In de werkplaats van Amon Weinstein in Tel Aviv lijkt het alsof de tijd heeft stilgestaan. Aan de muren hangen vergeelde krantenknipsels uit de jaren 40. Het zijn artikelen over de beroemde violist Bronislaw Huberman, de oprichter van het Israëlisch Philharmonisch Orkest. Links en recht liggen ouderwetse instrumentenkoffers opgestapeld. Aan koorden aan het plafond hangen violen in verschillende stadia van restauratie. Het ruikt er naar vernis. Daglicht dringt niet door. Midden in deze haast sacrale kelderruimte werkt Weinstein, 77, licht voorovergebogen op zijn kruk. Ondanks zijn gevorderde leeftijd daalt hij dagelijks af naar zijn werkplaats. Elke dag, behalve sjabbat.
“Dit is een viool van mijn project,” zegt hij, voorzichtig schurend aan de rand van de klankkast van het instrument op zijn werktafel. Het is een relatief goedkope viool van Duitse makelij, het soort dat populair was onder Joodse muzikanten in Oost-Europa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. “Ik heb deze al sinds 2015 in mijn bezit. Er zit gigantisch veel werk in. Nu is hij bijna klaar om bespeeld te worden.”
Na restauratie wordt de viool op de werkbank deel van Weinsteins levenswerk, de Violins of Hope. De afgelopen twintig jaar heeft de wereldberoemde Israëlische vioolbouwer over de hele wereld instrumenten van Holocaustslachtoffers verzameld en gerestaureerd. Meer dan 64 violen en cello’s inmiddels, en er komen nog altijd exemplaren bij. Zijn collectie gaat de hele wereld over. De beste orkesten en beroemde violisten als Itzhak Perlman en Shlomo Mintz hebben ermee opgetreden. Ze spelen concerten ter nagedachtenis aan de zes miljoen.

Paniek
“Wanneer ik er precies mee ben begonnen, weet ik niet meer, dat is mijn leeftijd. Maar het begon met het bezoek van een Duitser,” vertelt Weinstein, zijn blik onverstoorbaar op het instrument voor hem gericht. Hij was destijds – in 1996 – al een vermaard vioolbouwer in Tel Aviv. De eerste kneepjes leerde hij in de werkplaats van zijn vader Moshe, die in 1938 met zijn jonge vrouw vanuit Litouwen naar Israël emigreerde. Amnons ouders, allebei muzikant, leerden elkaar kennen in de Litouwse hoofdstad Vilnius, het vooroorlogse centrum van de asjkenazische muziek. Zij waren de enigen van hun families die voor de oorlog naar Palestina konden komen. “In 1948 hoorde mijn vader wat er met zijn familie was gebeurd. Niemand had het overleefd. Vierhonderd familieleden waren vermoord.” Weinstein zwijgt. Hij draait op zijn stoel. “Toen mijn vader dat hoorde kreeg hij een hartaanval. Hij heeft er nooit meer over gesproken.” Ook van moederskant kwam niemand terug.
De Shoa was een wond die thuis niet kon worden benoemd. Als jonge vioolbouwer kreeg hij eens een zwaar beschadigde viool te repareren die aan een gevangene in Auschwitz had behoord. Toen hij het instrument opende bleek er as in te zitten. Hij legde de viool weg, in paniek. Het ging niet. Hij kon de Shoa niet aanraken.
De Shoa was een wond die thuis niet kon worden benoemd
“De Duister waarmee het jaren later begon, Daniel Schmidt, was een leerling van mij. Hij kwam uit Oost-Duitsland, en wist niets over de Holocaust, werkelijk geen flauw benul. Vanuit die positie vroeg hij naar mijn geschiedenis. En toen begon ik te praten.” De gesprekken leiden tot onderzoek. De oorlog kwam tot leven. Weinstein legde een archief aan, verslond boeken, films en foto’s. In Europa gaf hij lezingen over Bronislaw Huberman, die met zijn Israëlisch Philharmonisch Orkest vlak voor de oorlog ruim duizend Joodse musici uit Europa van een wisse dood redde door ze naar Israël te halen. Toen vormde zich zijn missie: instrumenten van slachtoffers weer in zo’n staat brengen dat ze in een orkest kunnen worden bespeeld. “De viool die wij vandaag kennen is bedacht rond 1500. Sindsdien is er in de kern nauwelijks iets veranderd. De instrumenten in deze collectie werden bespeeld terwijl Joden naar de gaskamers werden geleid. Het was de laatste muziek die ze hoorden. Violen zijn iets levends. Ze imiteren de menselijke stem. Begrijp je dat?”
Tussen het restaureren door gaat voortdurend de telefoon, het enige object in de werkplaats dat aan de moderne wereld refereert. Weinstein zucht en neemt op. “Ja, je viool is veilig bij mij. Maak je maar niet druk, het zijn maar drie dagen, ja?” steekt hij van wal tegen de Amerikaan aan de andere kant van de lijn. Als hij grapjes maakt sluit Weinstein zijn zinnen graag af met het Jiddisj klinkende ‘ja’. Hij zwijgt even en kijkt me van achter zijn dikke brillenglazen aan. Dan buigt hij zich weer over de hoorn. “Vergeet nooit dat een vioolbouwer als ik altijd een mes op zak heeft,” zegt hij in het toestel. “Voor als ze hem in Washington van me proberen te stelen, ja?”

Partizanen
Achter zijn masker van cynische grapjes, vakmanschap en onverstoorbaarheid, verbergt Weinstein de pijn van zijn familie. Nog altijd kan hij er niet bij dat zij willoos door de nazi’s naar de slachtbank werden geleid. Bood dan niemand verzet? Kon niemand helpen? Hoe anders ging het met de familie van zijn vrouw Assi Bielsky (71), met wie hij al 42 jaar getrouwd is. Assi werd vernoemd naar haar heldhaftige vader, een Joodse partizaan naar wie een personage in de Hollywoodfilm Defiance van regisseur Edward Zwick werd gemodelleerd. “Die man trok door de bossen en ging flink tekeer. Zijn groep schoot tientallen Duitsers dood. Hij stierf uiteindelijk in dienst van het Rode Leger, strijdend tegen Hitler.
Ik bouw nu een mausoleum, voor de doden van mijn familie en voor alle anderen. Ieder instrument hier is een grafsteen.”
‘Ieder instrument hier is een grafsteen’
Opvallend behendig staat Weinstein plots op en gaat me voor naar zijn tweede atelier, een verdieping hoger. Hier staat zijn kluis met kostbare instrumenten, die hij met een ernstig gezicht afschermt voor het bezoek. Er staat ook een grote computer, die hij gebruikt om online instrumenten op te sporen en nieuwe samenwerkingen aan te gaan. Zoekend door zijn instrumentenkoffers pakt hij uiteindelijk de Auschwitz-viool. “Weet je, ik houd me al jaren met de Shoa bezig, maar ik begrijp het nog steeds niet. Hoe de Duitsers zo snel konden omslaan naar totale moorddadigheid. Dat ze mensen op weg naar de gaskamers in bedwang hielden door vioolmuziek te spelen. Dat ze wisten dat Joden zo in de viool geloven dat de klank hen rust en vertrouwen gaf.” Weinstein houd de Auschwitz-viool voorzichtig vast. Terwijl talloze mensen hun dood tegemoet liepen, werd dit instrument onder dwang bespeeld. De laatste warme klanken, de strijkstok, het hout… De oude vioolbouwer kijkt voor zich uit. Hij verkeert even in zijn eigen wereld. Dan gaat het instrument resoluut terug in de kist. “Uit deze viool komt hun stem. De stem van onze doden.”
Violins of Hope
De Heil Hitler-viool
De plaats van handeling is niet precies bekend, maar de grimmige legende gaat als volgt: in 1936 bracht een Duits-Joodse amateurmusicus dit instrument naar een vioolbouwer voor een kleine reparatie. Het instrument noch de schade was bijzonder. Zonder reden opende de anonieme vioolbouwer het instrument, tekende met potlood een hakenkruis aan de binnenkant van de klankkast, schreef er ‘Heil Hitler’ naast, en maakte het weer dicht. De musicus heeft waarschijnlijk nooit geweten wat er in zijn instrument stond geschreven. Zijn lot is onbekend.
De daad werd pas enkele jaren geleden bij toeval ontdekt door een vioolbouwer in Washington D.C. Geschokt wilde deze het instrument verbranden. Maar op het allerlaatste moment bedacht hij zich, en nam contact op met Weinstein. Sindsdien maakt de ‘Heil Hitler-viool’ deel uit van de Violins of Hope-collectie. Maar dit instrument heeft een status aparte. Weinsteins stem klinkt onverbiddelijk. “Deze viool mag nooit worden gerepareerd of bespeeld.”

De Jacob Hakkert-viool
Het eerste instrument dat werd gebouwd door de beroemde Nederlandse vioolbouwer Jacob Wolfgang Hakkert (1891-1944). De Rotterdamse Hakkert werd opgeleid in Engeland, Duitsland en Frankrijk, waar hij werkte bij de beroemde vioolbouwers van die tijd. Later droeg hij de eretitel Luthier du Conservatoire (vioolbouwer van het conservatorium) van Rotterdam. In 1917 opende Hakkert, samen met zijn broer Max, de Eerste Nederlandse Snarenfabriek (E.N.S) in Rotterdam.
“Dit is een goede viool, helemaal niet gek voor een eerste instrument,” zegt Weinstein. “Maar later werd Hakkert pas een echte superbouwer. Zijn violen worden nog steeds bespeeld.” Voor Weinstein is de Hakkert-viool zo bijzonder omdat bekend is wanneer de maker stierf: Hakkert werd op 22 mei 1944 in Auschwitz vermoord. Hij was 52 jaar oud. Ook zijn vrouw Rachel en zijn dochter Philippine werden vergast. Dochter Elizabeth overleefde de oorlog. Weinstein kreeg de viool in zijn bezit via Hakkerts kleindochter, die in Israël woont.
De Auschwitz-viool
De Auschwitz-viool werd bespeeld door een lid van het mannelijke gevangenenorkest van Auschwitz. Na de bevrijding verkocht de gevangene het instrument aan Abraham Davidowitz, een soldaat van de Joodse Brigade die vocht aan de kant van de Britten. Davidowitz betaalde 50 dollar voor de viool, in de hoop dat zijn zoontje Freddy in het toenmalige Mandaatgebied Palestina erop zou leren spelen. Jaren later doneerde Freddy de viool aan Violins of Hope. De zwaargehavende viool, die zo’n 150 jaar geleden werd gebouwd in Tirol of Saksen, werd volledig hersteld en verkeert nu in uitmuntende conditie.
“Het is niet voor te stellen wat dit instrument heeft gezien,” zegt Weinstein. “Vele duizenden mensen hoorden voor de laatste keer muziek uit dit instrument, terwijl ze naar de gaskamers liepen.” De Auschwitz-viool heeft een bijzondere positie binnen de collectie. ’s Werelds beroemdste violisten hebben erop gespeeld. “Ik heb goddelijke muziek uit dit instrument gehoord. Iedereen speelt er altijd geweldig op.”
Dit artikel verscheen eerder in NIW 21, 5777. Foto’s: Dave Sinai.