Een aantal jaren na zijn verbanning uit de Joodse gemeente ruilde Spinoza Amsterdam in voor Rijnsburg. Wat had een denker van wereldformaat te zoeken in een slaperig plattelandsdorp?
Als je niet weet dat hier ooit Nederlands grootste denker heeft gewoond en gewerkt, zou je er gemakkelijk aan voorbijlopen. Het is een pittoresk oud huisje, sober van stijl, met een geïmproviseerde schuine aanbouw. Buiten scharrelen wat kippen en als de zware houten deur open knarst (er is geen bel, dus je moet op zijn zeventiende-eeuws aankloppen) schiet een kat vanuit de tuin naar binnen. “Let niet op Spinoza, die woont hier,” zegt een vrijwilliger van het museum. De kat is niet de eerste bewoner die zo heet, want in dit huis in Rijnsburg vond Baruch de Spinoza, die inmiddels zijn voornaam in Benedictus had veranderd, onderdak, nadat hij zijn geboorteplaats Amsterdam had verlaten.
In Museum Het Spinozahuis, aan de Spinozalaan (destijds Katwijker Laantje) is het alsof je een schilderij van Vermeer betreedt. De vertrekken zijn zo veel mogelijk in originele staat teruggebracht, met zeventiende-eeuwse meubels, Delftsblauwe tegels langs de plinten, een houten slijpmolen zoals die waarmee Spinoza zijn lenzen moet hebben vervaardigd en een gereconstrueerde bibliotheek, gebaseerd op een inventaris na zijn overlijden. De complete werken van Machiavelli, Seneca’s tragedies, een Syrische vertaling van het Nieuwe Testament in Hebreeuws schrift: de denker hield niet van lichte kost, zoveel is duidelijk. Door de inrichting, de ganzenveren op de schrijftafel en de facsimilebrieven die er liggen, is het alsof Benedictus zelf ieder moment binnen kan lopen, terug van zijn dagelijkse ochtendwandeling.

Onderduik
In het vertrek waar zijn huisbaas moet hebben gewoond, staan vitrines vol bijzondere documenten, waaronder een originele brief uit 1956 van premier Ben-Goerion, die benadrukt dat volgens hem de Joodse banvloek van de grootste denker van de afgelopen eeuwen van nul en generlei waarde is – “Er is zelfs een straat in Tel Aviv naar hem vernoemd!” Ook informeert hij naar de onderhoudskosten van Spinoza’s graf, zodat hij kan zien wat hij daaraan kan bijdragen.
“Let niet op Spinoza,” zegt een vrijwilliger in het museum. De kat is niet de eerste bewoner die zo heet
Op zolder ligt het gastenboek, met daarin een reeks bekende namen: koningin Juliana, schrijvers Harry Mulisch en Leon de Winter, maar ook, ontroerend, een moeder en dochter die van begin 1943 tot de bevrijding op diezelfde zolder waren ondergedoken en hun dank uitspreken aan de huiseigenaar. En op 2 november 1920, in een bescheiden handschrift: ene A. Einstein uit Berlijn. “Ik geloof in de God van Spinoza, die Zich openbaart in de wetmatige harmonie van het heelal,” zou de Duitse fysicus negen jaar later aan een New Yorkse rabbijn schrijven. “Niet in een God die zich bezighoudt met het lot en de handelingen van mensen.” Einstein bezocht het huis van zijn idool – rond de tijd van zijn bezoek aan Rijnsburg schreef hij een lofdicht op Spinoza – samen met een vriend, de Leidse natuurwetenschapper en Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes.
Dissidenten
Ze stonden in een lange traditie van wetenschappers die het Spinozahuis hebben bezocht. Al tijdens zijn leven moet het een trefpunt van filosofen en wetenschappers geweest zijn, ook uit het buitenland; Spinoza was niet de kluizenaar die sommige biografen van hem gemaakt hebben. Met zijn rustige voorkomen en heldere manier van denken moet hij een groot charisma hebben gehad, want toen Spinoza in 1661 in Rijnsburg kwam wonen, 28 jaar oud, hadden zich in Amsterdam en Leiden al groepjes volgelingen rond de jonge wijsgeer gevormd, de eerste spinozisten.

Het roept de vraag op waarom Spinoza, die op de drempel van een glanzende carrière als filosoof stond, de wereldstad Amsterdam verruilde voor een veldhuis aan de rand van dit slaperige dorp aan de Rijn. Goed, hij mocht dan zijn verstoten uit de Joodse wereld van zijn jeugd, inmiddels had hij een nieuw, hecht netwerk opgebouwd onder een groep protestante dissidenten, vrijdenkers die zich ‘collegianten’ noemden.
Via hen kwam hij waarschijnlijk in Rijnsburg terecht. De eerste eigenaar van het huidige Spinozahuis was de chirurgijn Herman Homan, een collegiant die Spinoza bij zijn gezin liet intrekken, misschien als huurder, misschien als huisvriend. Het dorpsleven bood Spinoza alle rust om zijn ideeën vorm te geven en ondertussen lenzen te slijpen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Tegelijkertijd lag het op een steenworp afstand van universiteitsstad Leiden, waar hij colleges volgde. Rijnsburg stond bovendien bekend als tolerant dorp, er was een levendige gemeenschap van collegianten geweest, hoewel die tijdens Spinoza’s verblijf een sluimerend bestaan leidden.
Door de ganzenveren en de facsimilebrieven op de schrijftafel, is het alsof hij ieder moment kan binnenlopen
Zeer geliefd onder de collegianten was de dichter Dirck Camphuysen, wiens gedicht Maysche Morgenstondt deels in de gevelsteen van het huis is vereeuwigd: “Ach! Waren alle Menschen wijs/ En wilden daarbij wel!/ De aard waar haer een Paradijs,/ Nu isse meest een Hel.” Aan de hand van deze gevelsteen werd eind negentiende eeuw dit huis geïdentificeerd als Spinoza’s woonplaats. In de twee eeuwen daarvoor was het gebruikt als bollenschuur en compleet verwaarloosd. In allerijl werd de Vereniging Het Spinozahuis opgericht, die het huis kocht, opknapte en in 1899 als museum openstelde, alles op kosten van de Duits-Nederlandse bankier George Rosenthal, die tot erevoorzitter van de vereniging werd gebombardeerd. De vereniging houdt Spinoza’s gedachtegoed nog altijd levend met tentoonstellingen, lezingen en studiebijeenkomsten. Het Spinozahuis is een klein museum, maar het trekt bewonderaars van over de hele wereld; 5,7 per dag, weet de vrijwilliger van dienst. Ongeveer een kwart van die bezoekers komt na het lezen van de roman Het raadsel Spinoza (2012) van de Amerikaanse schrijver Irvin Yalom, die het idee voor dit boek opdeed in ditzelfde huis.
Het is niet bekend of de exotische Spinoza werd toegelaten op het elitaire buitenverblijf van de familie Huygens
Bedevaartsoord
Benedictus de Spinoza heeft slechts twee jaar in Rijnsburg gewoond, maar het waren twee zeer productieve jaren. Hij schreef er onder meer zijn Korte verhandeling over God, de mens en zijn geluk, een oerversie van zijn magnum opus, Ethica. Hij correspondeerde veel en gaf ondertussen nog les aan een student die bij hem inwoonde, wat hem getuige zijn brieven nogal op de zenuwen werkte. Geen wonder, het moet ontzettend krap geweest zijn in de tweekamerwoning annex werkplaats.
In Rijnsburg heeft Spinoza een onuitwisbare indruk achtergelaten, die drieënhalve eeuw later nog sterk aanwezig is. Dichter bij de mens Spinoza kun je niet komen. Met het standbeeld van de heerste nog wel de dorpse sfeer die hij prettig moet hebben gevonden. Hij schreef in Voorburg zijn Theologisch-Politiek Traktaat, wat hem tot een van de meest omstreden politieke figuren in de Republiek der Nederlanden maakte. Ook raakte hij tegen wil en dank betrokken bij een geschil over de opvolging van de plaatselijke predikant. Toch is zijn nalatenschap in de keurige voorstad tegenwoordig met een lampje te zoeken. Misschien heeft dat ermee te maken dat zijn exacte woonplaats pas enkele jaren geleden is gelokaliseerd. Eeuwenlang was alleen bekend dat hij in de Kerkstraat (toen Kercklaan) een woning had gehuurd bij de kunstschilder Daniël Tydeman, maar waar precies was onbekend. Door kadasteronderzoek is dat onlangs vastgesteld op het huidige nummer 39, waar nu een hoekpand uit 1887 staat. Met een informatiebordje, dat wel.

Bij de plaatselijke VVV reageert men enigszins verbaasd als naar Spinoza wordt gevraagd: “O ja, die heeft hier óók gewoond.” We zijn namelijk in het Huygenskwartier. Alles is hier Huygens: Wijnhuys Huygens, Café de Heeren van Huygens, er hangen affiches om het festival Heel Huygens Hapt aan te kondigen. De dichter/componist/ diplomaat Constantijn Huygens liet in 1641 het buitenverblijf Hofwijck in Voorburg bouwen, ‘een dorp dat zijn gelijck en niet kent’, zoals hij dichtte. Het statige landhuis, op vijf minuten lopen van Spinoza’s latere woonplek, is opengesteld als museum. Constantijns zoon, de sterrenkundige Christiaan Huygens, verbleef er regelmatig ten tijde van Spinoza’s Voorburgse jaren, bijvoorbeeld in 1664, toen hij Den Haag ontvluchtte vanwege een pestepidemie. Hier vond hij het slingeruurwerk uit. De twee generatiegenoten kenden elkaar goed; ze wandelden door de straten van Voorburg en discussieerden over hun gezamenlijke interesses, zoals Huygens’ ontdekking van de ring rond Saturnus, maar vooral over nieuwe ontdekkingen op het gebied van de optica. Van echte vriendschap lijkt geen sprake geweest te zijn. Zo schreef Huygens aan zijn broer: “De lenzen die de Jood uit Voorburg in zijn microscopen heeft, zijn bewonderenswaardig fijn geslepen,” zonder hem bij naam te noemen. Later heeft hij het wat misprijzend over ‘onze Israëliet’. Het is niet bekend of de exotische Spinoza, die bovendien als gevaarlijk atheïst werd beschouwd, werd toegelaten op het elitaire buitenverblijf van de familie Huygens.

Na een paar jaar aan de Kerkstraat verhuisde Spinoza met zijn huisbaas mee naar een huis dat zich letterlijk om de hoek bevond, aan de Herenstraat, nu een chique winkelpromenade. Op die plek staat tegenwoordig een apotheek met de naam – u raadt het al – Huygens. Er hangen weliswaar medaillons aan de gevel met de beeltenissen van zowel Huygens als Spinoza, maar de naam blijft een beetje raar. Alsof je een winkel op de plek van het Rembrandthuis naar Van Gogh zou vernoemen.
Aan een saaie weg staat een granieten standbeeld van de denker met een nogal verschrikte blik in zijn ogen
Verkeerde plek
Hoewel de filosoof in zijn oude buurt tegenwoordig dus wordt overschaduwd door Constantijn en Christiaan Huygens, is er een eindje verderop geprobeerd dat goed te maken. Aan de Spinozalaan, een saaie weg tussen een park en een onooglijk gebouw dat de Spinozaflat heet, staat een granieten standbeeld van de denker met een nogal verschrikte blik in zijn ogen, en vorig jaar is er een Spinozahof ingericht met allerlei bijzondere planten en bomen, geïnspireerd op zeventiende-eeuwse lusthoven. Aardig, maar helaas staat het op de verkeerde plek.

Na bijna een decennium in rustige dorpjes en voorsteden te hebben gewoond (Ouderkerk aan de Amstel, Rijnsburg en Voorburg) trokken de internationale allure en de intellectuele mogelijkheden van de grote stad weer aan Benedictus de Spinoza. In 1669 vertrok hij naar Den Haag, waar hij tot zijn dood zou blijven wonen. Over zijn laatste jaren gaat het vierde deel in deze serie.
Foto’s: Claudia Kamergorodski
Dit artikel verscheen eerder in NIW 12, 5780 en kwam mede tot stand dankzij Maror.