interview met Army Radio weten dat zijn eenheden klaar zijn voor een oorlog, mocht het zover komen. “Wanneer de volgende oorlog uitbreekt, wordt het zwaar. Maar het wordt bovenal zwaar voor de andere kant,” waarschuwde Alon. “Ik denk niet dat er één Israëlische burger is die dan van plaats zou willen wisselen met een Libanese burger.” Alon kondigde aan dat als het zover komt het Israëlische leger ‘maximaal geweld in minimale tijd zal gebruiken’, met andere woorden: gebruik maken van superieure technologie en vuurkracht. Maar is dat genoeg?
De IDF heeft de afgelopen jaren veel geoefend op een invasie van Zuid-Libanon, zeker na de onbevredigend verlopen strijd tegen Hezbollah in 2006. Als Israël echt van plan is Hezbollah, het Syrische leger en Iran tegelijk aan te pakken, zal wellicht ook een grondoffensief in Syrië worden overwogen. De Israëli’s vechten dan op twee fronten en het is maar de vraag of het daarbij blijft. De kans is groot dat Hamas en andere terreurbewegingen van de gelegenheid gebruik zullen maken om Israël vanuit de Gazastrook aan te vallen en daarmee een derde front te openen. Tel daarbij de geschatte 100.000 tot 150.000 raketten op waarover Hezbollah beschikt en die de ‘Partij van God’ met een maximum van duizend per dag op Israëls steden zal afschieten en je spreekt over een oorlog zoals de Joodse staat die sinds Jom Kipoer 1973, 45 jaar geleden, niet meer heeft meegemaakt.
Onvermijdelijk
Geen aangenaam vooruitzicht, de potentiële verliezen in mensenlevens zijn enorm, om nog te zwijgen over de schade aan Israëls infrastructuur en economie. Aan de andere kant groeit in Jeruzalem en Tel Aviv het geloof dat een oorlog met Iran en zijn bondgenoten onvermijdelijk is en op dit moment zijn Assad en Hezbollah verzwakt door hoge verliezen in de Syrische burgeroorlog, en is Irans militaire voetafdruk aan de Israëlische noordgrens nog beperkt. Saillant detail: het doorgaans goed geïnformeerde blog War on the Rocks meldde deze week dat Israël zou zijn begonnen opstandelingen aan de grens met de Golan niet alleen humanitaire hulp te verschaffen, maar ook te bewapenen. Iets waarmee de Amerikanen juist recent zijn opgehouden, gezien de geringe opbrengst hiervan en het risico dat geavanceerde wapens in handen vallen van jihadisten. Dat Jeruzalem graag een anti-Assad-Hezbollah-Iran buffer ziet aan zijn grens is begrijpelijk, maar ongevaarlijk is het bewapenen van de notoir onbetrouwbare opstandelingen niet.
Grote Satan
De vraag wat Iran precies denkt te winnen in een openlijk gewapend conflict met de Israëli’s is interessant. Ook voor Teheran zijn de risico’s enorm. De kostbare Iraanse bemoeienis met de burgeroorlogen in Irak, Syrië en Jemen is impopulair bij de eigen bevolking. De massale protesten tegen het regime van de moellah’s waren ook van economische aard; een nieuwe, dure oorlog is moeilijk uit te leggen aan de gemiddelde Iraniër. Als daar ook nog eens verwoestende Israëlische bombardementen op de Iraanse infrastructuur bij komen, zal dit de positie van de machthebbers in Teheran verder verzwakken. Iran heeft de ambitie een sjiitische ‘halve maan’ van zijn eigen oostgrens tot aan de Middellandse Zee te creëren, maar daarvoor heeft het geen oorlog met de Joodse staat nodig. Die lijkt toch vooral bedoeld om het eigen imago in de islamitische wereld op te vijzelen en daarmee bondgenoten te winnen in de strijd om de hegemonie in het Midden-Oosten tegen Saoedi-Arabië.
Ook daarvoor is het niet nodig openlijk strijd te voeren met de Joodse staat, vooral zolang deze kan rekenen op de steun van ‘de grote Satan’ in Washington. Als het tot een oorlog tussen Iran en Israël komt, zal president Donald Trump onmiddellijk de nucleaire ‘deal van de eeuw’ van zijn voorganger Barack Obama opzeggen en Teheran treffen met nieuwe economische sancties, wat opnieuw een zware klap zal betekenen voor de Iraanse midden- en onderklasse. Aan de andere kant, het bloedige neerslaan van de protesten begin dit jaar heeft laten zien dat de leiders van de Islamitische Republiek zich bitter weinig aantrekken van de wensen en behoeften van de eigen bevolking. In Jeruzalem en Tel Aviv ligt dat uiteraard anders, maar willen de Israëli’s ook in de toekomst onbekommerd blijven snowboarden op Mount Hermon of genieten van de terrasjes op Dizengoff Street, zal vroeg of laat afgerekend moeten worden met de dreiging uit Iran. En dat ‘vroeg’ zou best – zoals generaal Alon al leek te voorspellen – al in het 70e jaar van de onafhankelijkheid van de Joodse staat kunnen zijn.