Never a dull moment, zeggen ze in het Engels. Mijn ontregelde dagelijkse agenda vult zich met de meest vreemde gebeurtenissen. Maar sommige van die onverwachte en onvoorziene dag-vullingen, zijn bijna niet te verzinnen.
Gisteren werd ik om 8:15 uur gebeld uit Israel. Radio 2. Sjalom Jacob, klonk het aan de andere kant van de lijn. Die fout wordt wel vaker vanuit Israël gemaakt, want als ze alleen mijn achternaam kennen vergeten ze de laatste ‘s’ en blijft Jacob over. Gezien het hoogst ongebruikelijk is in Israël om iemand bij zijn achternaam te noemen en de juffrouw van de radio ook meteen zichzelf aankondigde als Sjira, alsof we elkaar al minstens tien jaar kenden, was het meteen een gezellig gesprek. Nou ja gezellig. Als een journalist of radioverslaggever belt moet ik wel even extra oppassen: 1: zit ik al in de uitzending. 2: wat kunnen de gevolgen zijn van mijn woorden. 3: is de persoon die ik aan de lijn meen te hebben, inderdaad dat wat hij/zij zegt te zijn. Na enige seconden, want pijlsnel denken en tot een diagnose komen is een eerste vereiste in het contact met media, begreep ik dat ik nog niet in een uitzending was en Sjira inderdaad van de Nationale Israëlische Radio was. Maar nu dus de vraag wat ze van me wil. Ook dat werd al snel duidelijk, maar drong pas tot mij door na ruw geschat een minuut. Ze kondigde aan dat ze me vandaag in een uitzending wilde hebben, en wel om 9:15 uur Nederlandse tijd. Ik vermoedde dat het iets te maken zou hebben met opkomend antisemitisme of een nieuwsitem dat net openbaar was geworden en te maken had met de Joodse Gemeenschap in ons land of toch weer met het briljante en pijlsnelle Nederlandse coronabeleid dat kennelijk ook in Israël zou zijn doorgedrongen. Maar ik bleek het mis te hebben. Het brandende wereldnieuws betrof de sneeuw en de daaraan gekoppelde gladheid op de wegen! De gemiddelde Israëliër zal in dit onderwerp uiteraard bijzonder geïnteresseerd zijn. Waarschijnlijk doet hij ’s nachts geen oog meer dicht van de zenuwen en ligt hij in zijn bed te woelen en vraagt zich overbezorgd af hoe het gaat met de sneeuw in Nederland. En dus had ik hedenochtend om 9:15 precies mijn drie minuten Radio-interview. Nou ja, precies. Het Israëlische precies en het Nederlandse precies lopen niet helemaal precies gelijk! Maar ondertussen hoop ik de gemiddelde Israëliër van zijn bijna traumatische bezorgdheid te hebben verlost.
Mijn kleinzoon uit Engeland die op weg was naar zijn Jesjiwa in Israël met een vier uur tussenstop op Schiphol, gaat nu zijn zesde week Amersfoort in. Hij doet vreselijk zijn best om via zijn mobile toch nog lessen te volgen in zijn Jesjiwa in Tel Aviv, maar hij is dus de enige die er niet is en dus is het studieprogramma niet echt op hem afgestemd. Vanavond reist hij af naar Almere, naar mijn dochter, om even wat verandering te hebben en maandag komt hij dan weer terug. Ondertussen heb ik wel de ambassadeur gevraagd of hij al enig idee heeft wanneer studenten voorzien van een studentenvisa weer terug kunnen. Maar het antwoord is net zo onduidelijk als corona zelf. Een andere kleinzoon, woonachtig in Montreal en nu studerend in Londen, heeft aangegeven om met Pesach naar ons te willen komen en een kleindochter in Israël, ook uit Montreal, wil dan ook met Pesach in Nederland zijn. Waarom ze niet naar Montreal gaan, gezellig Pesach bij hun ouders? Bij aankomst in Canada zouden ze dan, na de nodige testen, eerst drie dagen in een hotelkamer letterlijk worden opgesloten. Gratis hotel? Neen! Canadese $ 2000. Mochten ze onverhoopt positief uitpakken, hetgeen nagenoeg onmogelijk is gezien mij kleindochter gevaccineerd is en mijn kleinzoon zelfs bloed heeft gegeven omdat hij heel veel antibody’s heeft, maar dit telt niet voor Canada.
Ondertussen komt de daadwerkelijke uitgave van “54 dagen uit het leven van de opperrabbijn” steeds dichterbij. Hoe ik dat weet? Ik volg het helemaal niet, de uitgave was ook niet mijn idee en behalve de dagboeken schrijven heb ik er ook niets aan gedaan. Maar toch merk ik dat de datum dat het boek klaar voor de verkoop is, steeds meer nadert want ik word gebeld door bedrijven die de verkoop moeten stimuleren. Ik had een interview via zoom van 50 minuten over mijn werkzaamheden. Dat zal dan ergens online zichtbaar worden. Vervolgens kreeg ik iemand aan de lijn die met mij de presentatie wilde bespreken van de overhandiging van het eerste exemplaar. Toen kwam er ook nog een e-mail met de vraag of ik de 20 gratis exemplaren wilde ophalen of liever per post ontvang. Mocht ik voor verzending kiezen, dan moet ik wel zelf de verzendkosten betalen. En tevens kreeg ik te horen dat een aantal betrokkenen aanwezig wil zijn bij de uitreiking. Als ik heel eerlijk ben zie ik niet dat ook maar iemand geïnteresseerd is om dat dagboek als boek aan te schaffen, maar er wordt mij door deskundigen verzekerd dat ik dat absoluut verkeerd inschat. We wachten af. Afwachten is trouwens het motto van dit hele corona-tijdperk. Gewoon verstand op nul zetten en hopen op betere tijden.
Dit is een persoonlijk dagboek van de opperrabbijn en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.