Yaara Littman neemt geen blad voor de mond: “Hoe ik me voel? Ik voel me shit.” Vooral dat laatste woord komt uit haar tenen. U las een interview met Yaara in NIW 42, in de reportage over haar kibboets Baram. De gemeenschap ligt aan de grens met Libanon en voert een opendeurbeleid voor vrijwilligers uit de hele wereld. De tijd leek in de prachtige omgeving te hebben stilgestaan, er heerste een hippieachtig sfeertje en de vrijwilligers die we spraken, vertelden over het vredige, sociale leven te midden van de heuvels van Galilea. De appels in de boomgaard waren bijna rijp voor de pluk.
Hoe anders is het nu. Sinds maandag is Baram volledig overgenomen door het leger. Zondag nog hoopte Littman te kunnen blijven. Toen vertelde ze: “Na de totale reddeloosheid van de eerste dagen hebben we onze veerkracht weer gevonden. De meeste bewoners die niet van essentieel belang zijn om de kibboets door te laten draaien, zijn weggetrokken. Van de zeventien internationale vrijwilligers die we hier tot vorige week zaterdag hadden, zijn er veertien teruggekeerd naar huis. Drie van hen kozen ervoor in Israël te blijven en verblijven nu in minder risicovol gebied.”
‘Wat moeten we anders? Rustig blijven zitten en om meer vragen?’
Toen waren er nog 85 leden achtergebleven in de kibboets, onder wie Yaara: “Ik ben met mijn zuster een paar dagen weggeweest, maar ik wilde terug. Raar, ik voel me in de kibboets het veiligst. Ik help nu met de was voor de achtergebleven leden en de soldaten die hier inmiddels zitten. Iedereen maakt zich nuttig en we proberen zoveel mogelijk de routine te behouden. We zijn ons er wel van bewust dat als in Gaza een grondoorlog begint, onze situatie hier zal veranderen.”
Die week was al een bewoner van een nabijgelegen mosjav door raketvuur om het leven gekomen.
Beangstigend
Littman wist toen nog niet dat die verandering de volgende dag al zou komen. Want als we haar maandagavond opnieuw spreken, zit ze in Haifa, bij haar zoon. Een etmaal eerder kreeg ze te horen dat alle 28 leefgemeenschappen die binnen twee kilometer van de grens met Libanon liggen, moesten worden geëvacueerd. Maandagmiddag was ze weg. De kortgeleden zo vredige kibboets is veranderd in een militaire basis. Littman voelt zich vluchteling in eigen land: “Ik wil niet klagen, want het is in de verste verten niet te vergelijken met wat de kibboetsniks in het zuiden te verduren hebben gekregen, maar het is raar dat je je koffer moet pakken, niet wetende wanneer je terug zult keren. De staat had ons een onderkomen aangewezen, maar ik zit liever bij mijn zoon, hoewel ik er een hekel aan heb afhankelijk te moeten zijn.”
Haar echtgenoot zit nog steeds in de kibboets. Hij is een van de leden van de veiligheidsunit. “Verder kijken we in een zwart gat,” verzucht Littman. “Het is zeer, zeer beangstigend. Iedereen in Israël is zich ervan bewust dat het deze keer erop of eronder is. We vechten voor het voortbestaan van ons land, dit is existentieel. Heel anders dan de vorige confrontaties. Ik denk dat iedereen beseft dat deze dreiging zo niet voort kan duren. We moeten korte metten maken.” Littman rekent zichzelf in politiek opzicht tot de linkerkant van het spectrum. “Ik beloof je, niemand wil vechten, maar deze oorlog gaat om ons voortbestaan. Wat vorige week zaterdag gebeurde, was een ouderwetse pogrom, met alle horror die daarbij hoort, op onze eigen grond. We kunnen dit niet accepteren. Wat zouden we anders moeten? Stil blijven zitten en om meer vragen?”

Geëvacueerd
De volgende kibboetsiem en mosjaviem in het noorden van Israël zijn ontruimd:
Ghajar, Disjon, Kfar Juval, Margaliot, Metula, Avivim, Dovev, Maäyan Baruch, Baram, Manara, Jifta, Malkia, Misgav Am, Yiron, Dafna, Arab al-Aramshe, Shlomi, Netua, Yaära, Sjtula, Matat, Zarit, Sjomera, Betzet, Adamit, Rosj Hanikra, Hanita and Kfar Giladi.