Deel 6: Meester van de minimale muziek

Deel 6 van onze serie over Joodse componisten en hun grote betekenis voor de westerse muziekwereld, met dank aan Maror. Deze week: Philip Glass
Philip Glass door Luiz Alvarez Roure 2016 FOTO: national portrait gallery Smithsonian Institution Washington dc
Philip Glass door Luiz Alvarez Roure 2016 FOTO: national portrait gallery Smithsonian Institution Washington dc

Een tussenweg lijkt er niet te zijn, je vindt zijn werk fantastisch of je haat het. Waar vriend en vijand het wel over eens zijn, is dat de Amerikaan Philip Glass een van de invloedrijkste componisten is van de naoorlogse twintigste eeuw.

Gestructureerd, ritmisch en repetitief. De muziek van Philip Glass heeft iets dwangmatigs, alsof hij zijn tonen er bij de luisteraar in wil rammen. De een vindt het eentonig, de ander intens. De een wordt er gek van en vindt het zenuwslopend, de ander herkent er het ongrijpbare goddelijke in. Al die meningen zijn Glass om het even. De voor velen grootste nog levende componist heeft zijn eigen gedachten over zijn muziek en de vraag of wij ervan zouden moeten houden. In de gelauwerde documentaire Glass: a portret of Philip in twelve parts uit 2007 van Scott Hicks, waarin de componist een jaar lang wordt gevolgd, zegt hij: “Ik ben nooit een gevangene geweest van het idee dat anderen over me hadden. Wat ze ook dachten, het interesseerde me niet. Het maakte niet uit. Zo ben ik mijn hele leven al geweest en het heeft me veel kopzorgen bespaard.

‘Je hóéft niet naar mijn muziek te luisteren. Er is Mozart, de Beatles. Mijn zegen heb je’

Weet je, er is heel veel muziek in de wereld. Je hóéft niet naar de mijne te luisteren. Er is Mozart, de Beatles. Luister naar iets anders. Mijn zegen heb je. Mij maakt het niet uit.”

84 is hij nu en hij componeert nog dagelijks, vanuit een grote innerlijke drang. Slapen doet hij maar drie tot vier uur per nacht. In Hicks’ twee uur durende documentaire (de titel verwijst naar een van Glass’ eerste composities) krijgen we een openhartige kijk in het (privé)leven, werk en de inspiratie van Glass. Hij zegt: “Tekenen is een wereld die ziet, dansen is een wereld die beweegt, dichtkunst een wereld die spreekt, en muziek is een wereld die luistert. Ik heb niets met theorieën over muziek, ik geef om het luisteren naar muziek.” En over componeren: “In het begin hoor ik maar heel weinig. Je kunt het vergelijken met ’s ochtends opstaan op een mistige dag. In het begin zie je niets. Maar dan begin je langzaam de contouren van een boom te zien, een gebouw en na verloop van tijd zie je misschien alles. Voor mij is de gedachte dat muziek een mysterie is, voldoende.”

Joodse immigranten

Nog altijd reist Glass de hele wereld over. Voor wereldpremières van nieuwe composities werkt hij nauw samen met de dirigenten die zo’n stuk voor het eerst moeten opvoeren. Om dat allemaal fysiek aan te kunnen, beoefent hij al jaren de meditatietechniek qi gong en yoga. “Ik moet nog veel muziek schrijven en daarom moet ik goed op mezelf passen.”

Zijn twee jongste zonen staan er dan ook niet van te kijken als ze ergens in huis een kamer binnenstormen en hun vader op zijn hoofd zien staan. Philips interesse in het boeddhisme gaat terug tot de jaren zestig. Al voor de Beatles reisde hij naar India om de dalai lama te ontmoeten. Hij had een warme band met de Tibetaanse spiritueel leider Gelek Rimpoche, die in 2017 overleed. Ook zijn vrienden, onder wie de dichter Allen Ginsberg, bracht hij met Rimpoche in contact. Maar toen een journalist hem vroeg of hij boeddhist was, antwoordde hij: “Nee, nee, nee.” “Maar dat las ik.” “Ja, dat las ik ook. Maar ik ben taoïst, boeddhist, Joods.

‘Geen enkele cultuur heeft het copyright op belangrijke ideeën over de wereld’

Het zijn zaken waarin ik geïnteresseerd ben. Maar ik kan niet zeggen dat ik iets ben. Geen enkele cultuur heeft het copyright op belangrijke ideeën over de wereld.”

Als zoon van Joodse immigranten uit Litouwen kreeg Philip Glass in zijn jeugd het jodendom mee. Het gezin – moeder Ida, vader Benjamin (Ben), zus Sheppie, broer Marty en Philip – woonde in Baltimore, Maryland. De drie kinderen verschillen amper in leeftijd. “Marty was de verkozene,” vertelt Sheppie, waarmee ze bedoelt dat hij geadopteerd is. Daarvan werd in het gezin nooit een geheim gemaakt en het veroorzaakte ook geen wrijving. Philip was de jongste, hij werd in 1937 geboren. Na de aanval op Pearl Harbour eind 1941 ging vader Ben als marinier tegen de zin van moeder Ida, opnieuw het leger in. Ida bleef achter met drie kleine kinderen. Ze was bibliothecaresse en hielp na de oorlog Joodse Holocaustoverlevenden die naar Amerika waren geëmigreerd, te integreren. Sommigen werden zelfs in huize Glass opgenomen. Ida leerde ze Engels, zodat ze beter kans zouden maken op de arbeidsmarkt. Later zou Sheppie het werk van haar moeder overnemen als actief lid van het International Rescue Committee.

Obstakels

Al jong kwamen Marty en Philip in aanraking met muziek, omdat hun vader een kleine muziekhandel in Baltimore had waar ze vanaf hun twaalfde werkten. Vader werd standaard aangesproken met ‘Ben’ zodat klanten niet zouden weten dat Ben hun vader was. Nutteloos, want natuurlijk wist iedereen dat het om vader en zoons ging. Voor Philip voelde het niet als kinderarbeid, hij vond het prachtig met zijn vader naar allerlei muziekstijlen te luisteren, en die stonden hem allemaal ter beschikking. Van klassiek – Schubert was Philips favoriet – tot hedendaags. Glass: “Het maakte mijn vader niet uit. In zijn ogen waren er slechts twee soorten muziek: goede en slechte.”

Daardoor ontstond interesse voor allerlei muziekgenres. In Philips jonge jaren was Chicago het centrum van de jazzmuziek. Als minderjarige mocht hij niet de clubs in waar grootheden als Charlie Parker speelden. Zo stond hij uren om de hoek van het gebouw buiten om wat flarden op te vangen: “Totdat de portier uiteindelijk zei: ‘Hier, kom bij me zitten. Je mag niets drinken, maar hier kun je het wel beter horen.’”

Wat Philip in de winkel leerde, was dat voor kunst, in dit geval muziek, betaald hoorde te worden, zoals zijn vader geld kreeg voor de elpees die hij verkocht. De componist zou later dan ook bekend raken om zijn zakelijke eigenschappen want hij leerde al jong dat kunst kan worden uitgedrukt in financiële waarde.

Een instrument leren spelen, was onderdeel van de opvoeding. Ieder kind mocht één instrument kiezen, twee werd te duur. Marty koos voor de piano, Philip voor de fluit. Maar bij elke les die Marty kreeg, zat Philip naast de piano. Na Marty’s les probeerde hij de lesstof na te spelen, waar Marty dan razend om werd omdat hij dacht dat zijn broertje wilde laten zien dat hij het wel even beter kon. Philip wist al jong wat hij wilde worden: componist. “Ik heb nooit hoeven te beslissen wat ik wilde worden. Ik wist al heel jong dat ik musicus was,” vertelt hij in de film Glass on the road (2015) van Manon Lichtveld en Bas Westerhof: “Ik moest alleen de obstakels uit de weg ruimen die dat tegenhielden.”

Voor een kind uit een Joods gezin waren dat er vanaf het begin heel wat. Zijn ouders hadden heel andere plannen met hem. Waarom werd hij geen dokter? Of advocaat? Hoewel Ida haar zoons composities ook later niet zou begrijpen, wist ze wel dat er een heilig vuur in hem brandde dat ze niet mocht laten doven. Zij stond Philip bij in zijn muzikale zoektocht. Zus Sheppie Abramowitz: “Hij is heel slim. Hij kan heel goed mensen voor zich winnen. Mijn moeder begreep hem niet, maar steunde hem wel.” Anders lag dat bij zijn vader. Hoewel die trots was familie te zijn van de legendarische Joodse jazzzanger Al Jolson, zag hij een carrière in de muziek voor zijn zoon totaal niet zitten.

In tegenstelling tot wat vader wilde, ging Philip na zijn bachelor aan de universiteit van Chicago, waar hij al op zijn vijftiende werd toegelaten, geen medicijnen studeren. Hij koos voor Juilliard School, een van de meest gerenommeerde conservatoria ter wereld.

De gemoederen liepen zo hoog op dat vader en zoon lange tijd niet met elkaar spraken. Op een dag, toen Philip al zijn eerste schreden op het podium had gezet, deed hij toch een poging om met Ben in het reine te komen en stond hij bij zijn vader voor de deur. Het moest een eerste stap worden naar beter wederzijds begrip. Het was hen echter niet gegund. Een week na dat rendez-vous kwam Ben bij een auto-ongeluk om het leven. Later zou Glass zijn eerste vioolconcert aan zijn vader opdragen: “Ik denk dat hij het toch leuk zou hebben gevonden het te horen.”

New York

Glass woonde enige jaren in Parijs. Daar volgde hij pianoles bij de even legendarische als beangstigende Nadia Boulanger, die bekend stond om haar enorme driftbuien. In 1965 trouwde hij met de actrice en regisseuse JoAnne Akalaitis. Ook kwam hij in aanraking met componist Steve Reich, voor wiens werk hij mateloze bewondering koesterde. Terug in New York componeerde hij zijn eerste filmmuziek met onder anderen Ravi Shankar, die hem liet kennismaken met een heel nieuwe benadering van de muziek.

‘Ik ben een kind van Nadia Boulanger en Ravi Shankar. Zij onderwees mij door terreur, hij door liefde’

Glass: “Ik ben een kind van Boulanger en Shankar. Zij onderwees mij door terreur, hij door liefde.” Shankar en Glass zouden goede vrienden worden.

Maar de eerste jaren terug in de VS, waar hij in 1967 terugkeert, waren arme tijden. Glass nam allerhande baantjes aan. In een interview uit 2018 in The Atlantic vertelde hij hoe hij als taxichauffeur angstige tijden beleefde als hij criminelen moest vervoeren naar de slechtste buurten van New York. Hij pakte alles aan om een centje te verdienen.

Hij was ook enige tijd loodgieter. Maar je wist meteen wanneer je Philip te hulp had geroepen, want dan lekte het nog net zo hard als daarvoor

Een goede vriend, de kunstenaar Chuck Close, herinnert zich: “Hij was ook loodgieter. Maar, eerlijk is eerlijk, je wist meteen of Philip het had gerepareerd, want dan lekte het nog net zo hard als daarvoor.” Aan een baantje in vaste dienst moest Philip niet denken, want ‘onafhankelijkheid’ was het woord dat bovenaan zijn woordenlijst stond, nog altijd trouwens. Het is naar eigen zeggen het beste advies dat hij jonge musici meegeeft: zorg ervoor dat je volledig onafhankelijk bent. En: “Het kwam niet in me op dat ik weleens van mijn muziek zou kunnen leven. Dat bleek pas later.”

Het was de tijd waarin hele wijken van New York in verval waren geraakt, zoals Soho en de Lower East Side, waar ooit de beruchte sweatshops gevestigd waren. De textielindustrie was verhuisd naar derdewereldlanden, de lege fabriekshallen werden door avant-gardistische kunstenaars gekraakt en omgetoverd tot lofts en galeries. Daar moest natuurlijk overal stromend water en verwarming komen, en daar was dan Philip the plumber.

Glass stelde met gelijkgestemden van Juilliard een groep samen die in de grote, kale ruimten optrad voor een publiek dat meestal kneiterstoned was. Glass, die geen drugs gebruikte, was volgens vriend Close waarschijnlijk als enige nuchter. In vier hoeken van de ruimte stonden boxen zodat het publiek helemaal in de muziek werd opgenomen. Deze concerten, zoals de eerste uitvoeringen van Music in twelve parts, waren niet naar ieders smaak, soms liep een derde van de luisteraars het pand uit. Anderen zaten of lagen als gebiologeerd naar de hypnotiserende muziek te luisteren.

De muziek is hypnotiserend. In de woorden van Chuck Close: “Klop, klop. Wie is daar? Klop, klop. Wie is daar? Klop, klop. Wie is daar? Dat is Philip Glass.”

Hoewel het een armoedig bestaan was, was er één groot voordeel: ultieme artistieke vrijheid. “De mogelijkheden waren onbegrensd,” vertelt JoAnne. Met Glass kreeg zij twee kinderen, terwijl ze tegen een huur van 75 dollar per maand op twee verdiepingen in een verwaarloosd pand woonden. Philip zorgde ervoor, zo arm als hij was, dat zijn medemusici altijd keurig werden betaald, ook als het kon hun ziektekostenverzekering.

Grote club haters

Voor de gevestigde orde waren Glass’ werken veel te avant-gardistisch. Dat niet alleen, hij waagde het versterkers te gebruiken, een doodzonde in de klassieke muziek, hoe modern die ook mocht zijn. De recensies waren vaak dodelijk. De groep, Philip Glass Ensemble genaamd, kon er niet mee zitten. Slechte recensies bevestigden hen in de overtuiging dat ze op de goede weg zaten. In de bus naar een concert lazen ze de kritieken zelfs gierend van de lach aan elkaar voor. Glass: “Er was een grote club haters. Dat vond ik zeer geruststellend. Door hen werden we beroemd. Ze hielpen ons.”

“Ik zie mijn muziek als een ondergrondse rivier. Die is er altijd, maar je weet niet waar hij vandaan komt of naartoe gaat. Wat het verschil maakt is of je ernaar luistert of niet. Voor mij is componeren naar die rivier luisteren. Ik denk er niet over na. Ik luister ernaar. Met andere woorden, de muziek is er al. Die hoeft niet bedacht te worden, alleen maar opgeschreven te worden.”

Maar je moet er wel voor werken. Soms weet je niet of het goed is wat je hebt gemaakt, totdat je het voor een publiek speelt.” Zo’n ervaring heeft hij onder meer met zijn Achtste symfonie. “Maar ik ben nu veel intuïtiever en spontaner dan vroeger.”

Het waren niet alleen recensenten die zijn muziek verfoeiden. Toen de groep eens in een park speelde, liep een man woedend op hen af en begon op Philips toetsenbord te rammen: “Dit is geen muziek. Dit is geen muziek!” Het bleek een muziekleraar te zijn. “Deze mensen kunnen helemaal niet spelen!” riep hij naar het toegestroomde publiek uit. Waarop een van de musici, die allemaal het conservatorium hadden doorlopen, feilloos een klassieke melodie te berde bracht. De gemoederen liepen zo hoog op dat de politie eraan te pas moest komen.

Dat zo weinig musici uit die tijd beroemd werden, wijt Glass aan één ding: ze werkten niet hard genoeg. Te veel gefeest tot in de nachtelijke uurtjes. “Dan moest je niet raar staan te kijken dat er de volgende dag niets uit je handen kwam.” Zijn eigen harde werken werd beloond. Niet alleen werd hij gevraagd voor filmmuziek bij arthouseproducties, ook vond hij uiteindelijk de weg naar de gevestigde muziekzalen. Zijn doorbraak kwam met de opera Einstein on the beach. We schrijven 1975. De straatarme taxichauffeur had in krap acht jaar zijn weg gevonden naar de Metropolitan Opera in New York. Bij de première zat zijn moeder in de zaal. Ze was vaker naar optredens van haar zoon komen kijken, vaak met niet meer dan zes luisteraars in de zaal. Nu was deze afgeladen vol.

Filmmuziek

Er zouden meer opera’s volgen, zoals Akhnaten in 1983, geïnspireerd op de ‘ketterfarao’ die met zijn vrouw Nefertite een monotheïstisch geloof oplegde aan het polytheïstische Egypte. Een jaar daarvoor leverde Glass de filmmuziek voor Koyaanisqatsi: leven in onrust (1982) van Godfrey Reggio. De muziek volgt minutieus de beelden van Reggio, het is een gesamtkunstwerk waar de regisseur en de componist in artistiek opzicht elkaars gelijken zijn. Hij werkte met Reggio samen voor diens hele filmtrilogie. Powaqqatsi volgde in 1988 en Naqoyqatsi in 2002. Andere films waarvoor Glass de muziek componeerde, waren Kundun (1997) van Martin Scorsese en The hours van Stephen Daldry (2002). Beide filmscores werden genomineerd voor een Oscar, voor The hours won hij een Bafta (het Britse equivalent).

Glass voert zijn liederencyclus Book of longing uit in het Acrimbolditheater in Milaan, 2008. Het werk is gebaseerd op teksten van Leonard Cohen FOTO: Lelli e Masotti

Glass componeerde toen al niet alleen meer in New York. Hij had jaren daarvoor al behoefte gekregen aan een plek in de natuur. Op zoek naar een geschikte omgeving kregen JoAnne en hij autopech in Cape Breton in Nova Scotia. Waarom niet hier? Dus bouwden ze een huis vlak bij het strand waar Philip veel tijd doorbracht. Niet alleen met de kinderen die hij met JoAnne kreeg, maar ook met de twee kinderen uit zijn vierde huwelijk. Het is altijd een zoete inval gebleven voor familieleden en gelijkgestemden, onder wie zijn vaste dirigent Dennis Russell Davies. Hij bestudeert er graag Glass’ composities voor de eerste uitvoering.

De eerder aangehaalde documentaire toont unieke beelden van het leven in het huis in Cape Breton. We maken kennis met de huisvader Glass, die voor het hele gezin vegetarische pizza’s staat te bakken, en scherven uit grassprietjes plukt wanneer een van de kinderen een glas heeft laten vallen. Hij wast af, Russel Davies droogt af terwijl ze de compositie bespreken. Het is een openhartig document. Zo krijgen we ook een kijkje in zijn werk ruimte in New York, die het beste als een grote puinhoop kan worden omschreven, met foto’s en cadeaus van fans die hij maar niet weg kan gooien. Zijn vierde vrouw Holly: “Ik hoop dat hier nooit brand uitbreekt.” Aan het einde zijn we getuige van het einde van dat laatste huwelijk. Holly, in tranen, blijkt de concurrentie met Philips scheppingsdrang niet meer aan te kunnen.

Er waren meer vrouwen in Philips leven, zoals de kunstenares Candy Jernigan. Zij stond bekend om haar creaties van straatafval. Philip viel als een blok voor haar en was gebroken toen zij plotseling, in 1991, binnen een paar weken aan leverkanker stierf. De maanden na haar dood waren de enige in zijn leven waarin er niets uit zijn handen kwam.

Wat al zijn vrouwen gemeen hebben is het leeftijdsverschil: ze zijn allemaal tientallen jaren jonger dan de componist

Na zijn vierde echtgenote Holly knoopte Glass een relatie aan met de Japanse actrice Saori Tsudaka. Wat al zijn vrouwen gemeen hebben, is het grote leeftijdsverschil: ze zijn allemaal tientallen jaren jonger dan de componist.

Romanticus

Zijn enorme productiviteit ten spijt is Glass pas laat begonnen met symfonieën schrijven. Er staan er inmiddels twaalf op zijn naam. De eerste is van 1992, en er zijn er maar liefst drie geïnspireerd op muziek van David Bowie, zowel de eerste als de laatste uit 2019. Symfonie 7 uit 2005 is opgedragen aan de Tolteken. de bewoners van Centraal-Mexico in de late middeleeuwen. Net als voor het boeddhisme, heeft Glass voor dit volk een bijzondere interesse. Regelmatig gaat hij met een sjamaan de woestijn en de bergen in, die hem daar aan zijn lot overlaat bij wijze van spirituele oefening.

Dat heeft Glass nodig voor zijn composities, vertelt hij. Vaak begint hij met een werk en heeft hij geen flauw idee waar het moet eindigen. “Dan komt er op een gegeven moment het idee: wacht, dát is het. Dáár gaat het over. Toen ik jong was, werd ik daar heel onzeker van, nu heb ik voldoende vertrouwen dat zo’n moment komt.

‘Soms weet je niet of het goed is wat je hebt gemaakt, totdat je het voor een publiek speelt’

Wie de eerste werken van Glass vergelijkt met het latere werk, ziet een ontwikkeling. Het pure minimalisme laat hij in de loop der jaren los en de thema’s worden melodieuzer, waardoor ze de luisteraar meer beroeren. Volgens vriend Close is Glass diep in zijn hart een romanticus. Lof valt hem inmiddels ook van andere muzikale grootheden ten deel. Marcel Mandos, artistiek leider van het Noord-Nederlands Orkest, zegt in de documentaire Glass on the road: “Koyaanisqatsi behoort met Einstein on the beach tot de belangrijkste werken van de vorige eeuw. Vergelijkbaar met Stravinsky’s Sacre du Printemps.” Niet dat muzikale veelvraat Glass zich laat beïnvloeden door al die complimenten, zoals hij ook alle negativiteit uit het verleden van zich laat afglijden. Voor hem telt slechts wat hij hoort. Zijn indrukwekkende lijst van composities vertoont naast opera’s, filmmuziek en symfonieën de meest uitzonderlijke creaties, zoals muziek geschreven voor oude zwart-witfilms, kamermuziek, balletten, muziek voor theaterstukken en televisieseries. Een ding bindt al die werken. Na de eerste paar maten weet je meteen: dit is Philip Glass.

Deze serie is mede mogelijk gemaakt door Maror

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Componisten deel 1

Deel 2: Voor de verheffing van de wereld