Dit artikel verscheen eerder in NIW 30 5780/2020
Vogelvlucht
In zeven afleveringen beschouwt het NIW de weg die Israël aflegde in zeven woelige decennia, van de pioniersstaat in de jaren vijftig tot de wereldmacht van nu. De serie werd mogelijk gemaakt door Maror
Het is 1 januari 1950. Veel Joden kunnen het nog steeds nauwelijks geloven: Israël is een onafhankelijke, vrije en democratische staat. En nadat met de verovering van de Negevwoestijn en het planten van de blauw-witte vlag in Umm Rashrash (waar niet veel later de stad Eilat zal worden gebouwd) aan de Rode Zee de oorlog met de Arabieren winnend is afgesloten, ook steeds meer een veilige staat. Daar moet het jonge Israël nog wel wat voor doen, de wapenstilstand met Egypte en Jordanië is broos en de Syriërs willen er al helemaal niet van weten.
De eerste belangrijke beslissing in dit eerste decennium van de eerste vrije Joodse staat in 1800 jaar is de keuze van de hoofdstad. Op 23 januari 1950 roept de Knesset Jeruzalem daartoe uit. Dat is problematisch, de VN willen dat de stad onder internationaal toezicht komt en de Oude Stad is volledig in handen van het Arabische Legioen, het leger van Jordanië. Dat Legioen heeft in 1948 samen met Palestijnse milities de Joodse wijk van de Oude Stad tot op de laatste man, vrouw en kind etnisch gezuiverd en vervolgens met de grond gelijkgemaakt. De Israëli’s wachten af, in de wetenschap dat zij vroeg of laat de stad kunnen herenigen en in ongedeelde vorm tot hun hoofdstad maken. Zij zullen nog zeventien jaar moeten wachten.
In de maanden na deze beslissing sluit Israël een wapenstilstand met Egypte en vrede met Jordanië. Dat laatste land annexeert de gehele Westelijke Jordaanoever. De internationale gemeenschap geeft geen krimp als koning Abdullah de hoop op een onafhankelijke Palestijns-Arabische staat, zoals verwoord in VN-resolutie 181, om zeep helpt. Aanvallen op militaire en burgerdoelen door Palestijnse fedajien (‘zij die zichzelf opofferen’) zijn aan de orde van de dag, net als schietpartijen aan de bestandslijnen tussen IDF-soldaten en Egyptische, Jordaanse en Syrische troepen.

Ook in 1950 wordt bij wet de doodstraf ingevoerd tegen de ontwerpers en uitvoerders van de Shoa. Een decennium later zal deze uitgevoerd worden tegen een van de grootste oorlogsmisdadigers uit de geschiedenis. Maar de belangrijkste wet van dat jaar vol belangrijke wetten is die op de terugkeer. “Elke Jood heeft het recht als olee naar dit land te komen,” luidt de belangrijkste passage. De wet laat in het midden wie Joods is. Dit wordt later geregeld, waarbij net als bij de Neurenberger rassenwetten niet het halachische criterium wordt gehanteerd, maar dat van de Joodse afkomst: één grootouder is genoeg. De Wet op de terugkeer creëert geen nieuw recht voor Joden alia te maken naar Israël, legt premier David Ben Goerion uit, maar bevestigt een recht dat ouder is dan de staat Israël: “De bron [van dit recht] ligt in de historische, nooit verbroken band tussen het Joodse volk en zijn thuisland.”
De theorie is mooi, de praktijk blijkt minder sprookjesachtig. Naast de enorme stroom Europese Joden die het oude continent de rug toekeren na de verschrikkingen van de Holocaust, ontvluchten steeds meer mizrachiem het altijd al sluimerende maar nu geëxplodeerde antisemitisme in de islamitische wereld. Als reactie op pogroms en vervolging door Arabische regeringen organiseert de Joodse staat grote evacuatieacties: de operatie ‘Op adelaarsvleugels’ (bijgenaamd ‘Vliegend tapijt’) van juni 1949 tot september 1950 voor Jemenitische en de operatie ‘Ezra en Nehemia’ in 1951 en 1952 voor Iraakse Joden. Alleen al deze twee operaties brengen een geschatte 175 duizend Joden naar Israël. De opvangkampen puilen uit, de jonge staat kan onmogelijk in dit tempo huizen bouwen.
‘Wij verwennen de vluchtelingen. Mensen kunnen jaren in tenten leven’
De regering hoopt de crisis op te lossen door de bouw van maäbarot: vluchtelingenkampen met één tent per gezin. De tenten werden later vervangen door houten of tinnen huisjes. Bewoners vinden steun van politici in hun klachten over de erbarmelijke omstandigheden in de kampen, maar Ben Goerion is onverbiddelijk: “Wij verwennen de vluchtelingen. Mensen kunnen jaren in tenten leven. Wie daar niet in wil wonen, hoeft niet te komen.” Inderdaad, sommige families leven jaren in tenten, aan het einde van 1951 huizen de maäbarot een kwart miljoen vluchtelingen. In het midden van de jaren vijftig worden zij geleidelijk leger, waarbij mizrahiem zich erover beklagen dat Europese Joden voorrang krijgen bij de verdeling van echte huizen. Pas in 1963 wordt de laatste maäbara gesloten.
De enorme groei van de bevolking na de onafhankelijkheid – in de jaren vijftig stijgt het aantal Israëlische staatsburgers van 1,4 miljoen naar 2,2 miljoen – is een economische nachtmerrie voor de opeenvolgende regeringen van David Ben Goerion. Er wordt niet genoeg voedsel verbouwd, bodemschatten zijn er nauwelijks en dus ook geen buitenlandse valuta. De waarde van de import is driemaal zo hoog als die van geëxporteerde goederen. Als in 1951 internationale banken de geldkraan dichtdraaien, ziet de regering in Jeruzalem geen andere uitweg dan rantsoenering.
De jaren vijftig worden het decennium van tsena, soberheid. Oudere Israëli’s spreken soms met nostalgie over de lange rijen en rantsoenenboekjes, maar de realiteit is vaak bittere armoede.
1600 calorieën, daar moeten de Israëli’s het mee doen. De man achter de rantsoenering is niet toevallig Dov Yosef: hij had al tijdens het beleg van Jeruzalem in de Onafhankelijkheidsoorlog laten zien de dagelijkse dosis brood, groente of vlees te kunnen halveren. Om die daarna weer te halveren. En nogmaals, ad infinitum. Praktisch al het voedsel gaat op de bon onder Yosefs leiding, evenals kleding en meubels. Het zijn de ideale omstandigheden voor het ontstaan van een levendige zwarte markt. Uiteindelijk wordt de Israëlische economie uit het slop getrokken met hulp uit een zeer onverwachte en omstreden hoek. Daarover straks meer Ondanks de economische schraalheid bloeit de Joodse Staat. Er zijn talloze voorbeelden van ‘de eerste…’ te zien.

In 1950 vindt de eerste Miss Israëlverkiezing plaats. Het is de opvolger van de Koningin Esther Schoonheidswedstrijd die al sinds 1920 in Tel Aviv wordt georganiseerd. De winnares in 1950 is de 21-jarige Miriam Yaron. Haar opvolgsters laten zien dat looks en brains prima kunnen samengaan: ‘miss’ Michal Ha’rel wordt voorzitster van de WIZO en Miriam Hadar, winnares in 1958, Knessetverslaggever van Haaretz.

Een andere ‘eerste’ is de Maccabiade van 1950, voor het eerst georganiseerd in een onafhankelijke Joodse staat. Amerikanen domineren de spelen, maar de opvallendste goudenmedaillewinnaar is de voor Groot-Brittannië uitkomende Ben Helfgott, die als geboren Pool Buchenwald en Theresienstadt overleefde. In 1952 neemt voor het eerst een Israëlische ploeg deel aan de Olympische Spelen in Helsinki. De 26-koppige delegatie komt niet eens in de buurt van een medaille, daarop moet de Joodse staat veertig jaar wachten tot de Spelen in Barcelona (het eerste goud komt twaalf jaar daarna, in Athene).
Ondanks de soberheid van de vroege jaren vijftig worden op economisch gebied belangrijke stappen gezet. In 1951 opent de beurs van Tel Aviv zijn deuren voor investeerders en speculanten, en datzelfde jaar wordt Egged opgericht. De busmaatschappij is tot op de dag van vandaag de grootste in Israël en opereert inmiddels ook in het buitenland, zelfs in ons land. Steden schieten overal in Israël uit de grond. Ten westen van Jeruzalem wordt Beet Sjemesj gesticht – of eigenlijk hersticht, want de geschiedenis van de stad gaat terug tot in Kanaänitische tijden. Anno 2020 telt Beet Sjemesj zo’n 120 duizend inwoners.

Tussen de Golanhoogten en de Libanese grens verrijst Kirjat Sjmona, de ‘stad van de acht’, genoemd naar de in 1920 gesneuvelde verdedigers van de nabijgelegen kibboets Tel Hai, onder wie de legendarische Joseph Trumpeldor. Van het uiterste noorden naar het zuidelijkste puntje van Israël: aan de Golf van Akaba verrijst Eilat. De laatste plek die de IDF in 1949 innam, was een verlaten Britse politiepost met een Arabisch gehucht eromheen: Umm Rashrash. Nu is het een mondaine badplaats met internationale allure en meer dan 50 duizend inwoners.

Even ten westen van Jeruzalem worden in 1951 de eerste bomen van Jaär Hakedosjiem, het Bos der Martelaren, geplant. Het zullen er uiteindelijk zes miljoen worden, één voor elke tijdens de Shoa vermoorde Jood. Twee jaar later wordt een nog ambitieuzer en indrukwekkender monument voor de slachtoffers van de Holocaust in het leven geroepen: Yad Vashhem. Het zal nog jaren duren voordat dit lijkt op de indrukwekkende gedenkplaats die wij tegenwoordig kennen. Als locatie wordt bewust een van de weinige plekken rond Jeruzalem gekozen zonder belangrijke – en dus afleidende – historische waarde.
Niet alle ‘immigranten’ die in deze jaren naar Israël komen, worden in maäbarot ondergebracht. De 1909 in New York overleden componist van het volkslied, Naftali Herz Imber, wordt conform zijn laatste wens in Jeruzalem begraven. Hetzelfde geldt voor oorlogsheldin Hannah Szenes, die in 1944 achter de Duitse linies werd gedropt om verzet tegen de nazi’s te organiseren en de genocide op de Hongaarse Joden te verstoren. Szenes, gearresteerd, gemarteld en geëxecuteerd in Hongarije, wordt bijgezet op de nationale begraafplaats op de Herzlberg.

Israël verliest in korte tijd twee grote helden van de onafhankelijkheidsstrijd. Op 20 augustus 1952 sterft Yitzhak Sadeh, commandant van de Palmach, de elitetroepen van de Hagana, en een van de oprichters van de IDF. Op 9 november van datzelfde jaar overlijdt Chaim Weizmann, president van Israël en met Theodor Herzl en David Ben Goerion een van de drie belangrijkste zionisten. Weizmann was niet alleen de eerste president van de Joodse staat, na Herzls dood was hij decennialang het boegbeeld van het internationale zionisme. In 1947 speelde de gevierde wetenschapper een cruciale rol in de aanloop naar Israëls onafhankelijkheid door de twijfelende Amerikaanse president Harry Truman er persoonlijk van te overtuigen in te stemmen met het VN-verdelingsplan voor Palestina en daarmee met de stichting van de Joodse staat. Weizmann ligt begraven op de campus van het naar hem genoemde wetenschappelijke topinstituut in Rehobot, op een steenworp van Sadehs graf in de kibboets Givat Brenner.

In 1953 wordt de eerste Israëlprijs uitgereikt voor uitmuntende prestaties in het vakgebied van de ontvanger of belangrijke bijdragen aan de Israëlische cultuur. Onder de winnaars door de jaren heen zijn talloze grootheden als Amos Oz, Golda Meïr en Zubin Mehta, maar ook instellingen als het Israëlisch Filharmonisch Orkest en het Joods Nationaal Fonds.
In 1954 koopt archeoloog, militair en politicus Yigael Yadin vier Dode Zeerollen in New York voor 250 duizend dollar (nu meer dan 2 miljoen euro). Yadin brengt de rollen naar Jeruzalem waar zij in het Israël Museum te bewonderen zijn.

Blijkbaar is er in het midden van de jaren vijftig weer geld beschikbaar in Israël. De economie wordt gered met hulp uit onverwachte hoek. Hoewel? Al in 1951 legt de Israëlische regering een schadeclaim neer bij de Bondsrepubliek Duitsland van 6,2 miljard Duitse marken. De basis van dit bedrag vormen de kosten van immigratie van een half miljoen Europese Joden naar Israël en door de nazi’s geroofd Joods bezit. Bondskanselier Konrad Adenauer is bereid te betalen voor de ‘onvoorstelbare misdaden die zijn gepleegd uit naam van het Duitse volk’. Uiteindelijk komen de regeringen in Jeruzalem en Bonn uit op een bedrag van 3 miljard mark, uit te betalen over een periode van veertien jaar.
Israël legt een schadeclaim neer bij Duitsland van 6,2 miljard mark
Het verzet van Israëli’s tegen deze overeenkomst is sterker dan dat van de Duitse betalers. De rechtse oppositieleider Menachem Begin, die in 1948 bloedvergieten tussen verschillende Joodse facties had voorkomen, dreigt met een burgeroorlog. Ook de hard linkse Mapam-partij – niet te verwarren met Ben Goerions sociaal-democratische Mapai – is fel tegen. Maar ondanks massale protesten en rellen buiten de Knesset, stemmen de parlementariërs in en in september 1952 wordt de overeenkomst getekend. Het pragmatisme van David Ben Goerion wint het van de principiële afwijzing van zijn tegenstanders. “Ik wil niet achter een Duitser aanrennen om hem in zijn gezicht te spugen. Ik wil hier zitten en bouwen,” zegt de premier.

De effecten van de herstelbetalingen zijn vrijwel onmiddellijk voelbaar. Ben Goerion investeert vrijwel al het geld in een versnelde industrialisering en in infrastructuur: het elektriciteitsnetwerk, het spoorwegennet. Dit blijkt de motor van de Israëlische economie; het is geen toeval dat in relatief korte tijd de maäbarot leegstromen en de rantsoenering wordt afgebouwd. Er is opeens geld voor andere projecten.
In 1956 wordt de Universiteit van Tel Aviv gesticht, tegenwoordig met meer dan 30 duizend studenten de grootste van Israël. Asjdod, nu de zesde stad van het land, wordt gesticht, net als een hele groep steden in het zuiden van het land: Ofakim, Netivot en Dimona in de Negev. In die laatste plaats wordt vanaf 1958 gebouwd aan het Negev Nucleair Onderzoekscentrum – Israëls eerste kerncentrale.

Dit gebeurt met Franse hulp, toegezegd in het Protocol van Sèvres. In deze geheime afspraak belooft Israël samen met Frankrijk en Groot-Brittannië Egypte in de Sinaï aan te vallen. De twee tanende grootmachten willen afrekenen met president Gamal Abdel Nasser, omdat deze het Suezkanaal heeft genationaliseerd. De Fransen en Britten zien hun olietoevoer en transport naar en vooral vanuit Azië in gevaar komen. Israël sluit zich aan bij deze coalitie uit angst voor Egypte, dat zich met Russisch materiaal steeds sterker bewapent. De Joodse staat is bereid voor het oog van de internationale gemeenschap de rol van boeman op zich te nemen door de Gazastrook en de Sinaïwoestijn binnen te vallen, waarna de Britten en Fransen ‘de rust zullen herstellen’ en de kanaalzone onder controle brengen.

Operatie Kadesh (genoemd naar een Bijbelse plaats in het noordoosten van de woestijn) is een verbluffend succes. Israëlische parachutisten landen bij de strategisch gelegen Mitla-pas en houden stand tegen een Egyptische overmacht tot de tanks van de IDF hen bereiken. Onder leiding van de latere premier Ariel Sharon stoten de Israëli’s door tot aan het kanaal. De Gazastrook wordt zonder noemenswaardige verliezen onder de voet gelopen, een belangrijke slag tegen de fedajien die Gaza als uitvalsbasis gebruiken voor aanvallen op Israëlische burgers. In het zuiden wordt na een bliksemactie Sharm el-Sheikh veroverd. IDF-soldaten baden in de Rode Zee. Op een strook net ten oosten van het Suezkanaal na is de hele Sinaï in Israëlische handen.
Dan stort het plan ineen. De Amerikanen weigeren mee te doen en vormen in de Verenigde Naties een verbond met de Sovjet-Unie. De Britten en Fransen beseffen dat hun rol op het wereldtoneel gereduceerd is en druipen af. Israël houdt voet bij stuk. Pas als de VN de veiligheid van de Joodse staat garanderen en beloven de Straat van Tiran open te houden, trekt de IDF zich terug uit Egyptisch grondgebied. De gevolgen van de Suezcrisis, in Israël de Sinaïoorlog genoemd, zijn enorm. Ondanks de militaire nederlaag tegen de Israëli’s stijgt Nassers populariteit in eigen land en de Arabische wereld naar ongekende hoogten. Tegelijkertijd kan de Egyptische president de vernedering van zijn trotse leger niet onbestraft laten. En de nieuw verworven Israëlische militaire dominantie in de regio wil hij al helemaal niet accepteren. De kiem voor de volgende ronde in het Arabisch-Israëlische conflict is gelegd en zal slechts tien jaar op zich laten wachten.
In de schaduw van de Sinaïoorlog schieten Israëlische grenssoldaten 49 inwoners van het Arabisch-Israëlische dorp Kafr Qassem dood, die zich niet aan de verscherpte avondklok houden. Dan gebeurt er iets geheel nieuws in de geschiedenis van het Midden-Oosten. Een onafhankelijke rechtbank legt de daders van het bloedbad lange gevangenisstraffen op. Waar Arabische opstandelingen en militairen worden bejubeld na het doden van Israëlische burgers, oordeelt de rechter in de Joodse staat dat soldaten hun eigen verantwoordelijkheid en geweten moeten volgen. Doen zij dat niet, draaien zij de gevangenis in.
De laatste jaren van het decennium staan vooral in het teken van economische groei en culturele ontwikkeling. Er is zelfs ruimte voor de belangrijkste bijzaak in het leven: vlak voor de Suezcrisis wordt de Liga Leumit opgericht, de hoogste divisie in het Israëlische voetbal totdat deze aan het einde van de eeuw wordt vervangen door de Premier League. In Tel Aviv opent de Heichal Hatarbut, de grootste concertzaal van het land, zijn deuren. En in het noorden van het land wordt de drooglegging van het door malaria geteisterde moerasgebied in de Hulavallei voltooid. In 1959 wordt Jom Hashoa, de dag dat Israël de slachtoffers van de Holocaust herdenkt, wettelijk vastgelegd op 27 nisan.
Niet alles is koek en ei in de laatste maanden van de jaren vijftig. Als politiemannen in Wadi Salib, een voornamelijk door Marokkaanse immigranten bevolkte buitenwijk van Haifa, een dronken bewoner neerschieten, komen mizrachi-Joden in opstand tegen de al jaren voortdurende discriminatie van hun gemeenschap. De onrust breidt zich uit naar Tiberias en Beër Sjeva. Ben Goerion biedt zijn ontslag aan, niet vanwege de rellen, maar omdat de Knesset hem niet toestaat wapens aan Duitsland te verkopen.
Na verkiezingen in november kan de premier verder met een vrijwel ongewijzigde coalitie. Deze wordt op 17 december ingezworen. Het is een passend einde van het politieke decennium: het is Israëls negende regering in tien jaar tijd, waarvan zeven werden geleid door David Ben Goerion, de dominante persoonlijkheid van de Joodse staat.
Leven en dood in de jaren vijftig
Gestorven:
Yitzhak Sadeh (1890-1952) – commandant van de Palmach en een van de oprichters van de IDF
Chaim Weizmann (1874-1952) – zionistisch leider en eerste president van Israël
Rezsö ‘Rudolf Israel’ Kastner (1906-1957) – advocaat en journalist die mogelijk duizenden Joden hielp de Shoa te overleven door met Adolf Eichmann te onderhandelen. In Tel Aviv vermoord door ex-Lehi-leden die Kastner van collaboratie beschuldigden
Eliyahu Berligne (1866-1959) – een van de stichters van Tel Aviv en ondertekenaar van de Onafhankelijkheidsverklaring
Geboren:
David Grossman (25 januari 1954) – schrijver, winnaar van de Bookerprijs en de Israëlprijs
Ilan Ramon (20 juni 1954) – Israëls eerste en tot nu toe enige astronaut. Kwam in 2003 om het leven bij het ongeluk met de spaceshuttle Columbia
Avram Grant (6 mei 1955) – trainer van het Israëlische en Ghanese voetbalelftal, verschillende Israëlische clubs en Chelsea FC, waarmee hij deelname aan de Champions League behaalde
Rina Mor (16 februari 1956) – Israëls eerste Miss Universe (1976)
Ofra Haza (19 november 1957) – zangeres van Jemenitische afkomst. Israëls internationaal bekendste popartiest van de twintigste eeuw stierf in 2000 aan de gevolgen van aids
Benny Gantz (9 juni 1959) – oud-stafchef van de IDF, nu vicepremier in de regering van Benjamin Netanyahu en zijn beoogd opvolger per 17 november 2021
Heeft u dit artikel met plezier gelezen? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.