Gepantserd door Brussel

afzetting van de straat

Als je als rabbijn wilt voorkomen dat je populair wordt, dan heb ik een zeer eenvoudig rabbinaal advies: bemoei je met gioer. Voor de onwetenden onder u en nog meer voor allen die denken het te weten, zal ik een korte uiteenzetting geven wat hiermee wordt bedoeld. Wie is Joods? Hij of zij die geboren is uit een Joodse moeder toegetreden tot het jodendom volgens de halacha (de Joodse wet). De kandidaat dient het beet dien, de rabbinale rechtbank bestaande uit drie rabbijnen, ervan te overtuigen dat hij/zij tot het jodendom wil overgaan.

Vandaag had ik een gioerdag in mijn kantoor in Brussel. Als lokale Europese rabbijnen in hun maag zitten met iemand die Joods wil worden en er in hun standplaats geen beet dien is, als ze weinig of geen ervaring hebben met gioer, dan heeft het RCE, Rabbinical Center of Europe (een soort vakbond voor rabbijnen), mij onbezoldigd ingehuurd om de lokale en vaak nog jonge rabbijn te ondersteunen. En dus heb ik vandaag zeven kandidaten ontmoet, waarvan zes voor de eerste keer. De lokale rabbijnen vonden ze geschikt om het gioer-traject in te gaan en wilden in eerste instantie mijn mening. Overigens kwam er slechts één kandidaat alleen. Twee andere kwamen met hun eigen rabbijn, een met haar Joodse partner en de overige drie waren een vader, moeder en hun zoontje. Hoe de afronding in z’n werk gaat is niet zo ingewikkeld. De kandidaten verschijnen voor het beet dien, worden ondervraagd op kennis en vooral op de bereidheid de totaliteit van Tora en Traditie te aanvaarden en gaan dan in het mikwa, het rituele bad. Ze zijn dan Joods en blijven dat vanuit de Joods-wettelijke optiek hun hele leven. Ook de toekomstige nazaten van een vrouwelijke toegetreden kandidaat zijn Joods, zijnde de zoon of dochter van een nu volledig Joodse moeder. Aan de uiteindelijke toetreding, dus de verschijning voor het beet dien, zitten nog allerlei halachische haakjes en oogjes, maar dat is allemaal niet zo spannend, een kwestie van Joods-wettelijke afwikkeling. 

Neen, de spanning zit in de periode vanaf dat een kandidaat zich aanmeldt bij een lokale rabbijn tot de uiteindelijke voltooiing. Hoe bepaal ik of de kandidaat Joods wil worden vanuit een zuivere en religieuze motivatie? Niet omdat hij/zij het interessant vindt, niet omdat hij/zij het doet omdat er sprake is van een toekomstige Joodse partner, niet omdat hij/zij ergens bij wil horen… en zo zijn er vele ‘omdats’ te noemen. Uiteraard moet de kandidaat over voldoende kennis beschikken om Joods te kunnen leven en weten wat hij/zij op zich neemt als hij/zij voor het beet dien verklaart de totaliteit van het jodendom te aanvaarden. Maar in essentie gaat het niet over kennis, maar over het aanvaarden van G’d als Schepper van de wereld en de bereidheid om Hem 24/7 te dienen. En in dit laatste ligt het ingewikkelde: de beoordeling van de religieuze oprechtheid. En juist daar ligt mijn primaire werkterrein en daarmee was ik vandaag dus bezig en kwam ik bekaf thuis. Want de gesprekken zijn uitputtend. Ik moet heel erg goed luisteren, tussen de regels door lezen, vriendelijk blijven, maar tegelijkertijd wel een beetje hard en vooral erg duidelijk. Het gesprek met mij is geen pastorale ondersteunende ontmoeting. Hun eigen rabbijn steunt, ik ben tegenpartij. Medeleven en medelijden mogen hier niet mijn mening vormen, hetgeen ik dan ook aan het begin van het gesprek altijd duidelijk aangeef. De kandidaten die uit heel Europa komen invliegen, zijn nerveus en gespannen. Uiteraard zal ik ze proberen te kalmeren, maar tegelijkertijd ook weer niet. Ingewikkeld! 

Vaak wordt de vraag gesteld hoeveel tijd er voor het hele gioerproces staat. Mijn antwoord is dat er niets voor staat. De periode van dag één tot en met de feitelijke afronding kan vele jaren vergen, maar kan ook in een half jaar zijn beslecht, alles afhankelijk van de kandidaats gedrevenheid, inzet en bereidheid. 

Bovenstaande is een beetje een technisch verhaal geworden, niet echt passend voor mijn dagboek. Als u dus niet geïnteresseerd was om deze halachische uiteenzetting te lezen, lees het dan niet nog een keer, maar lees alleen de rest van dit dagboek.

Vraag: hoe reed ik naar Brussel? Antwoord: ik reed niet zelf. Ik herinner me een rit van Brussel naar Amsterdam ongeveer vijfentwintig jaar geleden. De opperrabbijn van Israël, opperrabbijn Metzger, was in Brussel en moest na afloop van zijn verblijf in Brussel naar de Snoge, de Portugese Synagoge, in Amsterdam voor een of andere bijeenkomst. Ik zou hem vanuit Brussel begeleiden. In Brussel moest hij plaatsnemen in een speciaal beveiligde auto omringd door motorpolitie die hem pijlsnel met loeiende sirenes door de files heen loodste. Als ik me goed herinner duurde die dollemansrit van Brussel naar de Nederlandse grens iets meer dan een half uur. Omdat ik om veiligheidsredenen niet in zijn beveiligde gepantserde auto mocht zitten, heb ik in mijn eigen auto moeten bumperrijden. Eenmaal de Belgisch-Nederlandse grens gepasseerd moest de opperrabbijn de beveiligde gepantserde auto verlaten en mocht hij in mijn ongepantserde reguliere vehikel de reis vervolgen. 

Bijna hetzelfde was mij vandaag ook overkomen. In België moest ik begeleid worden. Ik dus mijn autootje bij de grens geparkeerd en toen in een gepantserde politieauto verder, dat wil zeggen, achter mij een politiejeep, voor mij een reguliere politieauto en bij aankomst op het kantoor van de RCE te Brussel bleek de straat te zijn afgezet, vol met politie en zelfs de hondenbrigade was aanwezig. Gedurende mijn aanwezigheid bleef de straat afgezet en toen ik om vijf uur klaar was met mijn besprekingen werd ik naar de grens geracet, kreeg mijn eigen vertrouwde auto weer terug die was gestald op een politieterrein in Brecht en was na een uur en een kwartier weer in mijn veilige Nederlandse woning. 

Nou ja, veilig? Een van onze vaste sjoelbezoekers was sjabbat na afloop van de dienst nogal bedreigd met woorden die ik niet wil herhalen, maar dat hij kindermoordenaar werd genoemd, was verhoudingsgewijs nog redelijk mild. Een gast die mij ‘s middags kwam bezoeken, kreeg een scheldend kinderkoor op fatbikes als begeleiding. Geen (politie)hond kwam hem beschermen, geen voorbijganger durfde iets te zeggen. Neen, dan zat het toch beter in België. 

Hoewel, Zijne Majesteit de koning der Belgen liet zich nu niet bepaald ondersteunend uit naar zijn Joodse gemeenschap. Ik begrijp dat zijn kritiek absoluut niet zijn Joden betrof, maar zijn nogal felle en ongenuanceerde visie op Gaza-Israël, komt het Belgisch anti-Joodse klimaat niet ten goede. Koninklijke woorden die oproepen tot saamhorigheid hadden, voor mijn gevoel, de noodzaak van de gepantserde auto die mij door België moest loodsen, overbodig gemaakt. Voor België een gemiste kans, voor mij een erg spannende Belgische rit die in mijn geheugen zal worden toegevoegd aan de bumperrit van een kwarteeuw geleden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meer Gerelateerde Berichten

Dagboek

Gepantserd door Brussel