Gisteravond een telefoontje over Ysselsteyn. Weer Ysselsteyn? Ja en nee. Een goede bekende van mij, oud-collega vanuit het Sinai Centrum, vraagt mij wat ik tegen zijn vriend Dhr. X heb. Hoewel ik hoop dat ik niet aan geheugenverlies lijd, had ik geen idee wie de heer X zou moeten zijn. Maar, zo gaf mijn oud-collega mij aan, ik was erg hard ten onrechte tegen hem uitgevallen in mijn dagboek en dat was dan weer overgenomen door het NRC. Wanneer het gaat om namen en soms ook om gezichten, dan heb ik gelukkig een echtgenote die altijd iedereen kent en zelfs aan kinderen kan zien wie de ouders zijn. Ik ben daarin niet zo goed, om het maar even zachtjes uit te drukken. Als verzachtende omstandigheden geldt dat als ik een zaal toespreek met honderd mensen, dan onthouden die mensen mij makkelijker dan ik die honderd mensen. Ik herinner mij een lewaja, begrafenis, op Muiderberg, de begraafplaats van de Joodse Gemeente Amsterdam. Het was snikheet en na afloop bij de koffie stond een oude man letterlijk tegen de muur te zweten. Ik naar hem toe met de vraag of ik een kop koffie voor hem mag halen. Dat mocht en ik dus door de meute, neem de koffie en weer terug. Z’n zoon stopt mij en begint een praatje, zoals dat regelmatig geschiedt. ‘Als je het niet erg vindt, dan kom ik zo terug, maar ik breng eerst even de koffie naar je vader’, zei ik tegen de zoon. Waarop de zoon mij ietwat geïrriteerd antwoordde: ‘Dat is knap, want mijn vader is acht jaar geleden overleden…’. Het leek mij toen verstandiger om even niets te zeggen. Ik had dus absoluut geen idee wie Dhr. X was en het leek mij onwaarschijnlijk dat ik hem in de media met naam en toenaam beledigd zou hebben. Maar ja, mijn oud-collega was erg stellig in zijn bewering en gaf aan dat X bezig was een DOEboek te schrijven in overleg met Ysselsteyn en nu beticht werd van Holocaust ontkenning. Er zou aangifte tegen hem worden gedaan. Ik hield vol dat ik geen idee had waarover dit ging, maar vroeg mijn oud-collega om zijn telefoonnummer opdat ik e.e.a. kon rechtzetten. Nadat ik vannacht online op zoek was gegaan naar dat DOEboek en dat vluchtig had doorgelezen, snapte ik er helemaal niets meer van. Een goed werkboek dat kinderen prikkelt om na te denken over de verschrikkingen van de oorlog. Dat boek zou, als ik het goed had begrepen, gebruikt worden in het educatieve centrum op de Duitse Begraafplaats Ysselsteyn. Vanochtend dus gebeld naar de heer X en hem gerustgesteld en aangeboden dat als hij voor de rechter moet verschijnen, ik meekom en de verdediging zal voeren. Totale waanzin! Ik heb na ampel beraad een petitie getekend tegen het eervol herdenken van landverraders op de begraafplaats Ysselsteyn, ben er inmiddels achter, na Ysselsteyn bezocht te hebben, dat het geen zwart-wit verhaal is, maar een ‘herdenking met nuance’, en dus gaat het keurig netjes opgelost worden want ieder is in dezen te goeder trouw. Maar omdat mijn handtekening onder A stond, is die handtekening zonder mijn medeweten ook onder B beland. En dus zal ik voorzichtiger moeten zijn met het ondertekenen van petities! De heer X voelde zich, totdat we elkaar spraken, diep door ‘de opperrabbijn’ gekwetst! Verder heb ik hopelijk niemand het leven direct of indirect zuur gemaakt. Ik schrijf er wat lichtvaardig over, maar dit soort geintjes doen mij pijn.
Ook pijnlijk was de hulpvraag van een Israëliër die gescheiden is en wiens ex in Nederland woont met hun gezamenlijke kinderen. Hij heeft, om reden die mij nog niet geheel duidelijk is, toestemming nodig van de ambassadeur der Nederlanden in Israël om Nederland binnen te komen. Waarschijnlijk speelt corona hier een rol. Ik heb inmiddels al zijn gegevens, maar wacht nog op zijn telefoontje waarin hij mij uitlegt wat precies het probleem is.
In de avond had ik een zoom-cursus voor de Joodse Gemeente Noord-Holland Noordwest met als onderwerp ‘orgaandonatie’, ik had me uiteraard voorbereid. En dan nog iets moois: ik ben gevraagd zitting te nemen in een bestuur van een niet-joodse organisatie. Een hele eer, maar daarom gaat het mij niet. Het is goed omdat ik vanuit die positie een uitbreiding van mijn netwerk verwacht en dat kan ik dan weer gebruiken voor wie weet wat. Welke Stichting? Mijn Advisory Board, waarin adviseurs zitten en geen vriendjes(!), vindt het verstandiger om niet de naam van de organisatie te vermelden. Er zijn er namelijk die dan meteen de organisatie zouden kunnen gaan bellen…waarom Jacobs? Dat is niet leuk, maar dit soort pesterijen is een deel van mijn Rabbinale functie. Een van de leden van mijn Advisory Board gaf mij het volgende advies:
Je hoofd omhoog, je neus in de wind.
En lap aan je laars, wat een ander ervan vindt.
Klinkt goed, alleen ik ben niet zo goed in het aan mijn laars lappen!
Dit is een persoonlijk dagboek van de opperrabbijn en valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.