Je kunt maar beter doodgaan als beetje bekende Nederlander. Oud-premier Wim Kok werd in het weekeinde van zijn dood zo goed als heilig verklaard. Voor zover ik me herinner was Kok één keer te gast in ons tv-programma Barend & Van Dorp. Een dag voor de verkiezingen van 15 mei 2002, kort na de moord op Pim Fortuyn, riep hij als premier in ons verkiezingsprogramma Villa BvD op vooral te stemmen en de democratie te laten zegevieren.
Twee kwesties hebben mijn beeld over Kok mede bepaald. Tijdens de besloten bijeenkomsten over de herstelbetalingen aan Joodse overlevenden zou hij geïrriteerd hebben gereageerd toen de Joodse afgevaardigden het eerste bod van 68 miljoen euro aan ‘smartengeld’ afwezen. Toen de Joodse onderhandelaars ook ontevreden bleken met het tot 113 miljoen euro verhoogde eindbod van de commissie-Van Kemenade, zou hij volgens een direct betrokkene bij de herstelbetalingen hebben gemompeld: “Is het dan nooit genoeg?” Ronny Naftaniel noemde de houding van Kok in de onderhandelingen afstandelijk, getuige zijn tweet daags na Koks overlijden. Het was Gerrit Zalm, Koks minister van Financiën, die er een persoonlijke zaak van maakte tegemoet te komen aan de wensen van de Joodse gemeenschap. Zalm negeerde het door Kok gesteunde rapport van de commissie-Van Kemenade, om nog te zwijgen van diens ergernis over het als ‘gebaar’ gebrachte eindbod van 113 miljoen. Hij regelde uiteindelijk het bedrag van ruim 181 miljoen euro schadevergoeding. Indachtig deze afhandeling heeft het me ook altijd goed gedaan dat Jos van Kemenade zijn begeerde ambt van burgemeester van Amsterdam in 1983 heeft moeten laten aan Ed van Thijn.
Ook rond de eeuwwisseling speelde de tweede affaire die mijn gereserveerde verhouding tegenover Wim Kok mede bepaalde: het rond 1999 aangekondigde huwelijk tussen Willem-Alexander en Máxima. Kok was premier en het aanstaande bruidspaar wilde graag dat Máxima’s vader aanwezig zou zijn bij de bruiloft. Henk van Dorp en ik hadden in 1978 tijdens het WK voetbal ruim vier weken door Argentinië gereisd. Tijdens de opening op 1 juni 1978 was ik niet in het stadion, maar op het Plaza de Mayo in Buenos Aires waar de Dwaze Moeders wekelijks demonstreerden om aandacht te vragen voor hun verdwenen en vermoorde kinderen en echtgenoten. De confrontatie met de wanhopige moeders zal ik nooit vergeten en bepaalde mede Henks en mijn houding tegenover de junta van Jorge Videla, verantwoordelijk voor de moord op circa 25.000 jonge mensen. Vader Zorreguieta was van 1976 tot 1981 als staatssecretaris en minister een vooraanstaand lid van die moordbrigade van Videla. Kok hoopte dat de verontwaardiging over Jorge Zorreguieta het zou verliezen van de charmes van Máxima, in andere woorden: hij wilde Jorge niet het recht ontzeggen bij het huwelijksfeest van zijn dochter aanwezig te zijn. Kort na de verloving in 1999 vroegen we in onze dagelijkse talkshow aan bijna elke gast: “Vindt u dat vader Zorreguieta te gast mag zijn bij de bruiloft?” Langzaam kenterde de publieke opinie, tot ergernis van premier Kok, begrepen we later van Michel Baud, de deskundige die eind 1999 opdracht kreeg van Kok onderzoek te doen naar Zorreguieta’s verleden. Zijn conclusie was helder: Zorreguieta kon geen officiële gast zijn bij de bruiloft van de aanstaande koning. Kok legde zich neer bij die conclusie. Het is met deze kennis in het achterhoofd vermakelijk te lezen hoe Kok na zijn dood is geprezen om de afhandeling van de affaire-Zorreguieta. Als klap op de vuurpijl las ik onlangs Willem van Bennekoms Ed van Thijn, leven als opdracht.
Van Thijn beschrijft hierin hoe hij met pijn in het hart, op uitdrukkelijk verzoek van zijn partijleider Wim Kok, begin 1994 het burgemeesterschap van Amsterdam opgaf om de plotseling overleden Ien Dales op te volgen als minister van Binnenlandse Zaken. Vier maanden later moest Van Thijn door de IRT-affaire alweer aftreden, waarna Kok zijn ‘vriend’ in de zomer van 1994 keihard liet vallen. Van Thijn hoopte na de verkiezingen een nieuwe kans te krijgen in het eerste kabinet-Kok. “Helaas heb ik voor jou geen plaats, Ed”, zei Kok. Hij vond zaken op dat moment belangrijker dan personen, hij bleef in veel opzichten het naar hem genoemde kwartje. Kortom, over de doden niets dan goeds.