Dit artikel verscheen eerder in NIW 10, 5779/ 2018.
Wie ’s avonds langs de grachten van Delft wandelt komt aan de lopende band groepjes studenten tegen die, uiteraard netjes in pak, op weg zijn naar hun studentenvereniging. Grote kans dat ze onderweg zijn naar de Koornmarkt, een van de oudste grachten van de stad, waar het gros van de grote studentenhuizen zich bevindt. Wat menig bezoeker en student waarschijnlijk niet weet is dat ook het oudste Joodse studentenhuis van Nederland hier staat.
Vanaf de straat gezien wijst niets erop dat het een studentenhuis is. In tegenstelling tot andere studentenhuizen in de stad hangt er geen grote vlag of het wapen van de vereniging voor het raam. Ook de typerende kratten bier die vaak als een soort jachttrofee voor de studentenverenigingen prijken ontbreken bij het onderkomen voor Joodse studenten. Het Hillelhuis wordt enkel aangeduid met een naambordje en een mezoeza naast de deur. Eenmaal binnen doet het huis echter niet onder voor de meer uitgesproken buren.
In de huiskamer van de studenten en de plek waar koosjere maaltijden worden geserveerd, hangt dan toch een vlag: de Israëlische. De hele ruimte hangt vol feestversiering. “Die hebben we ruim een jaar geleden opgehangen voor een verjaardag, maar nooit meer weggehaald, zo gaat dat in een studentenhuis,” lacht Yaël Moffie. Yaël studeert Industrieel Ontwerp aan de Technische Universiteit (TU) Delft en woont met nog zes Joodse studenten in het Hillelhuis.

Zionistisch goedgekeurd
Het huis werd op 12 december 1957 geopend. Voor die tijd was het aantal Joodse studenten in de stad bescheiden, maar na de oorlog werden de technische opleidingen in Delft juist gestimuleerd door zionistische organisaties, met oog op een toekomst in Israël en de kennis die daar van pas zou komen. In Israël was behoefte aan goed opgeleide landbouwdeskundigen en ingenieurs, waardoor de Nederlandse Zionistenbond de studenten liever naar Delft stuurde en klassieke studies zoals Frans of Rechten afraadde. De Nederlandse afdeling van B’nai B’rith kwam met het initiatief voor het huis, waarna het NIK financieel bijsprong. Ook nu is het NIK nog eigenaar van het huis.
In de bestaansgeschiedenis van het huis hebben verscheidende samenstellingen van Joodse studenten bij elkaar gewoond. “Het is lang een behoorlijk orthodox huis geweest,” zegt Yaël. “Maar niet zo lang geleden was het juist weer een soort Israëlisch bolwerk, daar zijn ze inmiddels ook weer wat vanaf gestapt. Nu wonen we met Nederlandse en Vlaamse studenten.” In de huidige samenstelling van het huis is Yaël de enige die volledig koosjer eet en sjabbat houdt. “Iedereen is hier Joods op zijn of haar eigen manier,” zegt ze.

In de mensa kookt Jerry Reisner al veertien jaar vier keer per week koosjere maaltijden voor de studenten van het Hillelhuis en Joodse studenten die in andere huizen wonen. Willen studenten van buitenaf mee-eten, dan kunnen ze zich via een lijst inschrijven. Ze betalen dan een paar euro voor een gezonde huisgemaakte maaltijd. “Dat er een plek zo dichtbij is voor een goede koosjere maaltijd is belangrijk voor deze studenten,” zegt Jerry. “Ik zorg er altijd voor dat er genoeg is, voor het geval iemand nog op het laatste moment binnenkomt.” Op de vraag wat de grote favoriet is bij de studenten roept de groep in koor “kip uit de oven!”.
Mezoeza en Playboy-posters
Boven de mensa bevinden zich de studentenkamers en een kleine keuken waar zij zelf maaltijden kunnen bereiden. De mezoezot aan de deurposten uitgezonderd ziet het eruit als elk ander studentenhuis. Zo staat er een indrukwekkende verzameling lege drankflessen, is er een bord met bijnamen voor elke bewoner (zoals ‘Broodje Bier’, voor de student met een glutenallergie), en hangt er een poster met een halfnaakte vrouw aan de muur. “In de kelder hangen er meer,” lacht Daniel Sirotski, student Geschiedenis. “Die kwamen we tegen tijdens het opruimen van de kelder in een envelop met daarop ‘Belangrijk! Geschiedenis Hillelhuis!’, hij zat vol met oude Playboy– posters. We hebben geen idee van welke voormalige bewoner ze afkomstig zijn.” Bij zware regenval staat in diezelfde kelder regelmatig een laagje water. De bewoners noemen de ruimte daarom ook wel ‘het mikwe’.
Bij zware regenval staat in de kelder een laagje water. De studenten noemen de ruimte ‘het mikwe’
Binnen het studentenhuis is Joods-zijn vanzelfsprekend, maar daarbuiten is dat niet altijd het geval. “We verstoppen ons niet, maar we zetten ook niet op grote affiches dat we hier zitten,” leggen de studenten uit. “Bij mijn studierichting is Israël wel een ding, ik heb het gevoel dat ik het land vaak moet verdedigen,” zegt Daniel, geschiedenisstudent in Rotterdam. Yaël ervaart dat anders. “Dat komt ook omdat ik aan de TU studeer, we hebben helemaal geen tijd om over dat soort onderwerpen te praten.”
Hoewel de bewoners hun eigen leven en studie hebben, vieren zij Chanoeka samen. In de mensa staat een grote chanoekia, afkomstig uit de synagoge van Oss, die de groep samen zal aansteken. Ook buitenshuis zijn de jongeren actief bezig met de Joodse geschiedenis en het heden van de stad, door voorlichting te geven aan schoolklassen die de oude Delftse synagoge bezoeken.
‘Aan de TU hebben we helemaal geen tijd om over Israël te praten’
Van achterkamer naar tempel
De eerste steen van die synagoge werd op 8 oktober 1861 gelegd door Leon Winkel. Hij was voorzitter van de snel groeiende Joodse gemeente en ontwierp de rechthoekige synagoge in neoclassicistische stijl, waarmee Winkel de eerste Nederlands-Joodse architect van een synagoge was. Het gebouw doet denken aan een tempel uit de klassieke oudheid.

Ruim zestig jaar voor de bouw van de synagoge was het een stuk slechter gesteld met de Joodse populatie van de stad. In 1798 waren er welgeteld zeven Joden. Hoewel een kleine groep zich in Delft vestigde, bleven veel Joden, voornamelijk rondreizende marskramers en kermisklanten, er maar tijdelijk. De meeste Joden woonden in Amsterdam, maar tijdens een periode van economische tegenspoed in die stad vestigden velen zich in kleinere provincieplaatsen zoals Delft. In de eerste helft van de negentiende eeuw nam het aantal Joodse inwoners toe. Tot de bouw van de synagoge werden religieuze bijeenkomsten georganiseerd in de Peperstraat (toen nog Pepersteeg) en later in een zaaltje in de Choorstraat. Delft telde in 1811 vijf Joodse gezinnen met in totaal zo’n dertig familieleden. In 1845 had de gemeente genoeg leden om een eigen begraafplaats op te richten. Die kwam aan de zuidoostkant van de stad, zoals toen gebruikelijk buiten de stadsmuren te liggen. In de daaropvolgende jaren groeide het inwoneraantal naar circa 170 in 1860.

Zij vormden een kleine gemeenschap in een stad met toen ruim 20.000 inwoners. De meesten werkten als marktkoopman of winkelier. De winkeliers vestigden zich voornamelijk in de drukke Choorstraat en de Jacob Gerritstraat, nog steeds een populair winkelgebied. Ook waren er meerdere Joodse slagers. De slagerij van familie Van der Stam ging tientallen jaren over van generatie op generatie. Ook de Haagsche Kleederwinkel van Emanuel de Groot liep goed. De Groot runde zijn zaak aan de Voldersgracht en later breidde zijn schoonzoon Hartoch Vlessing de zaak uit naar het naastgelegen pand. Een andere schoonzoon van de succesvolle zakenman was Jacob Brandon, die actief was als rebbe en chazan. Brandon had afgesproken niet te trouwen, omdat de Delftse gemeente een eventueel gezin niet kon betalen. Maar de rebbe trouwde toch, waardoor hij moest gaan bijverdienen als rijwielhandelaar. De nijpende financiële situatie bleef een grote rol spelen binnen de kille.
Dalende aantallen
Ondanks de succesvolle start leek de Joodse gemeenschap na de opening van de synagoge over zijn hoogtepunt heen te zijn. Het aantal leden daalde steeds verder. Een deel van de Joden sloot zich aan bij de grotere gemeentes in Den Haag en Rotterdam, die meer mogelijkheden boden, maar ook de toenemende ontkerkelijking in de stad zorgde ervoor dat het niet meer vanzelfsprekend was lid te worden van de Joodse gemeente. Deze kwam daardoor in grote financiële problemen, voornamelijk omdat het onderhoud van de synagoge een grote kostenpost was. In 1866 werd een ‘weldadigheidsloterij’ georganiseerd die 1.300 gulden opbracht, maar in de jaren daarna liep de kas weer snel leeg, waarop het bestuur genoodzaakt werd de stukken grond en de gebouwen die bij de synagoge hoorden te verkopen. Toen in 1927 de diensten nauwelijks meer werden bijgewoond, vroeg het bestuur van de synagoge het NIK toestemming de gemeente officieel op te heffen. Dat verzoek werd verrassend genoeg afgewezen en in 1933 volgde een kleine opleving, toen in Duitsland de nazi’s aan de macht kwamen en Duits-Joodse vluchtelingen zich in de stad vestigden. In 1937 werd de verloving van prinses Juliana met Bernhard van Lippe-Biesterfeld met een opgetogen synagogedienst gevierd.
De opleving van het Joodse leven in Delft werd in de jaren daarna teniet gedaan door de bezetter. Tijdens de Shoa werden bijna alle Joden van de stad gedeporteerd. De vervolging liet een gapend gat achter in de stad, in het bijzonder bij de Julianalaan, net buiten het historische centrum. Voor de oorlog woonden daar de Joodse gezinnen Van Dijk, Jeidels en Van Hoorn. Het overgrote deel van de families en de rest van de Joden in de stad keerden niet terug.
Studenten in opstand
De Delftse studenten lieten de bezetting en vervolging niet zonder slag of stoot langs zich heen gaan. Toen op 22 november 1940 bekend werd gemaakt dat alle Joodse hoogleraren van de Universiteit Delft ontslagen zouden worden, gingen de studenten over tot protest. Ruim drieduizend studenten staakten uit solidariteit met hun Joodse docenten. Daarop sloten de Duitsers de universiteit en op 18 december 1940 vielen zij de sociëteiten en grotere studentenhuizen binnen om de studenten te arresteren en verhoren. Agenten van de Sicherheitsdienst kwamen echter van een koude kermis thuis toen zij op zoek gingen naar de organisatoren van de staking, omdat het protest spontaan was ontstaan en steeds meer studenten zich hadden aangesloten. In 1941 werd de universiteit heropend, maar de bezetter ontzegde Joden het lidmaatschap van niet-commerciële studentenverenigingen. Die verenigingen besloten zich daarop op te heffen. De Centrale Commissie voor Studiebelangen in Delft was echter geen vereniging en ging stug door met het behartigen van de belangen van Joodse studenten, totdat de Delftse NSB-burgemeester F.W. van Vloten ook hen een verbod oplegde. In de volgende jaren vormden zich binnen het Delftse studentennetwerk meerdere succesvolle verzetsgroepen.
Synagoge bijna ontbijtzaal
Ondanks het verzet binnen de stad kwam slechts een handvol Joden terug. De synagoge raakte tijdens de oorlog zwaar beschadigd maar wonderbaarlijk genoeg stonden de bima en de grote menora nog op hun plek. Later verdwenen de twee voorwerpen, tot op de dag van vandaag weet niemand waar ze gebleven zijn. In 1950 werd de synagoge verkocht aan de gemeente Delft, daarna werd het gebouw onder meer gebruikt als opslagplaats en muziekschool. Het pand stond lange tijd leeg omdat er geen geschikte huurder gevonden werd. Toen de eigenaar van het naastgelegen hotel aangaf het pand te willen kopen en het om te willen bouwen tot ontbijtzaal, richtte B’nai B’rith de Stichting Behoud Synagoge Delft op, die het pand kocht en grondig renoveerde. Op 18 september 2003 werd het gebedshuis officieel heropend en sinds begin 2006 organiseert de Open Joodse Gemeente (OJG) Klal Israël er diensten.
“We hebben net onze bat mitswa gevierd,” zegt Eric Bremer, voorzitter van de Stichting Behoud Synagoge Delft en van OJG Klal Israël. “Het gaat steeds beter met de gemeente. Er zijn nu zo’n zeventig huishoudens lid. Wat ik vooral mooi vind is dat we steeds meer jonge leden aantrekken. Ik ben altijd zo blij als we kinderen bij de dienst hebben, die zijn er tegenwoordig altijd.” Het (door de grote kerkgemeenschappen niet erkende) gioertraject van Klal Israël, dat sinds drie jaar wordt aangeboden, speelt daarbij een grote rol. “Daar doen twintig mensen aan mee in drie verschillende jaargroepen.”

De gemeente staat volgens Bremer open voor alle Joden, ook voor leden die enkel een Joodse vader of moeder hebben. “Dat vinden wij een gekunsteld onderscheid. Wij zijn de enige Joodse gemeenschap in Nederland die daar zo uitgesproken in is.” Toch zegt Bremer dat zijn gemeente in sommige aspecten weer veel orthodoxer oogt. “Onze diensten worden ervaren als orthodoxer dan een LJG-dienst. Dat komt omdat wij heel erg hechten aan traditie. Maar met de halachische regels zijn wij inderdaad vrijzinniger.” Zo is het bij Klal Israël niet ongebruikelijk dat vrouwen een keppel en talliet dragen tijdens een dienst. “Daarin zijn wij volkomen egalitair,” aldus Bremer.
Geen plek voor ‘reli-shoppers’
Dat de gemeente openstaat voor vernieuwing is volgens Bremer een van de oorzaken van de groei. “Ik hoor vaak dat het hier voelt als een warme deken, de sfeer is gewoon heel goed en de diensten worden druk bezocht. Daarbij komt natuurlijk het gezellige nasjen en sjmoezen.” De gemeente ontvangt wekelijks gasten tijdens de diensten, die er regelmatig voor kiezen uiteindelijk lid te worden. “Daar zijn wel criteria aan verbonden. Mensen moeten Joods zijn of de intentie hebben Joods te worden. De mensen die Joods willen worden, moeten heel erg gemotiveerd zijn, wij laten absoluut niet zomaar iedereen toe.” Zo moet Hannah Nathans, de rabbijn van Klal Israël, elk jaar wel een paar geïnteresseerden teleurstellen. “Dat heeft vooral te maken met de authenticiteit van de wens om Joods te worden. Soms komen er mensen die eerst een jaar het boeddhisme hebben geprobeerd en als het ware aan het ‘reli-shoppen’ zijn, die zul je bij ons niet vinden,” legt Bremer uit. “Maar de mensen die er nu zijn, zijn enorm gemotiveerd. De nieuwe leden zijn een verrijking voor onze gemeente.”
‘Ik hoor vaak dat het hier voelt als een warme deken, de sfeer is gewoon heel goed’
Volgens de voorzitter is de toestroom hard nodig voor het voortbestaan van Joods leven in Nederland. “We zijn met nog maar zo weinig Joden, als we willen voorkomen dat we over een paar generaties alleen nog maar bestaan uit grijze mannen in orthodoxe kleding, zullen we ruimte moeten bieden aan een ander soort jodendom. Willen we overleven, dan moeten we groeien.” Daarmee wil Bremer als Joodse gemeenschap ook meer naar buiten treden. “Wij zijn heel actief op Facebook, zo kunnen wij aan de buitenwereld laten zien hoe leuk het is om Joods te zijn. Door zichtbaar te zijn laten wij zien dat Joden geen ‘hoorntjes’ hebben en niet gevaarlijk zijn, zoals sommige mensen denken. We zijn een groep die de moeite waard is om bij te willen horen.”

Bourgondisch
De afgelopen jaren bouwden de leden van de kille een soeka voor de deur van de synagoge, om zichtbaar te zijn voor de niet-Joodse Delftenaren. “Iedereen mocht binnenkomen. Dat zouden we vaker en op meer manieren willen doen,” aldus Bremer. Daarbij geeft hij toe dat een groot deel van de inwoners de gemeente nog niet lijkt te kennen. “We kwamen er laatst achter dat de VVV van Delft helemaal niet wist dat er diensten worden gehouden in de synagoge. Dat hebben wij snel rechtgezet.” Hoewel het met de informatie voor toeristen dus nog niet helemaal lekker loopt, is de band met het gemeentebestuur van de stad heel goed. “Ze hebben ons enorm geholpen toen wij nieuwe veiligheidsmaatregelen moesten doorvoeren, zoals het verstevigen van de deuren.” Want ook bij Klal Israël werd de beveiliging de afgelopen jaren flink opgevoerd. “We hebben tijdens diensten marechaussee voor de deur staan, dat heeft helaas ook groepen afgeschrokken die voorheen onze ruimte huurden,” zegt Bremer.
De terugloop van huurders zal de sfeer voor de aankomende Chanoekaviering echter niet drukken. “We hebben hier een feestelijke dienst, er komen zeker tachtig mensen. We zullen ook buiten de kaarsen aansteken, ook weer om zichtbaarder te zijn,” legt Bremer uit. “En natuurlijk is er lekker eten, we hebben hier altijd tafels vol lekkers. Er is voor iedereen wijn. Dat hoort er hier echt bij, wij zijn een bourgondische synagoge.”
De Kennisstad levert al decennia Joodse afgestudeerden, maar de Delftse Universiteit heeft haar succes ook te danken aan prominente Joodse hoogleraren.
Rehuel Lobatto (1797 – 1866)
Wiskundige Rehuel Lobatto gaf college aan de Koninklijke Academie te Delft en de Polytechnische school te Delft, de voorlopers van de TU Delft. Later werd hij honorair hoogleraar, ontving hij een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit Groningen en werd hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij schreef schoolboeken over hogere wiskunde en leverde belangrijke bijdragen aan wiskundige methoden. Zo ontwikkelde hij mede de Gauss-Lobattomethode in de numerieke integratie en verbeterde hij in 1827 de breedtebepalingsmethode voor zeevaarders van Cornelis Douwes.

Salomon Abraham Bleekrode (1814 – 1862)
Geneesheer en hoogleraar chemische technologie aan de Koninklijke Academie te Delft Salomon Bleekrode onderwees geologie, metallurgie, mineralogie, botanie en zoölogie. Daarnaast was hij medeoprichter van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs. Hij schreef in bijna alle belangrijke tijdschriften op zijn vakgebied.

Salomon Keyzer (1823-1868)
Hoogleraar Salomon Keyzer was directeur van de Instelling van onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië, de ‘Indische Instelling’. Een deel van het onderwijs vond de eerste jaren bij hem thuis plaats. Keyzer was ook de grondlegger van de etnografische collectie die later is ondergebracht in Museum Nusantara. Eerder studeerde Keyzer Arabisch en had hij het toezicht over een van de eerste vertaalprojecten van de Koran naar het Nederlands. Ook schreef hij een inleiding over het leven van Mohammed.

Isaac Franco (1868 – 1930)
Werktuigbouwkundig ingenieur en hoogleraar aan de Delftse Polytechnische School Isaac Franco gaf les in de bouw van locomotieven, rollend materieel en hefwerktuigen. De bouw van de locomotieven kwam in zijn tijd in Nederland net van de grond en door Franco’s kennisoverdracht kwamen er meer bekwame technici om de Nederlandse markt te stimuleren. Met een aantal studenten ontwierp hij een sneltreinlocomotief bestemd voor de verbinding tussen Batavia en Soerabaja in Nederlands-Indië. Met deze locomotieven werd voor het eerst een snelheid behaald van meer dan 120 kilometer per uur.

