Joden zijn toch wit?

Foto: AI
Foto: AI

Het gebeurde op een studentenfeest. Een van die avonden waar je heengaat om je brein even uit te zetten. Bier, Roxy Dekker uit de speakers en de gebruikelijke semiacademische smalltalk tussen mensen die net te veel Foucault hebben gelezen om nog spontaan te kunnen zijn. Het soort avond waarop je verwacht te discussiëren over wie de beste dj op Lowlands was, niet over de fundamenten van identiteitspolitiek.

Het onderwerp was privilege. Toen iemand een tweet citeerde over ‘witte suprematie’ in het onderwijs, verschoof de sfeer subtiel van bierpong naar dekoloniaal debat. Compleet met theoretische termen en subtiele canceldreiging. Toen ik zei dat ik me soms uitgesloten voel als Joodse student, zeker als het over Israël gaat of wanneer antisemitisme weer wordt weggerelativeerd, reageerde iemand met een prosecco in haar hand en een vegan leren jasje: “Ach ja, Joden zijn tenminste wel wit.”

Sausje

Het werd niet vijandig gezegd. Meer als een soort ‘nou heb ik je’, een vriendelijk bedoelde diskwalificatie. Alsof ik, omdat ik er ‘wit’ uitzie, automatisch niet weet hoe het voelt doelwit te zijn. Alsof ik stiekem meereis op een onderdrukkingstrein waar ik geen kaartje voor heb. En alsof Joods-zijn een soort optioneel sausje is, en geen identiteit die mensen al generaties achtervolgt. Ik stond daar met mijn mond vol tanden. Want hoe leg je in drie zinnen uit dat Joods-zijn niet een huidskleur is, maar een geschiedenis, een cultuur, een trauma en ja: ook een doelwit? En dat antisemitisme zich niet laat vangen in de keurig gelabelde hokjes waarin TikTok en X de wereld opdelen?

Alsof Joods-zijn iets is wat je afvinkt op een formulier

Voor de aanwezigen leek wit-zijn te betekenen: macht, privilege, veiligheid. Historisch gezien klinkt dat wrang als je familie is opgejaagd, gemarkeerd en gedeporteerd op dit continent, door dit systeem. Mijn opa overleefde Westerbork niet omdat hij wit genoeg was om door te mogen lopen, maar omdat hij op dat moment geluk had. En nu, generaties later, krijg ik op een huisfeest te horen dat ik wit ben en daarom dus niet echt mag meepraten over marginalisatie. Alsof ik moet kiezen: óf slachtoffer, óf bevoorrecht. Alsof Joods-zijn alleen telt wanneer het past in hun spreadsheet van onderdrukking.

Grapje

De realiteit is dat Joden de kameleons van de sociale hiërarchie zijn. Wit als het uitkomt, te ‘anders’ als dat beter past. Te bevoorrecht om slachtoffer te mogen zijn, te apart om volledig mee te tellen. Op straat worden we eruit gepikt als we een keppel dragen, maar in discussies over diversiteit worden we weggemoffeld. Je kent de opmerkingen wel: “Jullie hebben toch Hollywood en banken?” Altijd gebracht als grapje, nooit als grap ontvangen. Wat me irriteert, is niet alleen de onwetendheid, maar vooral de vanzelfsprekendheid ervan. De aanname dat je identiteit kunt reduceren tot een categorie in iemands activistische handleiding. Alsof het iets is wat je afvinkt op een formulier, en niet iets wat je dagelijks met je meedraagt in het openbaar vervoer, op straat, in de collegezaal en zelfs op een feestje met goedkope wijn en te dure sneakers.

Dus nee, ik ben niet ‘gewoon wit’. En ook niet ‘typisch Joods’. Ik ben wie ik ben, met een geschiedenis die ouder is dan iedere universiteit, complexer dan dit curriculum en weerbaarder dan de stereotiepe etiketten die zo gemakkelijk op mij geplakt worden. En misschien is dat wel de echte ongemakkelijkheid van Joods-zijn in 2025: je bent nooit precies wat anderen van je maken, maar je wordt er altijd op afgerekend.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Opinie

Joden zijn toch wit?