Er zijn vier mensen neergeschoten. Omdat ze op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren, namelijk: een Joods museum. In Brussel, bij ons om de hoek. De schok over de moordaanslag dreunt wereldwijd door.
Op vrijgegeven camerabeelden is te zien hoe de dader met een petje op in alle rust naar binnen loopt, zijn gruwelijke daad verricht en even later het Joods Museum weer uit snelt. Het is vooral de koelbloedigheid waar een ongekende dreiging van uitgaat. De grote vraag is of daden als deze kunnen worden voorkomen. Iedereen weet – maar we zeggen het liever niet hardop – dat dit nooit voor de volle honderd procent zo is. We kunnen wel maatregelen treffen waardoor de kans kleiner wordt.
Intussen vonden een dag later, op de zondag, de Europese verkiezingen plaats. De uitslag deed mij ’s avonds opnieuw sidderen op mijn stoel. Het Front National de grootste partij van Frankrijk, de Gouden Dageraad 10 procent van de stemmen in Griekenland, meer dan de helft van de Hongaren die stemde op het nationalistische Fidesz en nog eens 15 procent op het neonazistische Jobbik en in Engeland waren de nationalisten van de UKIP de grote winnaar. Geert Wilders heeft verloren in Nederland, maar hoopt zijn plan met zijn extreem-rechtse vrienden alsnog uit te kunnen voeren. Wie denkt dat deze extremistische partijen ook maar iets goeds kunnen betekenen voor Joden, heeft het mis. Een sfeer van xenofobie, van nationalisme is niet goed voor Joden of voor welke (religieuze) minderheid dan ook. Vroeger niet, nu niet en ook niet in de toekomst. Deze partijen bieden evenmin een oplossing voor de virulente Jodenhaat die vanuit het Midden-Oosten via het internet, de satelliet en allerhande leermeesters naar Europa wordt geëxporteerd. Veel oplossingen van deze partijen gaan ook niet samen met een democratische rechtsstaat.
De moordaanslag in Brussel heeft intussen eens te meer tastbaar gemaakt dat de beveiliging van Joodse gebouwen allesbehalve een luxe is. Het is een overheidstaak om onderdanen, ook Joodse burgers, te beschermen tegen terreur. Maar de Nederlandse regering lijkt die mening – verbijsterend genoeg – tot vandaag niet toegedaan. Ook na deze aanslag klonken wederom platitudes over de aanslag uit de monden van landelijke bewindslieden, zonder concrete toezeggingen. Dat heeft alles te maken met de banaliteit van de Haagse begrotingspolitiek.