Met het overlijden van Lou Reed verliest de popmuziek een van haar meest compromisloze muzikanten.
Over de doden niets dan goeds, maar Lou Reed was een onuitstaanbare, recalcitrante man. Dat was hij voor journalisten, die eind jaren 60 de betekenis van zijn band The Velvet Underground niet op waarde wisten te schatten. Maar ook devote fans kwamen regelmatig van een koude kermis thuis, als de wispelturige artiest er op het podium weer eens een potje van had gemaakt of een onbeluisterbaar album uitbracht. Toch werd het heengaan van Lou Reed, afgelopen zondag op 71-jarige leeftijd, breed uitgemeten in de mainstream media. En terecht. Niet omdat hij begin jaren 70 kortstondig het grote publiek bereikte met twee zeldzaam toegankelijke liedjes, maar vanwege zijn voortrekkersrol in de popmuziek. Verdient Lou Reed een in memoriam in het NIW? Natuurlijk, Lou Reed was Joods. Maar zijn afkomst speelde geen evidente rol in zijn muziek. Sterker, Reed was een onverholen harddrugsverslaafde en propageerde het gebruik van heroïne in enkele van zijn bekendste nummers (‘I’m Waiting For The Man’, ‘Heroin’). Hij was biseksueel, bezong het sadomasochisme (‘Venus In Furs’) en had een verhouding met een transseksueel. Dat sprak, in combinatie met zijn ongepolijste zangstem en striemende gitaarmuziek, niet bepaald het Simon & Garfunkel-publiek aan. Reed nam nooit Adon Olam op, speelde geen jesjieveboocher in een film, flirtte nooit met het chassidisme en doorspekte zijn teksten niet met bijbelse referenties. Toch was hij evengoed een Joodse artiest als Neil Diamond, Barbra Streisand, Bob Dylan en Leonard Cohen. Lewis Allan Reed werd in 1942 geboren in het Beth El-ziekenhuis in Brooklyn, maar groeide op in Freeport, Long Island, in een doorsnee middenklassengezinnetje. Mama Reed was een echte Jiddische memme, die voor haar zoon een toekomst zag als dokter of advocaat of desnoods als accountant, zoals vader Sidney. Het pakte anders uit. De jonge Lou zette zich af tegen het burgerlijke Joodse milieu en was bij tijd en wijle volstrekt onhandelbaar. Als klap op de vuurpijl had hij biseksuele gevoelens en stak die niet onder stoelen of banken. Psychiaters werden ingeschakeld om de recalcitrante Lou te genezen en op 14-jarige leeftijd onderging hij driemaal per week elektroshocktherapie. Een traumatische ervaring, die hij later zou bezingen in het nummer ‘Kill Your Sons’.
Donkere zelfkant
Toen Lou Reed ooit gevraagd werd of hij Joods was, antwoordde hij: ‘Natuurlijk, geldt dat niet voor alle groten?’ Misschien doelde Reed daarmee op de broeierige muziekscene van East Village, waar hij geloofsgenoten ontmoette als Joey Ramone, Jonathan Richman, Richard Hell en Blondie-gitarist Chris Stein. Na een kortstondig bestaan als songwriter vormde Reed de Velvet Underground met de klassiek geschoolde violist John Cale. De avant-gardistische groep ging dwars tegen de tijdgeest in. Terwijl iedereen love & happiness predikte en bloemen in het haar stak, belichaamde de muziek van de Velvet Underground de donkere zelfkant van de New Yorkse uitgaanswereld. De band werd geadopteerd door popartkunstenaar Andy Warhol, die het Duitse model Nico aan de band toevoegde. De rauwe muziek flopte jammerlijk, maar wordt in retrospect gezien als een van de invloedrijkste uit de geschiedenis van de popmuziek. Solo bereikte Lou Reed wel commercieel succes. Het door David Bowie geproduceerde album Transformer uit 1972 bevatte zelfs twee hits. Ogenschijnlijk tedere liedjes, maar de lieflijke melodieën zetten het grote publiek op het verkeerde been. ‘Walk On The Wild Side’ gaat over prostitutie, travestie en orale seks en ‘Perfect Day’ druipt van het sarcasme. Na het minder toegankelijke, maar wonderschone Berlin volgde Metal Machine Music, een ingeblikte bak herrie van jewelste. Veel middelmatige platen zouden volgen, maar in 1989 maakte Reed nog één klassieker, het rockalbum New York. Op die plaat profileert Reed zich als strijder tegen antisemitisme. In ‘Good Evening Mr. Waldheim’ moet niet alleen de Oostenrijkse nazipresident het ontgelden, maar ook dominee Jesse Jackson, die zich kort daarvoor negatief had uitgelaten over het Joodse karakter van Reeds geliefde stad. Lou Reed weigerde tot het laatst toe zich te uiten over zijn identiteit, maar zijn relatie met het jodendom werd minder getormenteerd. Hij nam deel aan seideravonden in het Museum of Jewish Heritage en negeerde oproepen om Israël te boycotten. In 2008 trad hij er voor het laatst op. Als dank werd een vorig jaar in de Negev-woestijn ontdekte spin naar hem vernoemd. De Loureedia Annulipes is – hoe toepasselijk – een zwarte, glanzende spin, die leeft onder de grond.