Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Cultuur

Een schandaalkroniek

Redactie 18 mei 2014, 00:00
Een schandaalkroniek

Cover Bernhard_niet was wat het leekHistoricus Gerard Aalders kraakt enkele harde noten over de handel en wandel van prins Bernhard (1911-2004) in zijn biografi e Niets was wat het leek. Hoe een voormalig lid van de SS voor een miljoen Duitse marken aan Wiedergutmachung ontving, die was bedoeld als compensatie voor Joods leed. 

Een merkwaardige refl ex in de kritiek op Niets was wat het leek, de spraakmakende schandaalkroniek van het leven van prins Bernhard geschreven door ex- NIOD-historicus Gerard Aalders, is dat het niet fair is zoveel schandalen op te rakelen nu de gebiografeerde zich niet meer kan verweren. Zou dit verwijt als uitgangspunt van de historiografi e worden gehanteerd, dan hield de geschiedschrijving bij ieder overlijdensgeval subiet op. Van lafheid kan Aalders in ieder geval niet worden beticht: ook toen Bernhard nog helemaal alive and kicking was en zijn old boys network dag en nacht klaarstond om het Nederlandse volk te behoeden voor onwelgevallige publicaties, weerstond Aalders diens toorn. Zo onthulde hij diens lidmaatschap van Hitlers NSDAP. Dat deed Aalders samen met collega Coen Hilbrink in hun in 1996 verschenen boek De Zaak Sanders. Het leverde hen de eeuwige wrok op van de prins, die ondanks de harde bewijzen bij hoog en bij laag bleef ontkennen ooit lid te zijn geweest van de nazipartij. Bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, tegenwoordig NIOD geheten) trok Bernhard aan alle touwtjes om medewerker Aalders een toontje lager te doen zingen. Zelfs premier Kok werd gemobiliseerd. Het effect was dat Aalders zich toen pas echt in Bernhards leven begon vast te bijten.

Ministers als loopjongens
Wat misschien nog wel het meest treft in dit boek is de slaafse wijze waarop de Nederlandse overheid zich door de jaren heen door de prins heeft laten misbruiken als collectebureau voor diens nooit opdrogende honger naar meer geld. De ene na de andere minister, hoge ambtenaar en ambassadeur liet zich als loopjongen van de prins gebruiken. Het kwam het karakter van de prins niet ten goede. „Hij is en blijft een zwaar bedorven kind, dat zijn zin wil doordrijven en hierin dikwijls slaagt dankzij een natuurlijke charme en ook grote slimheid,” constateerde een bezorgde diplomaat. Het kon zelfs zover komen dat Bernhard met het nodige powerplay bij de diverse ministeries begin jaren 60 een miljoen Duitse Mark aan compensatie ontving uit het Duitse Wiedergutmachungsfonds, dat was bedoeld voor nazislachtoffers, niet voor oud-nazi’s als de prins. Over het naziverleden van de prins toont Aalders zich in zijn boek nog tamelijk mild. Aalders concludeert dat Bernhard op zijn minst vijf leugens inzette om dat verleden toe te dekken, maar dat diens tijd als nazi ‘op de keper beschouwd weinig voorstelde’. Aalders volgt daarmee het spoor van collega Bernhard- vorser Annejet van der Zijl, die zich in haar eerder gepresenteerde studie Bernhard: een geheime geschiedenis ook in tamelijk geringschattende bewoordingen uitte over de prinselijke nazitijd. Philipp von Boeselager, net als Bernhard een Duitse aristocraat maar behorende tot het antinazistische-kamp (hij was deelnemer aan het complot van Von Stauffenberg voor de aanslag op Hitler in 1944) herinnert zich in zijn memoires dat het vroege toetreden van Bernhard en zijn broer Aschwin tot de gelederen van de SA en SS direct nadat Hitler rijkskanselier was geworden toentertijd juist als zeer shockerend werd gezien in adellijke kringen. De adel had een belangrijke voorbeeldfunctie en het toetreden van Bernhard tot de bruine horde zorgde voor een aanzuigende werking, aldus Von Boeselager. Niet zo onschuldig dus.

Opportunisme
Bernhard heeft zijn naziverleden altijd afgeschilderd als een gevalletje van onschuldig opportunisme: hij was toen nog student en als lid van SA en SS kwam je makkelijker door het leven. Tegenover zijn biograaf Alden Hatch bezwoer hij met een beroep op zijn ‘gevoel voor fair play’ nooit persoonlijk te hebben deelgenomen aan de Jodenvervolging. Hooguit stond hij hier en daar eens op wacht, aldus Bernhard. Heinrich Brüning, de Duitse ex-rijkskanselier die voor de nazi’s vluchten moest, deed echter anders geloven. Brüning suggereerde in een brief dat Bernhard persoonlijk lid was geweest van de SS-executiepelotons die op 30 juni 1934 (in de zogenaamde Nacht van de Lange Messen) korte metten maakten met vele honderden SA-leden die ze als ‘concurrenten’ beschouwden. Zou Bernhard een van de SS’ers kunnen zijn geweest die Brüning dag en nacht hadden bewaakt, zoals hij schreef in zijn biografie oppert Aalders. Daarvoor is geen bewijs, maar de mogelijkheid is niet uitgesloten. Het laatste woord over Bernhard is daarmee nog steeds niet gezegd.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *