1 november is meer dan de datum van de zoveelste verkiezingen in de Joodse staat – om precies te zijn de vijfde in drieënhalf jaar tijd. Nee, deze stembusgang lijkt meer en meer op een strijd om de Israëlische ziel. Los van de vraag of Benjamin Netanyahu er opnieuw in slaagt het premierschap te heroveren en daarmee waarschijnlijk uit de gevangenis te blijven, moet gevreesd worden voor een monsteroverwinning van extreemrechts. Want dat is al decennia de trend in de Israëlische politiek: een verschuiving naar steeds meer conservatisme, steeds meer nationalisme en steeds meer religie. Maar ook naar een grotere invloed voor de religieus-zionistische kolonisten van de Westelijke Jordaanoever – een groep die in toenemende mate openlijk racisme en geweld aanhangt.
Hoe is het zover gekomen dat partijen die fantaseren over massadeportaties van Palestijnen en Arabische Israëli’s, die zich zonder schaamte tegen de lhbt-gemeenschap keren en die er schijnbaar geen enkele moeite mee hebben democratie en rechtsstaat ondergeschikt te maken aan hun politieke extremisme, zoveel invloed hebben gekregen in een land dat ooit begon als een seculiere, progressieve en socialistische droom? Volgend jaar viert de Joodse staat zijn 75e verjaardag, maar wie het Israël van direct na de onafhankelijkheid vergelijkt met dat van 2022, staat versteld van de enorme politieke omwentelingen in die tijd.
Bij de eerste verkiezingen in het net onafhankelijke Israël in 1949 behaalden de socialistische Mapai van premier David Ben-Goerion en zijn nog linksere concurrent Mapam samen meer dan de helft van de stemmen. Communisten, progressieve liberalen, centristische zionisten, feministen van de WIZO en linkse Arabieren vergaarden samen nog eens meer dan tien procent. De ultraorthodoxe coalitie Hazit Datit Meuhedet (Verenigd Religieus Front) behaalde dat jaar veertien van de 120 Knessetzetels. Ondanks het hoge geboortecijfer onder de charediem is dat slechts marginaal minder dan de zestien zetels die Shas en Verenigd Tora Jodendom in 2022 bezitten. Op rechts waren de voorlopers van het huidige Likoed, met het door de latere premier Menachem Begin geleide Herut als belangrijkste partij, goed voor slechts vijftien procent van de stemmen. De radicaalrechtse Strijderslijst, een politieke voortzetting van de extremistische Lehi-militie (beter bekend als de ‘Sternbende’) scoorde welgeteld één zetel.
Kortom, Israël was een door en door links land, iets wat al voor die eerste verkiezingen in 1949 internationaal bekend was. Vandaar ook dat het bij de cruciale stemming over VN-resolutie 181 en de onafhankelijkheid van de Joodse staat alle vijf stemmen uit het Oostblok kreeg: Oekraïne en Wit-Rusland (die twee landen hadden stemrecht los van de Sovjet-Unie, waarvan zij deel uitmaakten) Polen, Tsjechoslowakije en natuurlijk de Sovjet-Unie zelf. Je zou kunnen zeggen dat zonder Jozef Stalin er geen Israël was gekomen, in ieder geval niet een door de Verenigde Naties goedgekeurde staat. Stalin was zich bewust van de linkse sympathieën van de eerste generatie Israëli’s en hoopte dat het land zich als onafhankelijk van het westen en bondgenoot van het communisme zou ontpoppen. Quod non.
De grote omwenteling
In de door oorlogen – 1948, 1956, 1967, 1973 – getekende eerste decennia van de Israëlische onafhankelijkheid was links onafgebroken aan de macht met vier premiers: David Ben-Goerion, Levi Eshkol, Golda Meïr en Yitzhak Rabin. Hun regeringen werden steevast gesteund door religieuze partijen als kleinere coalitiegenoten. Deze garandeerden daarmee de rechten van het ultraorthodoxe deel van de bevolking, zonder al te veel invloed uit te oefenen op economisch, diplomatiek en militair beleid. Deze overeenkomst was aanvaardbaar voor beide zijden. Pas in 1967, tijdens de Zesdaagse Oorlog, deed voor het eerst het rechtse Herut van Menachem Begin intrede in een Israëlisch kabinet.
Een bittere broedertwist brak uit tussen Rabin en Peres
De grote omwenteling kwam tien jaar later. Als gevolg van militair en politiek falen in de aanloop naar de Jom Kipoer-oorlog van 1973, waren populaire sociaaldemocratische leiders als Golda Meïr en Moshe Dayan opgestapt. Een bittere broedertwist brak uit in het linkse kamp tussen Yitzhak Rabin en Shimon Peres. Rabin werd premier in 1974, maar minister van Defensie Peres ondermijnde hem bij elke gelegenheid en deed een gooi naar het lijsttrekkerschap voor de verkiezingen van mei 1977. Na een financieel schandaal rond Rabins vrouw Leah – een affaire waar men in het tijdperk-Netanyahu de schouders over zou ophalen – gooide de premier de handdoek in de ring. Peres nam het op tegen Menachem Begin, de leider van Likoed zoals Herut inmiddels heette. De Israëlische kiezer had genoeg van de schandalen in het socialistische kamp. Zoals Howard Sachar schrijft in zijn magistrale History of Israel: “De erosie van de publieke moraal had de regering niet alleen geplaagd door corruptie, maar ook stuurloos achtergelaten.”

Moshe Milner/GPO
Begin versloeg Peres met ruim verschil en voor het eerst was een rechtse partij de grootste van het land. Het zou de grootste aardverschuiving in de Israëlische politiek tot op heden blijken, het best verwoord door nieuwslezer Haim Yavin: “Dames en heren … een revolutie!” In de jaren tachtig en negentig volgde een serie van nek-aan-nekuitslagen tussen Likoed (achtereenvolgens geleid door Yitzhak Shamir, Benjamin Netanyahu en Ariel Sharon) en de sociaaldemocraten die vanaf 1988 tot zijn moord in 1995 onder de naam Avoda (‘Arbeid’) geleid werden door Yitzhak Rabin. Toen premier Ariel Sharon in 2005 te veel verzet van zijn eigen partij ondervond tegen zijn vredeskoers met de Palestijnen – met name tegen de unilaterale terugtrekking uit Gaza – scheidde hij zich af van Likoed en vormde het centrumrechtse Kadima.
Patstelling
Kadima bleef de grootste politieke kracht in het land, hoewel Benjamin Netanyahu in 2009 de partij met behulp van Avoda buitenspel zette en uit de regering hield. Vanaf dat moment was Likoed de onbetwiste machtsfactor in Jeruzalem. Tien jaar lang regeerde ‘Bibi’ als premier in wisselende coalities. In 2015 vormde hij de meest rechtse regering sinds de kabinetten van Begin en Shamir in de jaren zeventig en tachtig en misschien wel in de gehele geschiedenis van Israël. Hij ging in zee met vijf kleine rechtse partijen: het ultraorthodoxe duo Shas en Verenigd Tora Jodendom, het nationalistische Yisrael Beiteinu (populair onder immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie) en twee religieus-zionistische partijen: Het Joodse Huis en Nieuw-Rechts, geleid door kolonistenleider Naftali Bennett.
Deze uiterst rechtse coalitie was de laatste die de rit uitzat. Meer dan zelfs: door de patstelling na de uitslagen van de verkiezingen op 9 april en 17 september 2019, bleef de 34e regering van Israël liefst vijf jaar aan. Sindsdien houden links en rechts elkaar in evenwicht. Of beter gezegd: rechts en de rest houden elkaar in evenwicht. Die rest bestaat immers uit ideologisch totaal verschillende stromingen: het ecologisch-progressieve Meretz, de meer traditioneel sociaaldemocratische Avoda, het seculier-centristische Yesh Atid, geleid door demissionair premier Yair Lapid, het centrumrechtse Blauw en Wit van oud-IDF-stafchef Benny Gantz en het seculier-nationalistische Yisrael Beiteinu van Avigdor Lieberman. Maar ook de Arabische partijen behoren tot dit heterogene blok: van nationalistisch tot communistisch en zelfs het islamistische Ra’am, partner in de in juni gevallen regering Bennett-Lapid. Wat dit blok verbindt, is vooral een gezamenlijke afkeer van Netanyahu. Ook stellen deze partijen zich teweer tegen de invloed van de ultraorthodoxe partijen en de opkomst van de extreemrechtse religieus-zionistische beweging. Zelfs dat is niet genoeg gebleken om een stabiele coalitie te vormen.
Het wankele evenwicht lijkt steeds meer door te slaan naar rechts
Het wankele evenwicht tussen het nationalistischreligieuze kamp en de rest lijkt steeds meer door te slaan in de richting van rechts. Dat komt op de eerste plaats door het de facto verdwijnen van de sociaaldemocratie als invloedrijke stroming in de Israëlische politiek. De twee linkse partijen Avoda en Meretz, afstammelingen van de ooit invloedrijke Mapai en Mapam, flirten beide angstig met de kiesdrempel van 3,25 procent. In geen enkele recente peiling krijgen de twee linkse partijen samen meer dan twaalf zetels, wat hun totale aanhang onder het Israëlische electoraat tot maximaal tien procent beperkt.
Houwdegen
Het waarom van de teloorgang van links Israël is een lastig te beantwoorden vraag. Enerzijds staat socialistische politiek in veel westerse democratieën onder druk sinds de val van het communistische blok eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Het collectivistische ideaal van de kibboets uit de stichtingsdagen van de Joodse staat lijkt een anachronisme in het door individualisme en materialisme gedreven modernste deel van de Israëlische samenleving. Dat fenomeen speelt zeker niet alleen daar. Kijk naar Nederland waar het gezamenlijke aantal zetels van PvdA, GroenLinks en SP in de Tweede Kamer nog nooit zo klein was als nu. Toch lijken het vooral specifiek Israëlische factoren die links electoraal zo kwetsbaar en rechts juist zo aantrekkelijk maken voor de kiezer.
Ten eerste leeft onder een groot deel van de Israëlische bevolking het gevoel dat links niet te vertrouwen is als het gaat om de veiligheid van staat en burger. Hoewel nog steeds ruwweg de helft van de Israëli’s een tweestatenoplossing ondersteunt, zijn veel kiezers bang dat een linkse regering te gemakkelijk en eenzijdig concessies zal doen aan de Palestijnen. Er bestaat een nationaal trauma over de terugtrekking uit de Gazastrook. In ruil voor die eenzijdige handreiking van Israëlische zijde wordt Gaza nu beheerst door Hamas en gebruikt als basis van waaruit de terreurbeweging en haar nog radicalere bondgenoten van de Palestijnse Islamitische Jihad regelmatig Israëlische burgers onder vuur nemen met raketten en mortiergranaten.
Enorme afkeer
Toch is het niet helemaal eerlijk de linkse partijen deze vanuit Gaza georkestreerde onveiligheid in de schoenen te schuiven. Het was immers houwdegen Ariel Sharon, tot zijn breuk met de partij leider van Likoed, die de terugtrekking uit Gaza en ontruiming van de Joodse nederzettingen in de Strook doordrukte. De voor veel Israëli’s traumatische Tweede Intifada begon weliswaar tijdens het premierschap van de sociaaldemocraat Ehud Barak, maar het grootste deel van de opstand woedde tijdens de regering van (opnieuw) Sharon. Dus is het maar helemaal de vraag of de veiligheid van de Israëli’s wel zoveel beter gegarandeerd is in rechtse dan in linkse handen.
Het nieuwe Israëlische collectivisme is conservatief van aard
Een tweede factor van belang bij de verschuiving van links naar rechts in de Israëlische machtsverhoudingen is de politieke emancipatie van het mizrachi deel van de bevolking. Ongeveer de helft van de Israëlische Joden stamt af van vluchtelingen uit Arabische en andere islamitische landen. Afkomstig uit conservatieve samenlevingen en gemeenschappen die nooit erg beïnvloed werden door de typisch Europees-Asjkenazische haskala, de Joodse verlichting, neigen zij eerder naar rechtse, traditionele waarden als nationalisme, religie en familie. Het nieuwe Israëlische collectivisme dat het oude socialistische heeft verdrongen, is conservatief van aard. Likoed drijft in toenemende mate op de Mizrachiem, hoewel de leiding van de partij nog steeds stevig in handen is van de afstammelingen van Europese Joden zoals Benjamin Netanyahu, wiens wortels in Polen en Litouwen liggen.
Vergeet ook niet dat onder de Joodse vluchtelingen uit de islamitische wereld en hun afstammelingen een enorme afkeer heerst van de oude socialistische partijen. De Mizrachiem werden onder erbarmelijke omstandigheden opgevangen na aankomst in Israël en door veel politici – onder wie David Ben-Goerion zelf – beschouwd als tweederangsburgers, zo niet tweederangs-Joden. Naast dit historische ressentiment is het moeilijk voorstelbaar dat Joden die afstammen uit Marokko, Jemen of Irak erg veel op hebben met de thema’s waarmee links zich op dit moment bezighoudt, zoals de vanuit de VS overgewaaide identiteitspolitiek. Als Avoda en Meretz kiezers hopen terug te winnen door te hameren op lhbt-rechten of feminisme, zijn zij blind voor de tijdsgeest onder het Israëlische electoraat.
Verontrustend
It’s the economy, stupid, zei Bill Clinton al. Veel kiezers uit de Israëlische economische onder- en middenklasse wordt verweten tegen hun economische belang in rechts te stemmen. Ook hier speelt de vaak materieel achtergestelde Mizrachigemeenschap een belangrijke rol. Vergelijk de situatie met de VS, waar veel arme blanken in de zuidelijke staten Republikeins stemmen. Of met Nederland, waar de middenklasse al een decennium schijnbaar tegen haar eigen belang de VVD van premier Mark Rutte in het zadel houdt. Maar de waarheid is dat Netanyahu’s liberale kapitalisme de gemiddelde Israëli welvarender heeft gemaakt. Het nationaal product per hoofd van de bevolking verdubbelde sinds het begin van de jaren negentig bijna, ook met inachtneming van inflatie. Natuurlijk profiteerden niet alle groepen in de Israëlische samenleving daar evenzeer van, maar het is niet te ontkennen dat praktisch alle Israëli’s er onder Bibi’s economische politiek fors op vooruit zijn gegaan.
Uit een studie van het Israeli Democracy Institute in 2019 blijkt dat 63 procent van de Joodse Israëli’s (zo’n 80 procent van de bevolking, een vijfde is Arabisch) zich als rechts of centrumrechts bestempelt. Slechts 14 procent ziet zich als links of centrumlinks. Tel daarbij op het hoge geboortecijfer onder de charediem en religieuze zionisten en de conclusie dat links weinig toekomst heeft in het land ligt voor de hand. Maar demografische factoren alleen verklaren niet de opmars van de ultranationalistische of extreemrechtse partijen.
Die opmars is opmerkelijk voor de neutrale toeschouwer en ronduit verontrustend voor eenieder die een vrij, modern en seculier – wat niet hetzelfde is als antireligieus – Israël een warm hart toedraagt. De huidige generatie religieus-zionisten is niet de eerste rechts-radicale politieke beweging in de Knesset. In 1949 had je al de Reshimat Halochmim, de ‘Strijderslijst’. Die was verbonden aan Lehi, zelfs door veel Israëli’s beschouwd als een terreurbeweging. Bekender is Kach, de partij van de extremistische Amerikaans-Israëlische rabbijn Meir Kahane. Kach was zo radicaal – en zo racistisch – dat de partij vanaf 1988 werd uitgesloten van de verkiezingen en in 1994 zelfs geheel werd verboden, nadat de extreemrechtse terrorist Baruch Goldstein een bloedbad had aangericht onder 29 Palestijnen in de Grot van de Aartsvaders. Kach kwam nooit verder dan één zetel in de Knesset, in de tijd dat de kiesdrempel op slechts één procent lag.
Wat zegt het over de verrechtsing van Israël dat de huidige ideologische opvolger van Kach, Otzma Yehudit (‘Joodse Kracht’) volgens de peilingen op zeven tot negen zetels kan rekenen, en in samenwerking met het even radicale Tkuma (‘Opleving’) zelfs op twaalf of vijftien? Deze twee partijen, verenigd als Hatzionut Hadatit, dreigen op 1 november de derde politieke kracht van het land te worden. En dan hebben we het over een ideologie die rechten voor de lhbt-gemeenschap en huwelijken tussen Joden en niet-Joden afwijst.
Arabische Israëli’s beschouwen zij als niet-loyaal aan de Joodse staat, die zouden hun staatsburgerschap moeten inleveren, de Westelijke Jordaanoever willen ze annexeren zonder de daar wonende Palestijnen dezelfde rechten als Joden te verlenen.
Kahane-aanhanger
Bezalel Smotrich noemt zichzelf ´‘trots homofoob’
Bezalel Smotrich, leider van Tkuma, noemt zichzelf ‘trots homofoob’ en liberaal jodendom een ‘nepreligie’, wil niet dat Joodse en Arabische moeders op dezelfde kraamafdeling in ziekenhuizen liggen, betreurt het dat David Ben-Goerion bij de onafhankelijkheid niet alle Arabieren uit Israël verjoeg en vindt dat Israël geleid moet worden ‘zoals in de tijd van koning David’. Zijn populaire Otzma Yehudit-collega Itamar Ben-Gvir had tot 2020 een foto van Baruch Goldstein aan de muur van zijn woonkamer hangen. Zoals Jeremy Sharon begin augustus schreef in een portret van Ben-Gvir in The Times of Israel, hoorden de Israëli’s voor het eerst in 1995 van de radicale jeugdleider toen hij als 19-jarige de ster van premier Yitzhak Rabins Cadillac aftrok, waarbij hij zei: “We hebben zijn auto. We krijgen Rabin ook nog wel.” Enkele weken later werd Rabin vermoord door de rechts-extremist Yigal Amir.

Uit vrees uitgesloten te worden van de naderende verkiezingen, heeft Ben-Gvir zijn retoriek iets teruggeschroefd, maar er bestaat geen twijfel over dat hij als levenslange Kahane-aanhanger een gevaar vormt voor de Israëlische democratie. En juist zijn partij wordt door Benjamin Netanyahu gezien als een potentiële regeringspartner na 1 november. Zo snel kan het gaan: drie jaar geleden weigerden de religieus-zionistische partijen Joods Huis en Yamina nog met Otzma Yehudit in zee te gaan. Nu lijken die twee partijen kansloos de kiesdrempel te halen, terwijl Smotrich en Ben-Gvir op dubbele cijfers in de Knesset rekenen.
Zo snel verrechtst Israël, dat tijdens de massale – en grotendeels op sekse gescheiden – viering van Jom Jeroesjalajim op 28 en 29 mei de oud-kolonistenleider Naftali Bennett zich niet durfde te vertonen, tussen de in het wit gestoken en zonder uitzondering keppeldragende feestvierders. Tussen hun hatelijke spreekkoren en sporadische geweldsuitbarstingen jegens de Arabische bewoners van de Israëlische hoofdstad, was Itamar Ben-Gvir de gevierde man onder de jonge religieuze zionisten, die zich deze feestdag toegeëigend hebben om hun groeiende politieke zelfbewustzijn en macht tentoon te spreiden.
Autoritaire theocratie
Hoe erg zou het zijn als Netanyahu op 1 november met zijn ultraorthodoxe en extreemrechtse bondgenoten een meerderheid behaalt en vervolgens een regering met hen vormt?
De schade voor het aanzien van Israël is nauwelijks voor te stellen
De schade voor het internationale aanzien van de Joodse staat is in dat scenario nauwelijks voor te stellen. Hoe moeten zionisten in de diaspora Israël verdedigen tegen nu nog valse apartheidsbeschuldigingen, wanneer de regering in Jeruzalem mede bestaat uit ministers die juist dat voor ogen hebben? Zal Israël dan nog wel een seculiere democratie te noemen zijn of moet er steeds luider en duidelijker gesproken worden van een autoritaire theocratie?
De eerste kenmerken daarvan beginnen zich al af te tekenen. Bekend is dat Israël als een van de weinige moderne, westerse democratieën het burgerlijk huwelijk niet kent. In een regering van Likoed, charediem en religieuze zionisten is de kans dat daar verandering in komt nul. De fysieke aanvallen van jonge ultraorthodoxen op vrouwen en liberale Joden bij de Klaagmuur zullen ongestoord en onbestraft doorgaan en waarschijnlijk toenemen in ernst en frequentie. Ook lijkt een forse uitbreiding van het aantal Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever onvermijdelijk in dit scenario, al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke annexatie. Dit alles zal leiden tot een groeiende kloof met de diaspora en vooral met het Amerikaanse jodendom – een bondgenootschap dat cruciaal is voor de veiligheid van de staat Israël. Tegelijkertijd is het risico dan levensgroot dat de Abrahamakkoorden bevroren of zelfs teruggedraaid zullen worden.
Een voorproefje van wat Israël te wachten staat, is nu al zichtbaar in het onderwijs, waar seculiere en internationaalrechtelijke waarden in het curriculum steeds meer worden vervangen door religieuze en nationalistische. Maar het grootste gevaar loopt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Deze is (religieus) rechts al decennia een doorn in het oog. Met de teloorgang van de linkse partijen lijkt het hooggerechtshof steeds meer de ware oppositie tegenover Benjamin Netanyahu. Zijn vervolging en dreigende veroordeling wegens fraude en corruptie hebben de rechterlijke macht alleen nog maar minder populair gemaakt bij Likoed, terwijl de charediem en religieuze zionisten deze sowieso zien als een bolwerk van het gehate progressief-seculiere deel van de samenleving. Hun oplossing: laat de politiek de (opper)rechters benoemen, laat dat niet langer voor het leven gebeuren en voorkom dat het hooggerechtshof door de Knesset aanvaarde wetten op constitutionele gronden buiten werking kan stellen. Zo staat niet alleen de democratie, maar ook de rechtsstaat onder druk van de verrechtsing van het Israëlische electoraat.
Immuniteit
Is er dan geen enkele ruimte voor optimisme? Gezien de afkalving van het linkse politieke gedachtegoed en de demografische ontwikkelingen, lijkt weinig de verdere opmars van rechts in de weg te staan. Maar paradoxaal genoeg is het misschien Benjamin Netanyahu zelf die uitkomst kan brengen. Dat kan ongewild, door een veroordeling en daarmee een gedwongen vertrek uit de politiek. Bibi is nog steeds de met afstand populairste politicus van het land, en zijn aftocht kan kansen bieden voor centristische leiders als Yair Lapid of Benny Gantz. Ook is het mogelijk dat een wisseling van de wacht in de top van Likoed die partij enigszins van koers zal doen wijzigen – in de richting van het centrum – of aan electorale aantrekkingskracht zal doen inboeten.
En misschien, heel misschien, beseft de pragmaticus Netanyahu op het laatste moment dat een monsterverbond met extreemrechts catastrofaal voor Israël zal blijken te zijn – en daarmee voor zijn historische erfenis. Het is wellicht het moment voor ’s lands langstzittende premier ooit, vrijwillig uit de politiek te stappen – uiteraard in ruil voor enige vorm van strafrechtelijke immuniteit. Of om toch te kiezen voor een coalitie met het centrum. Dat zal niet gemakkelijk worden na het fiasco van zijn samenwerking met Blauw en Wit-leider Benny Gantz in 2020, zeker nu de oud-generaal ook nog eens Likoeddissident en Netanyahu’s rivaal Gideon Sa’ar achter zich heeft. Een coalitie met Yair Lapid en zijn Yesh Atid lijkt nog minder voor de hand te liggen, omdat de demissionaire premier praktisch zijn gehele carrière heeft opgebouwd als de anti-Bibi.
Is een voortzetting van de patstelling het hoogst haalbare?
Wellicht is het hoogst haalbare op 1 november een voortzetting van de patstelling, waarin noch het rechts-religieuze blok, noch het anti-Netanyahukamp een meerderheid behaalt van 61 of meer Knessetzetels. Israël zal dan blijven rollen van verkiezingen naar verkiezingen, maar zelfs die op termijn schijnbaar onhoudbare situatie is te prefereren boven het verlies van de ziel van de Joodse staat aan nationalistische en religieuze extremisten.
Dit essay kwam tot stand met financiële ondersteuning van Maror en verscheen eerder in het NIW45 van 2 september 2022
