
Mariano Idelman als Netanyahu en Netanyahu als zichzelf in Eretz Nehederet
Joden in Israël lachen graag om grappen die verband houden met etnische tegenstellingen in hun land. Ouderwetse Jiddisje humor zorgt voor weinig lachsalvo’s in Tel Aviv. Dat verschil met Joods Amsterdam en New York toont zich in de Israëlische cinema en televisie.
Door: Lisa Goudsmit
Verrassing: niet alle Israëli’s kunnen lachen om de films van Woody Allen. Zijn verbeelding van een ‘jiddisje memme’ in bijvoorbeeld Oedipus Wrecks (1989) laat wel veel Joden in de westerse wereld lachen. De film gaat over Sheldon Mills en zijn moeder: een kritisch, overbezorgd en bemoeizuchtig mens dat genante verhalen over Sheldons jeugd – denk aan naakt rondrennen – vertelt aan zijn collega’s. Waarschijnlijk vinden veel Joden in de diaspora dit humoristisch omdat deze moederfiguur herkenbaar is. Maar waarom zouden Joden in Israël hier niet allemaal om lachen’? Ook zij hebben toch Joodse moeders? Arie Sover is docent communicatiewetenschappen aan het Academic College in Ashkelon, hoofd van The Israeli Humor Society én hoofdredacteur van The Israeli Journal of International Humor Research. „Joodse humor bestaat veel langer dan Israëlische humor,” zegt Sover. „Het is ook veel gecompliceerder en intelligenter, omdat Joden in de diaspora voorzichtig moesten zijn als het ging om humor. Grappen over onderdrukkers en niet-Joden moesten subtiel zijn, zodat alleen zijzelf het begrepen.” Volgens Sover, die ooit zelf komiek en tekstschrijver voor comedyseries was, veranderde dit toen Joden naar Israël kwamen en opeens de meerderheid werden. „Humor werd harder, agressiever en bijvoorbeeld meer gericht op seks, omdat grappen niet meer stiekem hoefde. Daarnaast speelt mee dat het leven van Israëli’s al ingewikkeld en moeilijk genoeg is. Als de raketten om je oren vliegen moet de humor makkelijk te begrijpen zijn.”
Botsingen
Ook Liat Steir-Livny ziet grote verschillen tussen Joodse en Israëlische humor. Zij is expert op het gebied van Israëlische film en media en verbonden aan de Open University en Sapir Academic College. Zowel in de diaspora als in Israël spelen zelfspot en ‘zwarte’ humor een belangrijke rol. Een belangrijk verschil is volgens haar dat Europese en Amerikaanse Joodse humor uitgaat van een homogeen idee van ‘Joden’ en ‘Joodsheid’. Ze behandelen daardoor universele Joodse stereotypes als de ‘jiddisje memme’, zoals bijvoorbeeld die van Woody Allen in Oedipus Wrecks. „Israëlische humor is daarentegen gebaseerd op het feit dat Joodse Israëli’s verschillen van Joden uit de rest van de wereld,” zegt Steir-Livny. Israëlische humor toont de verschillen en botsingen tussen etnische, politieke, nationale en religieuze groeperingen in Israël. „Zo is er in de Israëlische humor geen Joodse moeder maar een sefardische moeder, die wordt gepresenteerd met specifieke kenmerken die sterk verschillen van die van een asjkenazische moeder.” Een stereotiepe sefardische moeder is bijvoorbeeld luidruchtig en ongeorganiseerd, een asjkenazische moeder juist neurotisch en pünktlich. Volgens Steir-Livny is het onderzoeken van ‘typisch Israëlische’ humor lastig vanwege deze veelvormige achtergrond. Toch zijn er bepaalde thema’s in populaire komische films en televisieseries uit Israël die tonen wat het algemene ‘gevoel voor humor’ van Joodse Israëli’s is.
Spot en zelfspot
De eerste humor op de Israëlische televisie (die van start ging in 1966) bracht het komische trio Hagasjasj hachiver (‘de bleke verkenner’, 1963-2000). Hoe populair ze waren blijkt uit de uitdrukkingen die zij bedachten en die tot vandaag in de Hebreeuwse taal zijn opgenomen, vergelijkbaar met hoe Van Kooten & De Bie dat deden in Nederland. Een bekende uitspraak van dit trio was: ‘Ma ata osee be maspera?’ Letterlijk vertaald: ‘Wat doe je bij de kapsalon?’. Feitelijk betekent het: ‘Wat doe je hier?’ Zeer populair zijn televisieprogramma’s waarin politici en beroemdheden worden gepersifleerd. In de jaren 70 bestond Nikoej rosj (‘Legen van het hoofd’), een satirische televisieshow die politici en prominenten als Yitschak Rabin en Menachem Begin imiteerde. Vergelijkbaar was Siba lemesiba (‘Reden tot feest’) in de jaren 80 en een decennium later de satirische poppenshow Chartzoefiem (een combinatie van partzifoem, ‘gezichten’, en chatzoefiem, ‘brutalen’). Torenhoge kijkcijfers heeft ook Erets nehederet (‘Geweldig land’). Dit satirische programma brengt sinds 2003 imitaties van politici en prominenten. Maar ook sketches waarin stereotypes en situaties uit de Israëlische maatschappij – luidruchtige families, oppervlakkige tienermeisjes, en ongemanierd winkelpersoneel – in beeld komen. Spot en zelfspot lijken de belangrijkste onderdelen van Israëlische humor – de cynische titel van dit programma, dat wekelijks miljoenen kijkers heeft, zegt genoeg. Erets nehederet werd door de Israëlische Televisie Academie in 2004 en 2006 uitgeroepen tot beste entertainmentprogramma. Bekende acteurs en komieken doen wekelijks mee aan het programma, waaronder de populaire Eli Finish en Mariano Idelman. Ook politici als Benjamin Netanyahu werken soms mee, wellicht ook in de hoop mee te liften op het succes. In programma’s als Erets nehederet en Chartzoefiem wordt het Palestijns-Israëlische conflict regelmatig verbeeld, door ook leiders als Yasser Arafat te persifleren. „Overdrijving creëert een komisch effect,” zegt Steir-Livny. „Daardoor worden de dreigende personages belachelijk gemaakt en hun inherente gevaar geminimaliseerd.”