Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Dossiers

Het onzekere lot van de Kaifeng-Joden

De kleine, eeuwenoude Joodse gemeenschap in China wordt onderdrukt door het antireligieuze schrikbewind van de Communistische Partij. De wereld, ook Israël, kijkt ernaar en zwijgt.

Bart Schut 14 juli 2021, 10:00
Het onzekere lot van  de Kaifeng-Joden

Dit artikel verscheen eerder in NIW 35, 5779/ 2019. Foto hierboven: Vijf naar Israël gemigreerde Kaifeng Joden poseren bij de Klaagmuur, credit: Laura Ben-David/Shavei Israël.

Het enthousiasme was groot toen de Joodse gemeenschap in Kaifeng ‘herontdekt’ werd. Een eeuwenoude kehilla die de onderdrukking van Mao Zedongs Culturele Revolutie in de jaren zestig van de vorige eeuw had overleefd, maar die nauwelijks nog bekend was met de riten en gebruiken van het eigen geloof, werd door Israëlische organisaties nieuw leven ingeblazen. Becky Davis schreef in april 2015 een prachtige reportage over de Pesachviering in Kaifeng, een middelgrote stad – want ‘slechts’ vijf miljoen inwoners – in de centraal-oostelijke provincie Henan, die ruwweg duizend jaar geleden de hoofdstad was van de Song-dynastie.

Davis beschrijft hoe de maaltijd met tofoe, gestoomde vis, Israëlische wijn en een Chinese versie van de Hagada symbolisch was voor de wedergeboorte van de Joodse gemeenschap in Kaifeng. Een van de deelnemers aan de seideravond zei: “Het is alsof ik droom.” Die droom van een opleving van het slapende Chinese jodendom was nauwelijks een jaar later veranderd in een nachtmerrie. In september 2016 schreef Chris Buckley, correspondent in Bejing van The New York Times, dezelfde krant waarin Davis haar verhaal publiceerde, een heel ander artikel vanuit Kaifeng: ‘Chinese Joden van eeuwenoude afkomst schuilen onder druk’. In slechts een jaar tijd was de situatie voor de Kaifeng-Joden volledig veranderd. Wat was er gebeurd? Antisemitisme zoals wij dat in Europa kennen, is een praktisch niet-bestaand fenomeen in China (zie kader onderaan).

Het is niet gemakkelijk de vinger te krijgen achter wat er precies aan de hand is met de geïsoleerde kehilla in de Chinese politiestaat. Het lijkt erop dat de Joden in Kaifeng het slachtoffer zijn geworden van dezelfde antireligieuze onderdrukking waaronder miljoenen Chinese moslims, met name de in de westelijke provincie Xinjiang levende Oeigoeren, al jaren lijden. De repressie tegen dit van oorsprong Turkse volk is op dit moment een van de meest massale mensenrechtenschendingen op aarde. Tenminste een miljoen Chinese moslims zijn vastgezet in concentratiekampen waar zij ‘culturele heropvoeding’ moeten ondergaan. Uiteraard gaat dit gepaard met marteling, verkrachting en moord op leden van deze religieuze en etnische minderheid.

Paranoïde machthebbers
Slechts mondjesmaat begint de islamitische wereld zich te verzetten tegen het lot van zijn geloofsgenoten in West-China. Vooral de stilte overheerst: Arabische landen willen de groeiende economische betrekkingen met supermacht China niet op het spel zetten. Zelfs de islamistisch-nationalistische regering van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan, nooit te beroerd om de ellende van moslims in het buitenland in te zetten voor politiek gewin binnen de eigen grenzen, blijft opvallend stil over de onderdrukking van haar Turkse ‘broedervolk’.

In het licht van het sterk antireligieuze beleid van de Communistische Partij onder het bewind van president Xi Jinping, is de onderdrukking van de islam in China niet eens zo verwonderlijk. Er leven meer dan elf miljoen Oeigoeren in het land en het aandeel moslims op de totale Chinese bevolking van bijna anderhalf miljard zielen, wordt ergens tussen de één en anderhalf procent geschat. Geen substantieel deel van de bevolking, maar genoeg voor de paranoïde machthebbers in Beijing zich zorgen te maken: in de reusachtige ‘Oeigoer Autonome Regio’ Xinjiang vormen moslims ongeveer de helft van de bevolking. Het aantal Kaifeng-Joden daarentegen bedraagt nauwelijks meer dan duizend en het is moeilijk voor te stellen dat zelfs de aan repressie verslaafde Communistische Partij er wakker van ligt dat nog geen 0,0001 procent van de Chinese bevolking haar Joodse wortels herontdekt.

Toch komt juist dat beeld naar voren in het artikel van Chris Buckley: “De ruimtes waar Chinese mannen en vrouwen met rossige gezichten ooit samenkwamen om te bidden in Hebreeuws en Mandarijn zijn stil. Borden en tentoonstellingen die eeuwen Joods leven beschreven zijn verdwenen. Een oude bron, waarschijnlijk het laatste zichtbare overblijfsel van een lang geleden afgebroken synagoge, is recent bedolven onder beton en een berg aarde.” De twee ngo’s die de Kaifeng-Joden hielpen met hun renaissance, het Sino-Joodse Instituut en Shavei Israël, een organisatie die wereldwijd helpt verloren of verborgen Joodse gemeenschappen weer op te bouwen, waren al vertrokken nadat hun medewerkers onder de aandacht van de politie kwamen. Maar nu is ook een inscriptie die aangaf waar de oude synagoge van Kaifeng had gestaan, verdwenen.

Kopie van een tekening uit 1722 van het interieur van de synagoge van Kaifeng

Zijderoute
Ironisch genoeg was het waarschijnlijk juist die wederopleving van Joodse cultuur die tot haar nu dreigende ondergang heeft geleid. Joodse toeristen, vooral uit de VS en Israël, bezochten Kaifeng de afgelopen jaren, toen onder de verrassende tolerantie van de Chinese autoriteiten opeens alles mogelijk leek. Een gemeenschapscentrum, nu gesloten, werd gebouwd. Een aantal Kaifeng-Joden maakte zelfs alia. Uiteraard pas na een gioerproces dat met een blanco pagina begon; zij konden immers onmogelijk hun Joodse afkomst bewijzen. Het leverde aandacht van de internationale pers op en aandacht voor religie werkt als een rode lap op de stier in Beijing. Mogelijk is het zelfs het New York Times-artikel van Becky Davis geweest dat de repressie van de autoriteiten in werking heeft gezet. Of het feit dat één Kaifeng-Jood asiel zou hebben aangevraagd in de VS op basis van haar religie.

En dat terwijl het eeuwen zo stil was rond de Joden van Kaifeng dat de wereld hun bestaan leek te zijn vergeten. Het precieze wanneer en waarom van hun komst naar China is in de nevelen van de geschiedenis gehuld. Vermoed wordt dat zo’n duizend jaar geleden de eerste Sefardische Joden naar China trokken en zich vestigden in de hoofdstad van de noordelijke Song-dynastie. Waarschijnlijk kwamen zij uit Perzië of India om handel te drijven op de Zijderoute of misschien waren zij vanuit de Kaukasus op de vlucht geslagen voor de kruisvaarders. Volgens sommige historici lag hun komst nog verder terug, in de tijd van de Tang-dynastie, in de zevende en achtste eeuw. Wat zeker is, is dat de Kaifeng-Joden in 1163 in de stad hun – waarschijnlijk – eerste synagoge bouwden. Tijdens de Ming-dynastie stond de keizer acht Joodse familieclans toe Chinese namen te gebruiken.

Het precieze wanneer en waarom van de komst van de Joden naar China is in de nevelen van de geschiedenis gehuld

Vorige maand publiceerde Oxfordstudent Nicholas Zhang, geboren in Hong Kong met een van die acht namen, een artikel op de website van The Times of Israel waarin hij vertelt over de ‘herontdekking’ van de Kaifeng-Joden door de Italiaanse jezuïtische missionaris Matteo Ricci. Ricci beschreef in zijn De Christiana expeditione apud Sinas (vert.: ‘Over de christelijke missie onder de Chinezen’) hoe hij in 1605 in Beijing bezocht werd door een inwoner van Kaifeng, genaamd Ai Tian. Tian was in de hoofdstad om een kandidaatsexamen af te leggen voor een baan aan het keizerlijke hof en was naar Ricci gelokt door het nieuws van een monotheïstische buitenlander die geen moslim was. Omdat Tian nog nooit van het christendom had gehoord, hoopte hij dat Ricci het geloof van zijn voorvaderen aanhing: het Joodse. Op zijn beurt hoopte Ricci eindelijk een Chinese christen te ontmoeten.

Een Chinese afbeelding van Matteo Ricci (1552-1610), begin 17e eeuw

‘Niet de masjiach’
Dat liep anders. In het missiehuis van de Jezuïeten zag Ai Tian een afbeelding van Maria, Jezus en Johannes de Doper. Tian ontwaarde er Rebekka, Jaäkov en Esau in, net zoals hij de twaalf apostelen aanzag voor de twaalf zonen van Jaäkov. Zhang schrijft: “Ricci kon uiteindelijk niet anders dan toegeven dat zijn bezoeker volledig in de context van het Oude Testament sprak en dat hij geen Chinese christen was, maar een Chinese Jood.” Nadat Ai Tian de missionaris had verteld dat er in Kaifeng een hele gemeenschap gelovigen zoals hij bestond, stuurde Ricci een groep jezuïeten naar de stad. Deze constateerden dat de Joden van Kaifeng zich van zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang op zaterdag aan de sjabbat hielden, hun zonen besneden, geen varkensvlees aten en een verzameling Torarollen bezaten die identiek bleken aan die in Europa. Drie jaar later kon Ricci het niet laten een brief te schrijven aan de rabbijn van Kaifeng, waarin de jezuïet vertelde dat de messias waarop de Joden zo lang gewacht hadden, al was gekomen: Jezus Christus. De rabbijn schreef een brief terug waarin hij uitlegde dat Jezus niet de gehoopte masjiach was en dat deze nog lang op zich zou laten wachten. Pogingen van missionarissen de Kaifeng-Joden tot het christendom te bekeren, liepen op niets uit.

De rabbijn schreef een brief terug waarin hij uitlegde dat Jezus niet de gehoopte masjiach was

Al in Ricci’s tijd waren de Joden van Kaifeng echter begonnen hun religieuze identiteit te verliezen door gemengde huwelijken met Han-Chinezen (van oudsher de dominante bevolkingsgroep in het land) en assimilatie. In 1849 sloeg het noodlot toe: de Gele Rivier trad buiten zijn oevers en de watersnood verwoestte de synagoge. Zonder geld om deze te herbouwen, zonder kundige rabbijn en door de verwoestende burgeroorlog na de Taipingopstand (1850-1864), bleef er weinig over van de kehilla in Kaifeng, die ooit meer dan vijfduizend leden had geteld. Toch bleef een harde kern zich houden aan de Joodse rituelen en tradities, al raakten deze meer en meer verwijderd van de originele.

In de twintigste eeuw kwam daar de ramp van Mao Zedongs communisme overheen. Zijn Culturele Revolutie (1966–1971) had tot doel alle traditionele – in de ogen van de ‘Grote Roerganger’ dus staatsgevaarlijke – elementen uit de Chinese samenleving te zuiveren. Het dodental van de zuiveringen wordt tussen de vijf en tien miljoen geschat, waarbij etnische, culturele en religieuze minderheden ook nog eens onevenredig zwaar werden getroffen. Maar na Mao’s dood kwam er onder Deng Xiaoping in de jaren tachtig een voorzichtige opening waarvan buitenlandse Joodse organisaties als Shavei Israël gebruik maakten om nieuwe banden met de overgebleven KaifengJoden aan te knopen.

Twee Kaifeng-Joden, tweede helft 19e eeuw. Uit: The Jewish Encyclopedia

Xi’s ‘Nieuwe Era’
Een school en een gemeenschapscentrum verrezen dankzij de inspanningen van het Sino-Joodse Instituut en Shavei Israël. De stichter van die organisatie, Michael Freund, wilde er ‘een authentiek Joodse omgeving bieden waar Chinese Joden kunnen leren over Joodse geschiedenis, cultuur en waarden’. Zelfs de droom van herbouw van de verwoeste synagoge leek niet langer onrealistisch, de lokale autoriteiten keurden plannen hiervoor aanvankelijk goed. De vernieuwde kehilla in Kaifeng zag in de komst van Joodse toeristen en de bloeiende (financiële) banden met Israël de mogelijkheid tot een economische sprong vooruit, met alle positieve aspecten voor cultuur en religie van dien.

Het liep uit op een deceptie. Binnen de ‘Nieuw Tijdperk’-filosofie van president Xi Jinping is geen plaats voor zelfbewuste religieuze minderheden, hoe klein ook. Hoewel China economisch onder zijn leiding steeds kapitalistischer wordt, is de Communistische Partij tegelijkertijd bezig een steeds repressievere politiestaat te bouwen, onder Xi’s onbetwiste leiderschap. Toegegeven, de onderdrukking van de Kaifeng-Joden lijkt zich vooralsnog te beperken tot het sluiten van hun gemeenschapscentra en het uitwissen van ieder spoor van hun geloof en hun geschiedenis. Er zijn nog weinig berichten over fysieke repressie zoals die van de Oeigoeren, christelijke groeperingen of zelfs de typisch Chinese Faloen Gong-beweging, hoewel er berichten zijn dat het de Kaifeng-Joden inmiddels verboden is zich als groep te verzamelen.

Net zoals de onderdrukking van de Oeigoeren speelt de repressie tegen de Kaifeng-Joden, die niet erkend worden als religieuze minderheid maar door Beijing als Han-Chinezen beschouwd worden, zich grotendeels af in stilte. Want waar de Israëlische regering zegt zich wereldwijd in te zetten voor het lot van de Joden, komt er vanuit Jeruzalem vooralsnog geen woord van kritiek aan het adres van de Chinese president. In 2017 bezocht premier Benjamin Netanyahu Xi Jinping in Beijing, een uitgelezen mogelijkheid het lot van de Kaifeng-Joden aan te kaarten. Bibi lijkt tijdens zijn bezoek ‘wijselijk’ gezwegen te hebben over dit onderwerp, het ging immers vooral om het aanhalen van de economische banden met de machtige moloch.

De Israëlische premier Benjamin Netanyahu op staatsbezoek bij president Xi Jinping, maart 2017. Foto: Haim Zach/GPO

‘Orwelliaanse toekomst’
Dat lijkt gelukt: de Chinezen hebben sindsdien een groot deel van de haven van Haifa overgenomen en bouwen aan de hogesnelheidslijn naar Eilat, al werd dat project begin dit jaar bevroren. Op hun beurt exporteren Israëlische bedrijven hoogwaardige technologie richting China. Hierbij gaat het ook en vooral om cyberveiligheid en observatie, gebieden waar bedrijven uit de start-up nation in uitblinken. Daarbij wordt zelden de vraag gesteld waarvoor de Chinezen die technologieën precies gebruiken, hoewel het antwoord duidelijk lijkt: voor het uitbouwen van hun politiestaat, met name gericht op vervolgde minderheden. Hoe ironisch zou het zijn als de Kaifeng-Joden onderdrukt worden met behulp van technologie uit Israël, de staat van waaruit Joodse organisaties hen te hulp schoten bij het herontdekken van hun culturele en religieuze identiteit?

Worden de KaifengJoden onderdrukt met behulp van technologie uit Israël?

Als de Joodse staat vanwege economische motieven niet zijn nek wil uitsteken om de verdwijnende kehilla in Kaifeng bij te staan, mag misschien wél van Israël verwacht worden dat het weigert bij te dragen aan wat de Jerusalem Post de ‘Orwelliaanse toekomst’ van de Kaifeng-Joden noemt.

Het getto van Sjanghai
Terwijl in de jaren dertig het ene na het andere Westerse land zijn grenzen sloot voor wanhopige Joodse vluchtelingen, was er een plaats waar zij zelfs zonder papieren welkom waren: de Chinese havenstad Sjanghai. Op het hoogtepunt leefden 23.000 Joden in de stad, na 1941 de overgrote meerderheid van hen in het door de Japanse bezetter gecreëerde getto rond de Ohel Mosjee Synagoge.

Papieren van een Joodse vluchteling in het getto van Sjanghai

De reden dat zoveel Joden in Sjanghai terecht konden was de onoverzichtelijke juridische status en de daarmee gepaard gaande chaotische administratieve situatie in de stad, waar de Westerse mogendheden, China en het keizerrijk Japan met elkaar om invloed streden. Duizenden Duitse, maar ook Poolse en Litouwse Joden voegden zich er in de tweede helft van de jaren dertig bij de twee al bestaande gemeenschappen: welvarende Joden uit Bagdad en vluchtelingen van eerdere pogroms uit Rusland.

Na de aanval op Pearl Harbor stelden de Japanners, die de stad in 1937 bezetten, de ‘Besloten Sector voor Stateloze Vluchtelingen’ in, een getto waar weliswaar voedsel-en medicijnentekorten bestonden, maar dat nooit werd ommuurd zoals de getto’s in Europa. Ondanks pogingen van hun Duitse bondgenoten om de Endlösung ook naar Azië te exporteren, weigerden de Japanners de Joden uit te leveren of te vervolgen. De vluchtelingen in het getto van Sjanghai hadden het beter dan de geïnterneerde Europeanen in de Japanse burgerkampen in bijvoorbeeld bezet Nederlands-Indië.

Veel Joden konden naar Sjanghai vluchten dankzij de inspanningen van Chiune Sugihara, de Japanse consul in Kaunas, Litouwen, en Ho Feng-Shan, zijn Chinese collega in Wenen. Een opvallende anekdote verklaart misschien waarom de Japanners weigerden de Joden te vervolgen. Toen de Japanse militaire gouverneur van Sjanghai aan een rabbijn vroeg waarom de Duitsers zijn volk zo haatten zou deze hebben geantwoord: “Omdat wij klein en donker zijn.”

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *