Afgelopen zondag nam conservator Edward van Voolen met de opening van zijn tentoonstelling Schönberg & Kandinsky na 35 jaar officieel afscheid van het Joods Historisch Museum.
En dan? „Dan ga ik gewoon door met ademhalen. Tenminste, dat was ik wel van plan.” Bovendien ligt het volgende project alweer op hem te wachten. Vanaf nu zal hij, samen met een conservator voor islam van het Tropenmuseum en een conservator christendom, verder werken aan een tentoonstelling over pelgrimage in het Museum aan de Stroom in Antwerpen. Ook blijft hij nauw betrokken bij het Abraham Geiker Kolleg, een rabbijnenopleiding aan de universiteit van Potsdam, waar hij lesgeeft en zich bezighoudt met het beleid.
Na zijn vertrek zal het Joods Historisch Museum het moeten doen zonder de unieke kennis die Van Voolen bijdroeg aan het museum. Voor zover bekend is hij de enige conservator in de wereld die zowel kunsthistoricus als rabbijn is. Kan het museum wel zonder hem? „Ja natuurlijk. Het leven gaat gewoon door. Ik ben intensief bezig geweest met het opleiden van studenten van museumstudies, ik heb een groot aantal stagiaires gehad. Daar zitten spannende mensen bij maar geen rabbijn. Dat hoeft ook niet, als ze dingen maar goed doen. De rest kun je erbij leren als je wilt. Het Hebreeuwse alfabet heeft maar 22 letters, en met vijfhonderd woorden en een goed woordenboek kom je er wel. Gewoon doen.” Het bestuur en de directie vragen hem bij zijn afscheid overigens nadrukkelijk om als adviseur aan het museum verbonden te blijven, een aanbod dat Van Voolen graag aanneemt.
Middeleeuwen
Samen met Joël Cahen is hij de langstzittende medewerker van het museum. Hoe is het allemaal zo gekomen? Edward werd door zijn ouders opgevoed met liefde voor kunst. „Ze sleepten me altijd mee naar musea en ze vertelden ook verhalen bij schilderijen van Jan Steen of Van Gogh. Bij mij is dat een liefde geworden, dus aan het einde van mijn gymnasiumtijd wist ik dat ik die richting op wilde. Ik heb me nooit echt gespecialiseerd, maar Middeleeuwen, daar lag wel mijn zwaartepunt. Ik deed middeleeuws Latijn, middeleeuwse geschiedenis en middeleeuwse kunst, en dat vond ik leuk. Het zou waarschijnlijk die richting op zijn gegaan, maar toen dacht ik: ik verzamel nu wel een heleboel studiepunten – die toen nog helemaal niet bestonden – maar is dit nu eigenlijk wat ik wil?” David Lilienthal stelde voor dat Edward eens bij een rabbijnenopleiding zou kijken. „Ik ben meegegaan en ik vond het leuk en interessant. En het beantwoordde aan mijn wil om het jodendom voort te zetten.” De verhalen van zijn Joodse achtergrond kreeg hij, in tegenstelling tot de verhalen over kunst namelijk niet bepaald met de paplepel ingegoten. Zijn ouders spraken niet tot nauwelijks over de oorlog en wilden weinig met het jodendom te maken hebben. Edward was zelf wel geïnteresseerd in zijn achtergrond. Tijdens zijn gymnasiumtijd ging hij intensief naar de synagoge in Hilversum en leerde daar Hartog Beem kennen, die een grote bron van inspiratie voor hem was.
Zijn ouders hadden dan ook enige moeite met het besluit van Edward om de rabbijnenopleiding te gaan volgen. „Mijn vader wilde het liefst dat ik net als hij tandarts zou worden.” Zijn ouders waren door de Tweede Wereldoorlog erg bang geworden. Uiteindelijk accepteerden zijn ouders de stap ‘maar een groot enthousiasme heb ik nooit kunnen bespeuren’.