Is het antisemitisme of niet? Die vraag is altijd actueel, zeker in relatie tot beeldende kunst. In 1913 ontstond er in Groot-Brittannië ophef over het schilderij Finance van Edgar Bundy, dat deel uitmaakte van een grote tentoonstelling in de Royal Academy in Londen. Maakte de kunstenaar gebruik van antisemitische stereotypen? Of bracht hij louter een zakelijk herendiner in beeld? De Joodse gemeenschap was gekwetst. Op het immense doek van 1,35 x 2,56 meter was toch duidelijk te zien dat Joodse financiers een politicus aan het bespelen waren, vond men. Als dat geen antisemitisch vooroordeel is, wat dan wel? Edgar Bundy (1862–1922) ontkende dat stereotypering zijn bedoeling was geweest. Hij was zich van geen kwaad bewust.
Het destijds omstreden schilderij is nu, ruim een eeuw later, in het bezit van kunsthandel Simonis & Buunk in Ede. “We hebben het twee maanden geleden gekocht in de Verenigde Staten en inmiddels laten restaureren,” zegt directeur Teo van den Brink. De kunsthandel was niet op zoek naar maatschappelijk controversiële doeken. “Een klant zocht een schilderij voor in de eetkamer. We vonden dit geschikt. Het is supermooi. Prachtige kleuren, markante koppen. Een tijdsbeeld. Er staan geen dames op, die waren kennelijk net vertrokken. Dan is het tijd voor zaken.” Maar welk tijdsbeeld precies in beeld was gebracht, was niet duidelijk. Van den Brink: “We waren nieuwsgierig naar het verhaal achter dit schilderij en zijn dat gaan uitzoeken. Het was in die tijd een beroemd stuk.”
Affaire
Finance, door Simons & Buunk Tijd voor geldzaken genoemd, wordt door diverse bronnen gekoppeld aan de grote financiële en politieke kwesties in 1912 en 1913, met name aan het Marconischandaal. Dat was een publieke rel in de periode rond de expositie in de Royal Academy. Het draaide om de beschuldiging dat hooggeplaatste leden van de liberale regering van premier Herbert Asquith voorkennis zouden hebben gehad van een lucratief contract dat de overheid met Marconi zou sluiten. Marconi was een Brits bedrijf, gespecialiseerd in draadloze telegrafie en telecommunicatieapparatuur. Vooral Joodse ministers, onder wie Rufus Isaacs en Herbert Samuel, zouden op basis van voorkennis aandelen hebben gekocht in een Amerikaanse dochteronderneming. Het feit dat Rufus’ broer Godfrey Isaacs directeur was van Marconi voedde die verdenkingen.

Historici hebben het vermeend antisemitische karakter van de affaire onderzocht. Het katholieke politiek-satirische weekblad The New Witness speelde volgens diverse onderzoekers een sleutelrol. In fel moralistische en polemische artikelen opende het blad de aanval op de systemische corruptie, het liberale establishment en de macht van het grootkapitaal. Expliciet noemden de auteurs de Joodse identiteit van de hoofdrolspelers niet, maar ze lieten die wel doorschemeren. De Franse krant Le Matin richtte zijn pijlen specifiek op Isaacs en Samuel. Beide mannen sleepten de krant voor de rechter wegens smaad. Le Matin trok zich terug en bood excuses aan. Ook een rechtszaak in Engeland werd gewonnen.
Rokende mannen
De gemoederen liepen hoog op. Zelfs de Britse toneelschrijver George Bernhard Shaw bemoeide zich met de affaire. Hij was bevriend met Rufus Isaacs en nam het voor de beschuldigden op. In de pers en in brieven bekritiseerde hij de haatcampagnes in de media.
“Zo zie je maar,” verzucht Teo van den Brink, “maatschappelijke ophef over kunst is van alle tijden.” Hij geeft een aantal recente voorbeelden. Zo is er Domestikator, een monumentale sculptuur van Joep van Lieshout. Het werk zou in oktober 2017 worden getoond in de tuin van Jardin des Tuileries naast het Louvre in Parijs. Maar het museum trok zich op het laatste moment terug. Het werk zou ‘te seksueel’ zijn, of verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden door het publiek. De geplande locatie lag ook nog bij een kinderspeelplaats. Uiteindelijk werd de megasculptuur toch getoond. Niet bij het Louvre, maar op het plein voor het Centre Pompidou in de Franse hoofdstad.
En dan is er in Nederland de affaire over een schilderij met ‘rokende oude mannen’. Het is een werk van Rein Dool uit 1974-1976, getiteld Het college van bestuur van de Rijksuniversiteit. Het doek hing in de vergaderruimte van het Academiegebouw in Leiden. In 2022 barstte op Twitter (nu X) kritiek los op het werk. Een promovenda had zich geërgerd aan de groep rokende oudere mannen, waarop haar hoogleraar tijdens een vergadering het doek verwijderde. Dat leidde tot veel discussie en zelfs Kamervragen. Enkele dagen later draaide de universiteit de actie terug. Inmiddels hangt het werk in de receptieruimte van het Academiegebouw, met een toelichting op de historische context. De kern van de boodschap: het werk dateert uit de jaren zeventig en verbeeldt een andere tijdgeest. Nu wordt daar anders tegen aangekeken.
Wokestijl
Een jaar later 2023 was er gedoe over de plaatsing van het beeld Moments contained van de Britse kunstenaar Thomas J. Price voor het treinstation in Rotterdam. Het betrof een vier meter hoog, bronzen beeld van een jonge zwarte vrouw in joggingbroek, T-shirt en sneakers. Het beeld staat niet op een sokkel, maar gewoon op het plein. In de woorden van Price: “Ze is stoïcijns, weerbaar en kwetsbaar, een gewone vrouw, maar daarom niet minder betekenisvol.” Na de onthulling door burgemeester Aboutaleb brak de discussie los. Het zou een belediging zijn voor mensen die uitzonderlijke prestaties hebben geleverd. Het zou een racistische ondertoon hebben, suggereren dat een zwarte vrouw werkloos is, een stereotype. Het zou niet in Rotterdam passen, want het had niets met de geschiedenis of identiteit van de stad te maken. Men verwacht op zo’n prominente plek een Rotterdamse held en geen kunstwerk in ‘wokestijl’, vonden tegenstanders.
‘Zo zie je maar, ’ verzucht Van den Brink, ‘ophef over kunst is van alle tijden’
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen noemt die laatste rel in een rapport een voorbeeld in de categorie ‘omstreden monumenten in de openbare ruimte’. Daaronder vallen inmiddels ook veel standbeelden van historische helden, zoals Michiel de Ruyter en Jan Pieterszoon Coen. Omstreden, want representanten van ons koloniale verleden.
Controverses
Joden duiken voortdurend op in dergelijke maatschappelijke affaires. De laatste jaren gebeurt dat vooral in relatie tot de pogrom van 7 oktober 2023 en de oorlog in Gaza. Steeds meer Joodse kunstenaars en musici worden gecanceld of geïntimideerd, in en buiten Nederland. NIW-lezers kennen de controverses: in maart 2024 werd een concert van Lenny Kuhr verstoord door pro-Palestina demonstranten. Twee maanden later annuleerde het Concertgebouw een concert van het Jerusalem Quartet. In januari 2025 ontnam comedyclub Boom Chicago het podium aan de stand-up comedian Yohay Sponder. En nog zeer recent sloot het documentairefestival IDFA alle Israëlische instellingen die staatsfinanciering ontvangen uit van deelname, wat neerkomt op een totale boycot van Israëlische filmmakers. Uit protest trok de Oekraïense regisseur Alexander Rodnyansky zich terug van het festival.
Een storm die nog niet is gaan liggen is die over het jaarlijkse chanoekaconcert in het Amsterdamse Concertgebouw. De muziektempel verscheurde het contract met de organiserende stichting, omdat de Israëlische chazan Shai Abramson ook optreedt voor de IDF. Na langdurige discussies werd een moeizaam compromis bereikt: de concerten gaan door op 14 december, zij het in een besloten setting.
Debat
Van den Brink: “De onderstroom van al die controverses is interessant. Kunst raakt de psyche. Zeker in deze tijd van sociale media, waarin emoties gemakkelijk opspelen en de polarisatie groeit. Kunst mag schuren. Mensen mogen er van alles van vinden, maar laten we het debat aangaan en niet nog meer gaan cancelen.”
Het schilderij Tijd voor geldzaken schuurde ruim een eeuw geleden. Nu maakt het deel uit van de verkooptentoonstelling Kijk nou eens!, van 22 november tot 20 december te bezoeken in Ede. Van den Brink is benieuwd naar de mening van bezoekers en van de lezers van het NIW. Hoe kijken we nu naar het schilderij, naar de Marconiaffaire en naar de openbare tentoonstelling van dergelijk werk?