Wat bezielde de raadsleden van de gemeente Bloemendaal om een straatnaam die door de burgemeester was afgeblazen omdat die veel discussie opriep en mensen verdriet deed, toch weer op de agenda te plaatsen? Was het de christelijke lobby, of de invloed van ‘belangrijke inwoners’? En waarom werd over de straatnaamgeving een geheime stemming gehouden? Waarvoor was men bevreesd? Opinie Theo van Praag
In 2013 besloot de gemeente Bloemendaal in een nieuwe wijk een straat te vernoemen naar Gezina van der Molen. Zij was een verzetsvrouw, die mede Trouw oprichtte en Joodse kinderen hielp onder te duiken. Dat was schitterend. Maar bij de naam Gezina van der Molen gaan in de Joodse gemeenschap alarmbellen rinkelen: volgens Van der Molen waren Joodse kinderen beter af bij hun christelijke pleegouders dan terug te keren naar hun eigen ouders, als die de oorlog hadden overleefd. En als ze wees waren, was terugkeer naar overige familie helemaal taboe. Van der Molen weigerde hen aan hun ouders die uit de concentratiekampen waren teruggekeerd terug te geven. Om ieder kind werd gestreden. Dit gevecht had ernstige gevolgen voor deze kinderen én hun nakomelingen. Velen zijn getraumatiseerd tot de dag van vandaag.
De oorlogspleegkinderen-affaire waarin Van der Molen een hoofdrol speelde was bij de gemeente Bloemendaal niet bekend. Evenmin bij de straatnaamcommissie die met deze naam was gekomen en waarin (toevallig?) geen Joden zaten. Direct na aankondiging van deze straatnaam in februari 2013 tekenden JONAG (Joodse Naoorlogse Generatie) en JOK(Joodse Oorlogskinderen) protest aan. Later sloot het CJO (Centraal Joods Overleg) zich hierbij aan. Veel publiciteit volgde. Na het NIW namen landelijke dagbladen het over.
Daarna ging het hard tegen hard. In een openbare vergadering waarvoor JONAG en JOK werden uitgenodigd, sprak een van de juristen de onvergetelijke woorden: ‘Maar Joodse mensen hoeven niet in de Gezina van der Molenlaan te gaan wonen.’ Nu de huizen bijna worden opgeleverd, kunnen we daar met de toekomstige bewoners nog een aardige babbel over houden.
Toen de Vrije Universiteit in 1980 bij haar 100-jarige bestaan een leerstoel in naam van Van der Molen wilde instellen, werd dit dankzij publicaties van Elma Verhey over Van der Molen afgeblazen. Elma Verhey is in Nederland de meest deskundige op dit gebied. Ze publiceerde onder meer Om het joodse kind, dat geheel gaat over het gevecht waar ouders of nabestaanden van deze kinderen na de oorlog in terechtkwamen en waarin Van der Molen een tragische en zeer verkeerde rol speelde. Maar de VU is niet de gemeenteraad van Bloemendaal. Toen Elma Verhey informatie over de dubieuze rol van Van der Molen naar de gemeente Bloemendaal stuurde, werd deze informatie niet doorgestuurd aan de raadsleden. Zelfs het emotionele verslag van een nakomeling van een oorlogswees werd tijdens een vergadering onbewogen aangehoord. Gelukkig begreep burgemeester Nederveen wél dat een straatnaam nooit omstreden en evenmin kwetsend mag zijn. Hij schrapte na het pleidooi van JONAG, JOK en CJO daarom die naam. Later is hij om andere redenen opgestapt. Voorstanders van de naam zagen hun kans schoon en drukten de naamgeving erdoor. De nieuwe burgemeester, mevrouw Emmens-Knol, eerder burgemeester van nota bene Westerbork, ziet ondanks alle geuite bezwaren geen reden deze foute motie naast zich neer te leggen, hoewel dit juridisch eenvoudig kan. Wel publiceerde Emmens-Knol zojuist een vernietigend rapport over de bestuurscultuur van de gemeente Bloemendaal waarin letterlijk wordt gemeld ‘dat de burgemeester wordt vermalen in het machtsspel van de raad’.
Hoe kan het dat zeventig jaar na de oorlog opnieuw met Joodse gevoelens wordt gesold en geleurd? Wil Bloemendaal mensen opzettelijk verdriet doen? Hoe denken deze raadsleden over hun Joodse medeburgers? Moeten we de nieuwe bewoners motiveren en steunen een andere, neutrale straatnaam te kiezen? Kunnen Joden nog onbekommerd de paden op de lanen in in Bloemendaal?