“In de afgelopen elf jaar hebben de korpschefs van Amsterdam, Utrecht en Rotterdam excuses aangeboden voor de misdragingen van de politie tegen Joden tijdens de Bezetting. Maar tot op heden heeft het instituut politie als geheel nooit excuses gemaakt. Nu ook de NS verontschuldigingen voor haar rol heeft aangeboden, zou dat alsnog moeten gebeuren. Zowel de rechtvaardigheid als de bestendiging van het vertrouwen in de politie vereist dit gebaar.
Nu vorig jaar de rol van de Nederlandse Spoorwegen bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot excuses en schadevergoeding, moet ook het gedrag van de Nederlandse politie destijds genoemd worden. In mijn werkzame leven als politieambtenaar ben ik met enige regelmaat op die rol gestuit. Ook zijn de nodige boeken verschenen die het thema aan de orde stellen, hetzij exclusief, zoals De Zwarte Politie (1986) en Jodenjacht (2011), hetzij als onderdeel van algehele collaboratie, zoals Landverraders (1974). Uit deze boeken rijst een beeld op van een fors aantal politiemensen dat ernstige misdaden tegen hun Joodse landgenoten heeft begaan – naast een behoorlijk aantal dat actief heeft geholpen Joden (en andere onderduikers) te helpen. Daarnaast waren er ook de kleinere vergrijpen. Op pijnlijke wijze wordt duidelijk dat Nederlandse politiemensen actief hebben meegeholpen om Joodse Nederlanders op te pakken en over te leveren aan de Sicherheitsdienst.
Geen van de boeken – noch andere pogingen – hebben geleid tot enige vorm van erkenning of verontschuldigingen van regeringswege. De ernstigste zaken hebben geleid tot individuele veroordelingen (waaronder de doodstraf), de minder ernstige vergrijpen tot ontslag of degradatie. De door politiemensen gepleegde vergrijpen en misdrijven tegen Joodse Nederlanders omvatten zowel hand- en spandiensten aan de bezetter (bewaking, transportdiensten, administratieve collaboratie) en vermogensdelicten (diefstal, verduistering, afpersing) als ernstige aantastingen van de lichamelijke integriteit: vrijheidsbeneming, mishandeling, seksueel misbruik tot aan medeplichtigheid aan moord toe. Ondanks de individuele straffen, heeft het ‘instituut politie’ nimmer als geheel verantwoording afgelegd voor deze misdrijven. Van schadevergoeding – zoals nu met de NS afgesproken – is al helemaal geen sprake. In België, Frankrijk en Noorwegen, waar de Joodse bevolking een vergelijkbaar lot heeft ondergaan, is dit wel gebeurd. In Duitsland is er de Wiedergutmachung.
Aanbieden van excuses is zeker nog aan de orde. Allereerst is het een kwestie van rechtvaardigheid, een principe dat de rechtsstaat Nederland hoog in het vaandel heeft. Daar komt nog bij dat verhoudingsgewijs het aantal Joodse slachtoffers in Nederland het hoogst was. Voorts is mij uit contacten met Joodse slachtoffers gebleken dat het uitblijven van excuses nog altijd invloed heeft op hun leven door de sporen die bij hen en hun familie zijn achtergelaten. Velen vinden het onbegrijpelijk dat er van regeringswege in Nederland nooit erkenning is geweest noch verontschuldigingen zijn gemaakt voor deze donkere periode in de geschiedenis.
Tot slot zij vermeld dat het voor excuses zeker nog niet te laat is. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de rol van een ander belangrijk overheidsinstituut – de krijgsmacht – tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië. Nadat de toedracht is vastgesteld, wordt beslist of er excuses komen of niet. Hoewel niet helemaal vergelijkbaar, kan ‘Indonesië’ het mogelijke tegenargument van het grote tijdsverloop (inmiddels ruim 70 jaar) ontkrachten. Tot nu toe heeft wel een aantal politiechefs excuses aangeboden: als eerste de korpschef van Amsterdam in 2008, later gevolgd door de Rotterdamse korpsleiding en de korpsbeheerder van Utrecht. In juli 2018 herhaalde de politiechef van de eenheid Rotterdam het gebaar nog eens. Duidelijke, niet mis te verstane excuses voor de zwarte bladzijden van hun korpsen in ‘40-‘45. De Nederlandse regering heeft er evenwel bij geschikte gelegenheden altijd het zwijgen toe gedaan, zoals in 2011 bij het verschijnen van het boek Jodenjacht van historicus en journalist Ad van Liempt. De toenmalige minister van Veiligheid en Justitie [Ivo Opstelten, red.] weigerde om excuses te maken omdat – en ik citeer –‘dat al door een aantal korpschefs is gedaan’ (bron: ‘Geen excuses van Opstelten’, NIW 14, 6 januari 2012).
Je kunt je afvragen waarom individuele politiechefs wel het inzicht en de moed hebben gehad om dit te doen en de Nederlandse regering niet. Een gemiste kans na zo’n onthutsend beeld. Het gaat immers om institutioneel wangedrag, niet door ‘gewone burgers’ – hetgeen al erg genoeg is – maar door politiemensen die naar aard van hun beroep precies het tegenovergestelde hadden moeten doen, of tenminste zich hiervan afzijdig hadden moeten (en kunnen) houden. Van Liempt spreekt in zijn boek over ‘criminele organisaties binnen de politie’. Het wangedrag is zo ingrijpend, verreikend en traumatiserend geweest dat ik als oud-politieman vind dat excuses alsmede schadevergoeding aan de slachtoffers en hun nabestaanden – net als bij de NS – nog alleszins op hun plaats zijn. De Nederlandse regering zegt pal te staan voor de handhaving van mensenrechten. Dat doet zij ook in veel gevallen. Het zou haar dan ook sieren als zij op het punt van de rol van de politie als bovenomschreven haar verantwoordelijkheid zou nemen. Dat is niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid, het is ook van groot belang voor het vertrouwen van de gehele Nederlandse bevolking in haar politie anno 2019.
Dirk Scholten, oud-commissaris van politie