Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

Anne heilig? Integendeel!

Redactie 06 mei 2014, 00:00
Anne heilig? Integendeel!
Jessica Durlacher en Leon de Winter. Foto: RVDA

Jessica Durlacher en Leon de Winter.
Foto: RVDA

Het groots opgezette toneelstuk Anne, dat 8 mei in première gaat, leidt binnen Joods Nederland tot veel commotie. Het Anne Frank fonds en scenaristen Leon de Winter en Jessica Durlacher reageren op de kritiek. 

Daar gaan we weer!’ Of: ‘ Waarom zij wel, maar mijn eigen familieleden en die andere zes miljoen niet?’ En: ‘Al die mensen die nu krokodillentranen huilen, waar waren ze in de oorlog?’ Het zijn binnen Joods Nederland bekende reacties wanneer de naam Anne Frank valt. Al sinds het verschijnen van haar dagboek in 1947 roept het meisje dat uitgroeide tot symbool van de Sjoa gemengde gevoelens op. Zeker wanneer er commercie bij komt kijken. De stelling in het NIW-forum van 31 januari jongstleden, ‘Anne Frank als businessmodel stuit me tegen de borst’, lokte dan ook heftige reacties uit. Zo sprak econoom en publicist Arnold Heertje van ‘dehumanisering, gedragen door financiële prikkels’. Ted Musaph-Andriesse, die bestuursfuncties bekleedde bij onder meer de Anne Frank Stichting en het Joods Historisch Museum en zelf overlevende is, zei in het actualiteitenprogramma Nieuwsuur: „Je kunt een heerlijk gangenmenu krijgen. Dat hadden wij in Bergen- Belsen nooit, (…) er was überhaupt niks te vreten.” In NRC Handelsblad zei Jaap Fransman, voorzitter van het Centraal Joods Overleg, ‘op persoonlijke titel’: „Enige terughoudendheid zou niet misstaan bij dit onderwerp.” Naomi Koster van het Nederlands Auschwitz Comité merkte in het NIW-forum op: „Anne Frank en merchandise, dat is een brug te ver.” En over het toneelstuk: „Een leuk avondje uit met pauzearrangement en borrelbox. Dat schuurt.” Of het een leuk avondje uit wordt, moet na de première blijken. Om van Anne een succes te maken zijn in ieder geval kosten noch moeite gespaard. Een gloednieuw theater in het Westelijk Havengebied met plaats voor 1100 bezoekers, een première in aanwezigheid van koning Willem-Alexander, de modernste decortechnieken, een nieuwe parkeergarage. Om nog maar te zwijgen van de toegangsprijzen tot 75 euro, boottochtjes vanaf het Centraal Station en speciale lunch-, borrel- en dineraanbiedingen. Een veel gehoorde kritiek is dat er grof geld wordt verdiend, over de rug van Anne Frank.

Geen musical
Het Anne Frank Fonds in Bazel, initiatiefnemer van het stuk, ziet dat anders. De Zwitser Yves Kugelmann, bestuurslid van het fonds, wil allereerst benadrukken dat het niet om een musical gaat, zoals sommigen denken. „Het is een klassiek toneelstuk, op een eigentijdse manier verteld. Dus mét muziek, net als in een film. Maar zonder zang en dans, daar zouden we nooit toestemming voor geven.” Het Anne Frank Fonds is in 1963 opgericht door Annes vader Otto, de enige van de familie Frank die de oorlog overleefde. Als erfgenaam van Otto Frank beheert het fonds de rechten van het dagboek en de familiearchieven. Kugelmann: „Al het geld dat we verdienen met het publiceren van het dagboek en andere projecten wordt, zoals Otto dat wilde, besteed aan educatie, goede doelen en het runnen van een kleine organisatie. We zijn min of meer een liefdadigheidsinstelling.” In 1955 gaf Otto Frank het Amerikaans- Joodse echtpaar Hackett-Goodrich de opdracht voor het schrijven van een Broadwaytoneelstuk, gebaseerd op het dagboek van zijn dochter. Het stuk werd onmiddellijk een groot succes, reisde naar Europa, waar het twee miljoen bezoekers trok. In 1956 kwam het ook in Nederland op de planken. Volgens Otto Frank was het verdere succes van Het Achterhuis aan het toneelstuk te danken. Een film en meerdere toneelbewerkingen volgden en het achterhuis werd een museum. Zestig jaar later wordt het stuk van Hackett en Goodrich nog altijd opgevoerd, maar is het volgens het Anne Frank Fonds aan vernieuwing toe. Kugelmann: „Het oude stuk begint en eindigt in het achterhuis. Het is nu belangrijk om meer context te scheppen. Er is een jonger publiek, dat minder kennis heeft van de geschiedenis. Ook was het oude stuk alleen gebaseerd op de door Otto gecensureerde versie van het dagboek. De schrijvers van het nieuwe stuk hadden toegang tot de complete originele teksten en het familiearchief.” Die nieuwe schrijvers heten Leon de Winter en Jessica Durlacher. Waarom heeft het fonds juist hen gevraagd? Kugelmann: „Ze zijn een Joods schrijversechtpaar, net als de oorspronkelijke auteurs. Ze hebben beiden een familiegeschiedenis van Sjoa-overlevenden, dus ze weten waar het over gaat. Maar bovenal vonden we het belangrijk dat de schrijvers het dagboek in de originele taal konden lezen.”

Gemeen, lastig, drammerig
De Winter en Durlacher twijfelden geen moment toen ze de opdracht uit Bazel ontvingen. De Winter vertelt in het café van het gloednieuwe theater: „Ik wilde al twintig jaar iets met het boek van Anne doen, maar wist nooit hoe. De uitnodiging is een enorme eer, maar tegelijkertijd een grote verantwoordelijkheid. Je moet er zorgvuldig mee omspringen.” „Het ligt heel dichtbij,” vult Durlacher haar echtgenoot aan. „Het voelde wel als een last om wéér af te dalen in dat verschrikkelijke verleden, zoals altijd als het over de oorlog gaat. Maar als er toch iemand het dagboek moest bewerken, wilden we dat zelf graag doen.” Met hun toneelstuk wilde het schrijverspaar de ‘iconisatie’ van Anne niet versterken, maar juist tegengaan. De Winter: „Ze is symbool geworden voor alle onderdrukte mensen, voor het lijden in het algemeen. Maar wij wilden dat ene meisje zichtbaar maken. Met haar gekte, haar onhebbelijkheden, met haar intelligentie en gevoeligheid. Een heel rijk, interessant kind, zoals je ze zelden ziet. Maar ze is zeker niet heilig, integendeel. Ze kon ook gemeen, lastig en drammerig zijn.” Behalve de iconisering die het Broadwaystuk uit 1955 tot gevolg heeft gehad, was een ander kritiekpunt destijds dat Annes verhaal ‘ontjoodst’ zou zijn. Er zou een universele boodschap van onderdrukking en hoop aan opgehangen worden. Hoe wordt daar in het nieuwe stuk mee omgegaan? De Winter: „Was het Joodser geweest als Anne de hele tijd brooches liep te zeggen? Daar gaat het niet om. Het Joodse aspect zit in het studeren, in het vertellen van verhalen. We zijn niet voor niets het volk van het boek.” Durlacher: „Een religieus aspect zou je er met de haren bij moeten slepen. Of je moet Annes persoonlijke zoektocht naar waarheid en goedheid religieus willen noemen. Er wordt in het boek één keer een Chanoekaliedje gezongen, meer niet. Edith bidt wel, en ook meneer Pfeffer, een van de andere onderduikers, laten we een keer bidden.” De Winter merkt ironisch op: „Is er toch nog iemand met een keppeltje.”

Honderd procent Joods
Hoewel de familie Frank grotendeels seculier was, noemt Kugelmann het stuk een ‘honderd procent Joods verhaal’. „De boodschap van het dagboek is weliswaar universeel, maar haar schrijven is ontzettend Joods. De Duits-Joodse schrijver Heinrich Heine schreef ‘ons draagbare vaderland is het boek’. Anne volgt die traditie.” De Winter: „Het grote wonder is dat dat meisje van vijftien iets heeft nagelaten dat de tijd heeft doorstaan en overal ter wereld begrepen wordt. Wij mogen als lezers met haar meelachen en meehuilen. Er is heel veel voorbij, maar het boek is gebleven. Als er iets Joods is, is dat het wel.” Het Anne Frank Fonds heeft het zich duidelijk ten doel gesteld om Anne haar Joodse karakter terug te geven. „Het beeld dat van haar is ontstaan staat te ver af van de echte Anne. Daarom wilden we met dit toneelstuk een echt Joods verhaal vertellen. De schrijvers en initiatiefnemers zijn Joods en ook producent Robin de Levita heeft een Joodse achtergrond. Zij hebben een benadering van het onderwerp zoals wij als Fonds dat graag zien,” aldus Kugelmann. „We vinden dat wanneer het op educatie aankomt, er maar één regel is: vertel het ware verhaal. In het Anne Frank Huis wordt er iets van gemaakt waar iedereen zich in kan vinden. Dat is niet eerlijk ten opzichte van de overlevenden van de Sjoa.”

Decennialang conflict
Het botert al tientallen jaren niet tussen de Anne Frank Stichting, beheerder van het Anne Frank Huis in Amsterdam, en het Anne Frank Fonds in Bazel. Beide organisaties werpen zich op als de hoeders van Annes erfenis en werkten, ondanks hun conflict over eigendomsrechten, tot voor kort samen. Begin 2014 moest de stichting (Amsterdam) de brieven en foto’s van Otto teruggeven die het fonds (Bazel) via de rechter had teruggeëist. Ondanks het slepende conflict is directeur Ronald Leopold van de Anne Frank Stichting verbaasd over de kritiek van het Fonds, dat het Amsterdamse museum een te universele boodschap zou uitdragen. „Het Anne Frank Huis vertelt de geschiedenis van het Joodse meisje Anne Frank. Het belicht haar geboorte in Frankfurt, de opkomst van Hitler en de NSDAP, de vlucht naar Amsterdam, de onderduikperiode, het verraad, de arrestatie en de tragische afloop,” zegt Leopold. „Naast het beheer en openstellen van het Anne Frank Huis en het uitdragen van de idealen van Anne, heeft de Anne Frank Stichting van Otto Frank een tweede, educatieve missie meegekregen. Het was zijn uitdrukkelijke moeite met de commerciële setting rondom het theaterstuk. Het wordt in de markt gezet als een gezellig avondje uit, met borrelboxen en hostesses. Dat past naar ons oordeel niet bij de geschiedenis van Anne Frank.” De schrijvers noemen het verwijt van commercialisering ‘onzin’. De Winter: „Ook in het Anne Frank Huis is een restaurant dat zich op de website aanbiedt als een gezellige plek met mooi uitzicht op de Prinsengracht. Niks op tegen. Ze hebben er goede appeltaart.” Durlacher: „Het is vreemd dat de heer Leopold zich in het openbaar op deze manier uitdrukt. Als iets goed verteld wordt en mensen geraakt worden, wil men daar nu eenmaal geld voor betalen. En ik hóóp dat we mensen raken. Net als mijn vader, Gerhard Durlacher, dat deed met zijn boeken over zijn jeugd in Auschwitz. Ja, daar heeft hij inderdaad geld mee verdiend. Mag hij?” De Winter stelt het nog scherper: „Het lijkt wel of de heer Leopold Anne exclusief voor zichzelf wil houden. Maar Anne is van iedereen die haar dagboek leest, ook van het fonds in Bazel. En het moet gezegd, het fonds verdient er niets aan, alles gaat naar educatie en liefdadigheid.” Leopold: „We zijn benieuwd hoe de inkomsten ten goede komen aan goede doelen. Voor het goede doel dat aan deze productie is verbonden, UNICEF, wordt een donatie bovenop de ticketprijs gevraagd.” De Winter: „Ik denk dat de heer Leopold zich verliest in het conflict tussen zijn stichting en het fonds in Bazel, dat door Otto werd opgericht omdat hij zich niet kon vinden in het beleid van de stichting. Otto vond het achterhuis een gevangenis, hij heeft er nooit een tempel van willen maken. Het fonds bouwt nu in Frankfurt een alternatief Anne Frank Museum. Dat is waarom de heer Leopold zich zo ongenuanceerd uitlaat.” wens dat de stichting, naast antisemitisme, andere vormen van racisme en discriminatie bestrijdt.” Ondertussen uitte Leopold in diverse Nederlandse en internationale media zijn bezorgdheid over het aankomende toneelstuk. Aan het NIW laat hij weten: „Wij hebben Op de achtergrond van het conflict over de vermeende toe-eigening van Anne speelt ook mee dat op 1 januari 2016 het copyright over haar dagboek zal vervallen. De teksten, waarop nu het fonds in Bazel het alleenrecht heeft, zijn dan voor iedereen vrij te gebruiken. Maar volgens David Barnouw, tot voor kort onderzoeker bij het NIOD, gespecialiseerd in Anne Frank, zal dit in de praktijk niet veel betekenen. „In principe kan iedereen nu al een toneelstuk over Anne Frank maken. Het gaat alleen om het gebruik van de originele teksten. Er kan een golf van bewerkingen komen, maar ik denk het eigenlijk niet.”

Eten als troost
Over de kritiek gericht op de presentatie van het stuk, met borrelarrangementen en diners, zegt Leon de Winter: „Mijn moeder vertelde elke dag over de oorlog. Het huilen mondde elke dag uit in veel eten. Toen we aan dit project begonnen zei ik meteen, ‘Jongens, zorg dat er een goed restaurant komt, want eten is troost.’ Dus als iemand zich stoort aan die arrangementen, ben ik de schuldige. We vertellen verschrikkelijke verhalen, maar na afloop vieren we het leven. Dat móét.” Met enthousiasme gaat hij verder: „In godsnaam een borrelarrangement. Bakje gehakte lever, wat gefilte fisj, paar glaasjes wodka erbij. Ja, graag!” Durlacher sust de boel: „Wij willen ons helemaal niet met dat conflict tussen het fonds en de stichting bemoeien. Wij willen, net als zij, Annes nalatenschap op een mooie, intense manier aan de mensen overbrengen. Dat is onze opdracht.”

Industrie
Zo denkt ook David Barnouw erover: „Als het een goed toneelstuk is, moeten we blij zijn met de commerciële aanprijzing. Of moet het ergens in Drenthe opgevoerd worden, zonder reclame? Mogen de mensen alleen tulpenbollen eten in de pauze? Dit is een van de vele uitingen van wat ik noem ‘de Anne Frank-industrie’. En daar is op zich niks mis mee. Net als de 1,2 miljoen mensen per jaar die het Anne Frank Huis bezoeken, en daar het verhaal van de Holocaust te horen krijgen.” Voor Ilan Roos van productiemaatschappij Imagine Nation is theater ‘een middel om een boodschap en een emotie over te brengen’. „Zowel het fonds als wij, de productiemaatschappij, willen een breed publiek bereiken. Dat doen we op een zo integer mogelijke manier. Het affiche, alle communicatie, is heel ingetogen.” Dat bereiken van zo veel mogelijk mensen moet ook internationaal gaan gebeuren. Roos: „We zijn al in gesprek met partijen in Engeland, Duitsland en Japan.” Is er ten slotte nog iets dat de makers de NIW-lezer willen meegeven? Leon de Winter, resoluut: „Kennelijk zijn er Joden die door de heer Leopold op het verkeerde been zijn gezet. Gelukkig zijn de Joden die ik tegenkom nieuwsgierig en enthousiast over het stuk. Als het goed gaat, zullen veel mensen die nooit stilgestaan hebben bij Anne nu aan haar denken, en daarmee al onze geliefden gedenken. En dat ze voor of na de opvoering nasjen en lekker drinken, vind ik perfect in mijn moeders Jiddisje traditie passen. En die vind ik in ethische zin belangrijker dan de calvinistische en hypocriete verwijten van de heer Leopold.” Durlacher: „Er is bij sommige Joden een vreemde, angstige aversie ten opzichte van Anne. Mijn vader hield het ook weg bij ons, omdat hij het een te ‘lief’ verhaal vond, te verhuld, en daardoor haast pervers in al zijn pijnlijkheid. Ik snap dat vanuit zijn perspectief, maar het is onterecht, dat zie ik nu beter dan ooit. Net als dat verongelijkte idee ‘waarom krijgt zij die aandacht wel, en al die anderen niet?’” De Winter: „Waarom Anne wel? Omdat ze een overdonderend groot talent had, daarom.”

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *