Er zijn van die steden die een magische klank hebben. Odessa, de parel aan de Zwarte Zee, is zo’n stad die resoneert in het onderbewuste en die de geschiedenis echoot van een groots Joods verleden. Want een groot Joods verleden heeft het. Zo was een derde van het aantal inwoners in 1912 Joods. In 1920 was dat zelfs meer dan veertig procent. En ja, er zijn nog steeds Joden in Odessa, zoals we dit tweede deel van het tweeluik over Oekraïne ontdekken.
Er komt een man uit de grote synagoge aan de met kinderhoofdjes geplaveide Hebreeuwse straat op ons afgestapt. “Dag, ik zie dat je geïnteresseerd bent, kom gerust even binnen kijken.” Even later hetzelfde onthaal bij de Chabad-synagoge iets verderop. We kunnen zo de deur opentrekken, even binnenwippen en de sjoel bekijken. Kom daar nog maar eens om in West-Europa, waar veiligheidsmaatregelen de natuurlijke gastvrijheid de das om hebben gedaan. Behalve twee politieagenten in uniform is er niets te merken van wat voor beveiliging dan ook. Weer buiten na een kijkje in de Chabad-synagoge spreekt een man ons aan. “Waar kom je vandaan? Nederland? Ken je opperrabbijn Jacobs? Zijn vrouw Blouma is mijn tante!” Midden in Odessa zijn we weer even thuis.
We kunnen zo de sjoel binnenwippen. Kom daar nog maar eens om in West-Europa
Oude lemen sjoel
Odessa is de laatste bestemming op deze reis door Oekraïne. Vannacht gaat het gezelschap met de trein naar de hoofdstad Kiev en morgen is er de terugvlucht naar Nederland. Gister nog reden we door Transnistrië, een streek in het westen van het land waar vooral de Roemenen tijdens de Shoa verschrikkelijk hebben huisgehouden. Kun je de genocidale methodes van de nazi’s op een wrange manier nog enigszins ‘efficiënt’ noemen, in het door bondgenoot Roemenië beheerste deel van Oekraïne kwijnden Joden in concentratiekampen langzaam weg. Ook hier aan wreedheid geen gebrek, vaak geholpen door de plaatselijke bevolking. Nog steeds worden massagraven ontdekt. Academicus Hryhorii Pohmonchyk schreef er een lijvig boek over, met bewijsmateriaal, foto’s en kaarten. In een kleine oplage van driehonderd exemplaren, en inmiddels ook in Amerika in het Engels verkrijgbaar. Maar de Oekraïners zijn er niet in geïnteresseerd. Het boek ligt niet eens in de bibliotheken van grote Oekraïense steden. Pohmonchyk smeekt om meer aandacht voor zijn levenswerk. Dat doet hij tijdens een bijeenkomst in een nog altijd functionerende, tweehonderd jaar oude lemen sjoel in Bersjad, op zo’n vijftig kilometer van de grens met Moldavië.

De paar Joden die de hel van Transnistrië overleefden, en hun nageslacht, proberen de Joodse aanwezigheid in plaatsjes, waar je je in vooroorlogse sjtetls waant, nieuw leven in te blazen. Zo heeft een vrouw wier zoon al naar Israël is geëmigreerd in een kamer van het huisje van haar moeder een Shoa-museumpje ingericht. Nee, ze gaat haar zoon (nog) niet achterna. Ze wil hier, in dit gat waarvan je denkt dat je van de wereld bent gevallen, de gemeenschap opnieuw opbouwen. Of het haar lukt valt te betwijfelen. Jonge Joden als haar zoon trekken als restmateriaal vanuit de dorpjes die ooit sjtelts waren, naar de grote stad. Ze gaan naar Kiev of Odessa, en vandaaruit vaak verder naar Israël.
Parijs? Het is eerder het Praag van vijftig jaar geleden: een stad met potentie, maar wat moet er nog veel gebeuren
Joodse matroesjkapoppetjes
Legendarisch Odessa is een wereld van verschil met dat agrarische achterland. Wie er oog voor heeft, wordt op slag verliefd op deze stad van vergane glorie. Nee, aan de oude bijnaam Parijs aan de Zwarte Zee doet het niet denken, eerder aan Praag zo’n vijftig jaar geleden: een stad met een enorme potentie, maar wat moet er nog veel gebeuren. Alleen in het centrum is het verval weggepoetst. De prachtige opera, met een akoestiek die zich kan meten met haar grote Europese zusters, is fenomenaal gerestaureerd.

Het is goed toeven op de boulevard die je van de Opera naar de Potjomkintrappen voert, met aan de rechterhand de Zwarte Zee, aan de linkerhand statige gebouwen. Bij kleine kraampjes worden matroesjkapoppetjes verkocht, ook in een Joodse versie: vijf mannetjes met kippa’s – aantrekkelijk voor Joodse toeristen die hier op zoek zijn naar hun wortels. Vijfsterrenhotels lonken je toe en op het centrale plein, op een steenworp afstand van de Potjomkintrappen, waakt tsarina Catherina de Grote over je terwijl je een Aperol spritz drinkt bij Dizyngoff. Klinkt bekend? Dat klopt. Meir Dizengoff , de eerste burgemeester van Tel Aviv, woonde een aantal jaren in Odessa en zijn naam wordt hier in ere gehouden. Hier ontmoette Meir Dizengoff die andere grote pionier, Leon Pinsker, een van de eerste Joden die werden toegelaten tot de universiteit van de stad. Nog een andere beroemde inwoner was Zev Jabotinski. Ze worden allemaal geëerd met plaquettes aan de huizen waar ze ooit woonden. Deze zionisten maakten deel uit van het Odessa Comité, dat in navolging van de droom van Theodor Herzl, een Joods thuisland, de daad bij het woord voegde. Het adres waarop ze samenkwamen, herinnert nog altijd aan die droom. Op het gietijzeren hek dat toegang biedt tot de zaal waar ze vergaderden, staat in het Hebreeuws en in het Oekraïens geschreven: “Hier werd de staat Israël geboren.” Het is nu een bedevaartsoord voor Israëlische toeristen.

Op loopafstand van Dizyngoff is er ook nog Allenby, een Joods etablissement op misschien wel een van de mooiste locaties in de stad. Al vroeg in de ochtend zijn op deze zonovergoten dag een aantal tafeltjes bezet. Zijn de blauwwitte bloembakken eromheen puur voor de sier of doen ze ook dienst als buffer tegen terroristen?

Nationale held
Misschien kan de schizofrene Joodse geschiedenis van Oekraïne het best worden uitgelegd aan de hand van bankbiljetten. Er zijn briefjes van honderd karbovanets bewaard gebleven, Oekraïens geld uit het begin van de twintigste eeuw, met daarop de waarde in het Pools, het Russisch en, jazeker, in het Jiddisch. Maar op het huidige biljet van vijf grivna, de munteenheid van het Oekraïne van 2019, prijkt Bohdan Chmelnytsky, een van de nationale helden van het land. Hij leefde van 1595 tot 1657 en rebelleerde tegen de Poolse overheersing van het land. Hij slachtte daarbij in het ten noorden van Odessa gelegen Uman duizenden Joden af. In de hoofdstad Kiev prijkt een standbeeld van hem, op een voornaam plein. Hij kijkt, op een steigerend paard gezeten, naar een van de mooiste gebouwen van de stad, de Sint-Sophiakathedraal. Chmelnytsky rebelleerde niet alleen tegen de Poolse overheersing, maar ook tegen de Joodse rentmeesters die voor de Polen hun eigendommen beheerden. In Oekraïne worden meer van deze antisemieten vanwege het opkomende nationalisme vandaag de dag geëerd. Ze krijgen allemaal een status die ze niet verdienen.

Ook ‘helden’ die in Odessa huishielden, want in Odessa gebeurde eeuwen later precies hetzelfde als Chmelnytsky had gedaan. Joodse inwoners beheersten de handel tussen het achterland, waar granen werden verbouwd, en de export van deze graanschuur naar andere landen rond de Zwarte Zee. Dat succes leidde tot jaloezie en in 1821 vond in het tolerante Odessa de eerste massamoord op Joden plaats die een pogrom werd genoemd. Er zouden er meer volgen. Zoals de pogrom van 1905, toen Joden onterecht werden beschuldigd van de moord op tsaar Alexander II. Een van de Joden die Odessa toen vaarwel zegden, was de wereldberoemde schrijver Sholem Alechem.
Antisemitische ‘helden’ die in Odessa huishielden, worden vanwege het opkomende nationalisme geëerd
Aan hem hebben we Anatevka en Tevje te danken. Eigenlijk was Alechem voorbestemd om een groot handelaar te worden, maar hij mislukte jammerlijk in de zakenwereld. Dus begon hij te schrijven en liet ons heerlijke uitspraken na als: “Het leven is een droom voor de wijze, een spel voor de dwaas, een komedie voor de rijke, een tragedie voor de arme.” En: “Roddel is de natuurlijke telefoon.” Of: “Hoe beroerd het ook gaat, je moet doorgaan met leven, ook al ga je er dood aan.”

Alechem overleed in het Amerikaanse Brooklyn, niet lang nadat hij Odessa had verlaten. Maar zijn prachtige huis in de stad aan de Zwarte Zee staat er nog steeds, al heeft het, zoals zo veel plekken hier, wel wat liefdevolle aandacht nodig.
Jongeren in de meerderheid
Vandaag de dag zouden er nog zo’n dertigduizend Joden in Odessa wonen. Een aantal daarvan komt samen in de grote synagoge aan de Hebreeuwse straat. Met hen vier ik sjabbat. In een enorme zaal wordt na de dienst samen gegeten. Wat opvalt is het grote aantal jongeren. Dit is geen vergrijzende gemeenschap, integendeel. Jongeren zijn hier in de overgrote meerderheid, ook jongeren die hopen alia te maken naar Israël. Geen wonder dat The Jewish Agency in Odessa een kantoor heeft geopend.
We worden er hartelijk ontvangen. De organisatie doet haar uiterste best zo veel mogelijk jongeren uit de voormalige sjetls en ook uit de grote steden naar Israël te brengen. Groot probleem is het bewijzen van de afkomst. Op deze reis heb ik al diverse malen gehoord dat mensen proberen die afkomst te bewijzen, maar dat ze die, omdat er zo veel materiaal tijdens de Shoa is vernietigd, niet kunnen terugvinden. Informeert The Jewish Agency aspirant-aliot ook over het feit dat ze, gebruikmakend van het Recht op Terugkeer (dus als je zelfs maar één oma of opa hebt die Joods was, je naar Israël kunt emigreren) volgens het opperrabbinaat in Israël niet als Joods worden gezien wanneer je de vrouwelijke lijn niet kunt bewijzen? Het antwoord daarop is, omfloerst, nee. Voor die vraag wordt verwezen naar de Israëlische ambassade.

Christenen voor Israël ondersteunt The Jewish Agency hier. Ze distribueren elke maand voedselpakketten onder de Joodse minderbedeelden. En steunen ook Tikva, een organisatie die zich toelegt op de zorg voor Joodse weeskinderen. Twee van die kinderen trouwden deze week met elkaar, een mooie simche die groots werd gevierd. Maar er is ook een schaduwzijde, een die een beetje wordt weggemoffeld. Kortgeleden werd het Joodse meisjesweeshuis in Odessa in brand gestoken. Op het allerlaatste moment konden de slapende meisjes worden gered. Of er antisemitisme in het spel was? Niemand geeft daar antwoord op en ook de politie van Odessa zwijgt in alle toonaarden.
‘Ik zal niet rusten’
We zwerven verder door de stad en komen langs de voormalige Brodsky-synagoge. Ooit was dit de grootste synagoge in het zuiden van het Russische rijk. Tegenwoordig is het een stadsarchief. Het staat prominent op een kruispunt en ziet eruit als een gebouw dat zelfs overdag zo dienst kan doen als locatie voor een horrorfilm. De naam herinnert aan de Joodse bewoners die ooit vanuit het Poolse Brody hier naartoe kwamen. Er zijn plannen om de synagoge te restaureren en daarna toe te kennen aan de Chabad-gemeenschap. Maar het aangezicht op deze zonnige dag geeft daar nog geen enkele blijk van. Verder van het centrum verwijderd, waar de economische malaise duidelijk is, staat, ergens weg gepropt in een multiculturele wijk, het Holocaustmuseum van de stad. Hier wordt het verhaal verteld van de tienduizenden Odessiaanse Joden die op een dag aan het begin van de Duitse bezetting in barakken werden opgesloten, waarna alles en iedereen in brand werd gezet. Het is bloedheet in dit museumpje. En terwijl wij allemaal lopen te puffen van de warmte, probeert gids Semion Abramovich het lijden van zijn Joodse mede-Oekraïners uit te leggen aan de hand van memorabilia, vergelijkbaar met ieder dorpsmuseum in Nederland. Het museum kan op geen enkele grivna van de regering rekenen en houdt stand dankzij giften van buitenaf. Maar Abramovich is een man met een missie. Op de vraag of Oekraïne voldoende doet om haar aandeel in de Shoa te erkennen, antwoordt hij resoluut: “Nee. En ik zal niet rusten voordat die geschiedenis, van zowel de Roemenen als de Oekraïners, wordt erkend. Dit is de historische waarheid die verteld moet worden.

Visvrouw
Op loopafstand van het Holocaustmuseum ligt de Privozmarkt, in vooroorlogse tijden het kloppende hart van Joods Odessa. Dezer dagen is het een allegaartje van vis, ingevroren fruit en groenten en heel veel alcohol. Er liggen karpers voor gefilte fisj maar ook specerijen voor de Sefardische keuken. Hoewel er niet meer veel Joden rondlopen, waart de Joodse geest nog altijd over de markt. Zo is er de uitdrukking halavi. Het betekent ‘gratis’. Dat zit zo: Joodse veeboeren konden op sjabbat hun koeien niet melken. Dat lieten ze dus doen door hun sjabbatgoy. Maar daar kon geen geld voor gevraagd worden, omdat die was gemolken tijdens sjabbat. Dus was de melk voor de sjabbatgoy gratis. Melk is in het Hebreeuws ‘halav’. En zo werd ‘halavi’ in het Oekraïens synoniem voor ‘gratis’.

In het midden van de markt staat een bronzen beeld van een Joodse visvrouw. Trots, met haar handen in haar zij en vissen om haar hals. Marktkoopvrouwen, Joods en niet-Joods, wrijven tot op de dag van vandaag over het geldbuideltje op haar buik. Om zo goede zaken af te dwingen.

Overal in Odessa is het Joodse verleden en heden tastbaar. Op deze reis stelde ik voedselpakketten samen die door Christenen voor Israël in heel het land worden gedistribueerd onder minderbedeelde Joden, van wie er nogal wat zijn. Zo hadden deze Holocaustoverlevenden het net even beter. Ik sprak met veel Joden die van plan waren naar Israël te emigreren en met Joodse Oekraïners die er niet over piekerden te vertrekken uit hun sjtetl.
Karpers voor gefilte fisj, specerijen voor de Sefardische keuken: de Joodse geest waart op de markt nog steeds rond
Vandaag de dag telt Oekraïne nog zo’n 60.000 Joden. Ze moeten met lede ogen aanzien dat op de rommelmarkten in Kiev grif wordt verdiend aan nazimemorabilia en hoe overal muren worden beklad met SS-tekens en hakenkruizen. Tegelijkertijd ontstaat er onder de jongere bevolking een enorme nieuwsgierigheid naar die onbekende Joodse minderheid in hun land. En dan is er nog de politiek. Zowel president en komiek Volodymyr Zelensky, als premier Oleksiy Honcharuk én oppositieleider Vadim Raboinowich zijn Joods. Laten we hopen dat hun succes niet, zoals zo vaak in dit land, zal terugkaatsen op de vele andere Joden die hier nog wonen.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Christenen voor Israël en is het laatste deel in een tweeluik. Deel 1, over Marioepol, las u in NIW 46.
Foto’s: Esther Voet
Dit artikel verscheen eerder in NIW 01, 5780